Grondige samenvatting van de achtste (nieuwste) editie van het boek Psychology Gray & Bjorklund gebruikt bij het vak Inleiding Psychologie van de Open Universiteit . Inclusief plaatjes en met (hier en daar) extra toelichting om de stof beter te doorgronden. Ik heb zelf hiermee het tentamen gelijk d...
TEST BANK -- SUMMARY INTRODUCTION TO PSYCHOLOGY, 8TH EDITION BY PETER O. GRAY (AUTHOR), DAVID BJORKLUND (AUTHOR)PART 1 (PB0014) -- SAMENVATTING INLEIDING TOT DE PSYCHOLOGIE, 8E EDITIE DOOR PETER O. GR...
Introduction to Psychology (Ch.1-16)
Samenvatting Psychology - Introductory Psychology and Brain & Cognition (7201702PXY)
All for this textbook (37)
Written for
Open Universiteit (OU)
Bachelor Psychology
Inleiding in de Psychologie (PB0014)
All documents for this subject (19)
164
reviews
By: noukie1 • 2 months ago
By: mndyy__ • 2 months ago
By: markfaber • 2 months ago
By: astridvandenbrandhof • 3 months ago
By: mirnabeliz • 10 months ago
By: mkvavadze7 • 10 months ago
By: sandorhuisman • 1 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
martijnvanburen
Reviews received
Content preview
Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
Hoofdstuk 1: Uitgangspunten psychologie
Drie fundamentele ideeën over psychologie: een historisch
overzicht
De psychologie opereert op het snijvlak van de natuurwetenschappen en de
geesteswetenschappen.
concept natuurwetenschappen
Alles is te herleiden tot een oorzaak die zijn basis heeft in de materie die ervoor zorgt dat
alles zijn natuurlijk beloop heeft.
algemene definitie psychologie
Psychologie is de wetenschap die het gedrag en de geest (bewust en onbewust) van
mensen bestudeerd.
In 1879 werd de wetenschap psychologie opgericht door Wilhelm Wundt. Maar de wortels
van de psychologie liggen voor Wilhelm Wundt.
Kortweg er zijn drie psychologische gedachten stromingen:
stroming 1: materialisme
Gedrag en gedachten/gevoelens hebben een fysieke oorzaak welke wetenschappelijk kan
worden bestudeerd.
In de Middeleeuwen was filosofie sterk beïnvloed door de kerk. De kerk had als mening dat
het lichaam kan worden bestudeerd maar dat de geest/ziel een autonoom iets is dat niet
volgens vaste wetten verloopt en derhalve niet kan worden bestudeerd. Deze visie wordt
ook wel dualisme genoemd.
Descartes ging hierin heel ver: hij zei dat het lichaam een geheel autonomie machine is die
heel veel zaken zelf kan regelen zonder invloed van de ziel. Descartes zei dat de ziel in
direct contact met het lichaam moest staan om de waarnemingen van het lichaam te kunnen
ervaren, en om de beweging van het lichaam aan te sturen. Het grote verschil tussen mens
en dier volgens Descartes is dat mensen kunnen denken. Volgens Descartes heeft de ziel
maar 1 functie: kunnen denken. Via de pijnappelklier communiceert de geest met het
1 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
lichaam. Een prikkel komt binnen via de zintuigen en gaat via de pijnappelklier naar de geest
in de hersenen.
Descartes dualisme: vorm van scheiding geest en lichaam waarbij het lichaam geheel
autonoom (machine georiënteerd dualisme) was en de geest kon denken. Dit is een
voorloper van de moderne psychologie die beredeneert dat gedachten/gevoelens en gedrag
voorkomen uit materie en een natuurlijk verloop hebben.
Descartes concept is niet voldoende voor een complete psychologie vanwege de vraag hoe
een lichaam natuurwetten kan volgen terwijl het tegelijkertijd wordt beïnvloed door de geest
die niet de natuurwetten volgt. Descartes had geen interesse in theorieën over leren en
geheugen. Hij geloofde dat er enige informatie kan worden afgeleid uit ervaring, maar dat
veel van wat wij weten is aangeboren.
Hobbes is een filosoof die nog verder gaat dan Descartes: hij zegt dat je ziel niet bestaat en
dat al het menselijk gedrag kan worden verklaard uit fysieke processen en daarmee
onderhevig aan natuurwetten. Hobbes materialisme: er bestaat geen ziel, alles is
verklaarbaar uit fysieke processen.
Invloed van het materialisme op de hedendaagse psychologie
De weg werd vrijgemaakt voor de hedendaagse psychologie met het idee van fysieke
causatie van gedrag van Descartes, en definitief met het materialisme van Hobbes, omdat
zij hiermee een natuurwetenschappelijke benadering van gedrag, gedachten en gevoelens
mogelijk maakten. De ziel was door hun werk niet langer een ongrijpbaar, immaterieel
fenomeen, maar stond in direct contact met de fysieke wereld, en werd daar - in het werk
van Hobbes - letterlijk onderdeel van.
19e eeuwse fysiologie: meer weten over de machinerie van de mens
In de 19e eeuw ontdekte Magendie dat er twee zenuw paden zijn: 1 voor prikkels van de
zintuigen naar de hersenen en 1 voor commando’s van de hersenen naar de spieren.
Sechenov ontwikkelde een idee dat alle gedragen reflexen zijn op omgevingsprikkels:
reflexologie. Hierdoor werd Pavlov geïnspireerd die het Pavlov effect ontdekte.
Muller en Flourens: verschillende delen hersenen hebben verschillende functie
Een volgende belangrijke stap was dat men erachter kwam dat specifieke delen van de
hersenen specifieke functies hebben voor gedrag, ervaringen en gevoel. Dat komt omdat
zenuwen van verschillende sensoren in verbinding staan met verschillende delen van de
hersenen. Deze nieuwe ideeën helpen het vormen van psychologie omdat het een verband
veronderstelt tussen materie en gedrag.
stroming 2: empirisme
De manier waarop mensen gedragen, denken en voelen verandert in de loop van de tijd als
gevolg van opgedane ervaringen. Alle gedachten en kennis komen voort uit opgedane
ervaringen met onze zintuigen. Als een mens een machine is, dan is het een lerende
2 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
machine. Vanuit dit perspectief is er geen ‘human nature’ anders dan de mogelijkheid om je
gedrag aan te passen aan de omgeving.
Hobbes geloofde in de wetmatigheden van de materiële wereld en geloofde niet in een
niet-materiële werkelijkheid. Het enige wat volgens hem bestond is het
materiële-lichamelijke en de mens had dus geen geest of niet-lichamelijke ziel. Hij was van
mening dat alle verschijnselen uit stofdeeltjes bestonden, dus ook het bewust zijn of de ziel
van mensen zou voortkomen uit de bewegingen van stofdeeltjes in de hersenen.
Locke was het niet eens met het rationalisme. Als het hele lichaam inclusief de mentale
ervaring een materiële machine was, dan moest de omgeving, via de zintuigen,
verantwoordelijk zijn voor de kennis over die omgeving die in dat lichaam aanwezig was.
Ook Locke geloofde in de 'tabula rasa'. Een mens begint met 'lege' hersenen die door
ervaringen en indrukken worden gevuld. Locke beweerde dat alle kennis uit ervaringen en
de daaropvolgende reflectie werd gehaald. Ideeën vond hij geen objecten, maar dingen die
de geest representeren. Hij splitste deze ideeën in primaire en secundaire kwaliteiten. De
primaire kwaliteiten zijn de ideeën die direct overeenkomen met de materie die het
veroorzaakt heeft, zoals grootte en getallen. De secundaire kwaliteiten, zoals smaak, kleur
of temperatuur, hebben geen overeenkomsten met hetgeen waardoor het veroorzaakt is.
Daarnaast onderscheidt Locke de samengestelde ideeën: deze worden gevormd door de
combinatie van meerdere enkelvoudige ideeën. Een voorbeeld hiervan is een appel, dit is
een verzamelnaam van bijvoorbeeld de enkelvoudige ideeën rood, rond en zoet.
De belangrijkste manier waarop een mens leert volgens het Empirisme is via de wet van
associatie door contiguïteit. William James was een sterke voorstander van het
associationisme. Zijn theorieën gingen verder op die van Aristoteles en Locke. Zijn idee was
dat er voor het onthouden van een bepaalde gebeurtenis, zoals een bezoek aan een bar,
meerdere connecties gemaakt moeten worden tussen de componenten van de avond. Het
ophalen van herinneringen aan het verjaardagsfeestje kan door onderlinge connecties weer
een andere gebeurtenis ophalen, zoals een bezoek aan een discotheek. De twee
gebeurtenissen zijn dus onderling geassocieerd door gelijke of gerelateerde componenten.
James nam dit model letterlijk, en geloofde dat de associaties die beschreven werden direct
op fysieke connecties in het brein gemaakt konden worden. Met dit idee was James zijn tijd
ver vooruit; het verbinden van processen in het brein aan aangeleerd gedrag werd pas vele
jaren later gedaan. Tegenwoordig bouwen veel moderne theorieën voort op James' idee van
leren en geheugen.
Invloed Empirisme op hedendaagse psychologie
Locke en zijn tijdgenoten ontwikkelden met het empirisme vervolgens een van de
belangrijkste verklaringen voor menselijk gedrag, namelijk de omgeving die als bron van alle
kennis de geest vult, het lichaam in beweging zet, en dus bepaalt welk gedrag dat lichaam
vertoont. Het grootste deel van de moderne psychologie is nog altijd gebaseerd op dit idee,
namelijk dat de menselijke machinerie via de zintuigen door de omgeving wordt geprikkeld
en zodoende wordt aangezet tot gedrag.
3 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
stroming 3: nativisme
De manier waarop het lichaam werkt en gedrag/gedachten en gevoelens veroorzaakt, is een
evolutionair gevolgd van natuurlijke selectie.
Het derde idee is dat we aangeboren kennisstructuren bezitten die ons in staat stellen om te
overleven en die door natuurlijke selectie zijn ontstaan. Dit derde idee werd in eerste aanzet
vormgegeven in het nativisme. Dat is de opvatting dat de mens, onafhankelijk van de
ervaringen die hij opdoet tijdens het leven, enige vorm van aangeboren, a priori kennis
bezit die hem helpt de wereld te begrijpen. Dit idee vinden we in conceptuele vorm al bij
filosofen als Leibniz en Kant. Darwin was degene die dit idee verder ontwikkelde en
wetenschappelijk vormgaf in zijn werk. Zijn stelling is dat de lichamelijke machinerie die ons
gedrag en onze mentale ervaringen produceert een product is van het proces van evolutie
door natuurlijke selectie - en dus gericht is op voortbestaan en voortplanting van de mens.
Deze stelling bood een onderbouwing voor het gegeven dat de mens specifiek is aangepast
aan zijn omgeving, en daarin sommige dingen wel, en andere dingen niet kan leren.
Invloed van nativisme op de hedendaagse psychologie
Met hun nativisme boden Kant, maar met name ook D arwin, de psychologie het
gereedschap om te begrijpen dat de mens niet alleen kan worden beschouwd als een
machine (materialisme) die wordt aangestuurd door de omgeving (empirisme), maar vooral
ook dat die machine bij geboorte al op een heel specifieke manier in elkaar zit (nativisme),
waardoor sommige gedragingen en ervaringen wel mogelijk zijn of voor de hand liggen en
andere niet.
Elk gedrag en gevoel kan vanuit de psychologie op 9 manieren worden bestudeerd;
Ontwikkeling* Veranderingen in de loop van het
leven
4 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
* Merk op dat de ontwikkeling theoretische verklaringen hierbij wel een beetje een vreemde eend in
de empiristische bijt zijn. Want ontwikkeling wordt vaak niet alleen door de omgeving in gang gezet,
maar ook door aangeboren factoren die zich pas later in het leven ontvouwen. Juist in de
ontwikkelingspsychologie tiert de discussie tussen nativisten en empiristen dan ook welig, in de vorm
van het zogeheten nature-nurture debat, zoals we later in deze cursus zullen zien.
Als voorbeeld wordt jaloezie gebruikt om de verschillen te laten zien:
neurologisch: gedrags neurowetenschappers hebben ontdekt dat bepaalde delen van de
hersenen geactiveerd worden bij jaloezie. Neuronen veroorzaken dit.
fysiologisch: bio psychologen bestuderen de invloed van hormonen en medicijnen op het
brein om zo gedrag en ervaringen te beïnvloeden. Uit studie blijkt dat het hormoon estradiol
invloed heeft op de mate van jaloezie.
genetisch: gedrags genetici bestuderen de invloed van verschillen in het DNA op het
gedrag. Ze bekijken verschillen in het DNA bij mensen die verschillen in mate van
jaloersheid. Dat kan goed gebeuren bij tweelingen: als 1 eiige tweelingen minder jaloers zijn
dan 2 eiige tweelingen dan komt jaloersheid dus blijkbaar door verschil in genen. Uit een
studie blijkt dat 32% van de verschillen in jaloersheid voortkomt uit verschillen in genen.
evolutionair: evolutionaire psychologie bestudeert de invloed van de evolutie op gedrag.
Jaloezie kan deels verklaard worden uit overlevingsstrategie: om te kunnen overleven heb je
je partner nodig.
lerend: leer psychologen bestuderen de invloed van ervaringen op het gedrag en gevoel. De
mate van jaloezie kan in hoge mate worden beïnvloed door eerdere ervaringen.
cognitief: cognitieve psychologen onderzoeken het effect van overtuigingen, gedachten en
herinneringen zowel bewust als onbewust op gedrag. Cognitie kan niet direct worden
gemeten maar wordt afgeleid van het geobserveerd gedrag. Je kunt de cognitie vergelijken
met software die bepaalt hoe een computer reageert op input. Cognitieve psychologie wijkt
in die zien af van leer psychologie dat leer psychologen leggen verbanden tussen lering uit
ervaringen en de invloed op gedrag terwijl een cognitief psycholoog er vanuit gaat dat
ervaringen leidt tot veranderingen in kennis en overtuigingen wat kan leiden tot wijzigingen
in gedrag. Een cognitief psycholoog zal jaloezie bekijken vanuit een set overtuigingen zoals
de kwetsbaarheid van de relatie. Je kunt als cognitief psycholoog jaloezie bestuderen met
een G-diagram
sociaal: sociaal psychologen zullen kijken hoe jaloezie wordt beïnvloed door gedrag van
anderen in de groep. We moeten samenwerken en omgaan met anderen om te kunnen
overleven. Sociaal psychologen verklaren gedrag vanuit bewuste en onbewuste
overtuigingen met betrekking tot de sociale consequenties van hun gedrag. Daardoor zijn
veel sociaal psychologische verklaringen ook vaak cognitieve verklaringen. Ze zullen
jaloezie bekijken vanuit de verwachtingen heeft tav de omgeving: hoe zullen anderen
reageren, is het sociaal geaccepteerd om met anderen te daten, etc. Conformiteit is
belangrijk.
cultureel: cultureel psychologen bestuderen bedrag vanuit de cultuur. Waar sociaal
psychologen de directe sociale invloed bestuderen zullen cultureel psychologen kijken naar
de overtuigingen van de hele groep-land-cultuur mbt hoe omgegaan wordt met trouw,
vreemdgaan etc. De geschiedenis, economie en het geloof zijn heel belangrijk voor cultureel
psychologen.
5 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
ontwikkeling: ontwikkel psychologen kijken wat de invloed is van je leeftijd en het ouder
worden op je gedrag. Onderzoekers hebben bijvoorbeeld ontdekt dat mensen die veilige
relaties met hun ouders en vrienden hebben gehad in hun jeugd dat die ook vaak in staat
zijn om veilige relaties zonder al te veel jaloezie op te bouwen tijdens de volwassenheid.
Al deze negen niveaus van analyses zijn aanvullend op elkaar. Daarnaast heb je ook nog
andere vormen van psychologie die meer onderwerp georiënteerd zijn. Zoals perceptie
psychologie, emotie psychologie en zintuigen psychologie. Persoonlijkheids psychologie en
abnormale psychologie bestuderen de individuele verschillen tussen mensen. Sterk
gerelateerd aan abnormale psychologie is klinische psychologie welke met medicijnen het
gedrag van mensen bestuderen en beïnvloeden.
Verband psychologie met andere wetenschappen
De wetenschap is te verdelen in drie soorten:
natuurwetenschappen: biologie, scheikunde, natuurkunde
sociale wetenschappen: politicologie, economie, sociologie en antropologie
mens wetenschappen: kunst, muziek, talen en filosofie
Psychologie ligt precies in het midden op het raakvlak van natuurwetenschappen, sociale
wetenschappen en menswetenschappen.
6 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
Hoofdstuk 2 - Methodologie
Het verhaal van Clever Hans
Clever Hans is een verhaal dat gaat over een paard van meneer van Osten dat
ogenschijnlijk kan rekenen, tellen, etc. Psycholoog Oskar Pfungst ontdekte dat het paard dat
niet kon maar slechts reageerde op hoofdbewegingen van omstanders die het antwoord
kennen. Deze anekdote illustreert mooi een aantal fundamenten van wetenschappelijk
onderzoek:
- Objectieve observaties van gedrag leidt tot het opstellen van theorieën over de
verklaring van gedrag die mogelijk waar zouden kunnen zijn. Deze leiden tot
specifieke testbare voorspellingen: hypotheses. Bij clever Hans dacht Pfungst dat het
paard reageerde op visuele tekenen van zijn omstanders. Dat was de theorie van
Pfungst.
- Skepticism is erg belangrijk: sceptici proberen een theorie onderuit te halen.
Daarmee wordt een theorie getest. Een wetenschappelijke theorie wordt
geloofwaardiger als herhaaldelijke pogingen om het tegendeel te bewijzen
mislukken. Pfungst scepticisme maakte dat hij testen ging opstellen om zijn theorie te
bewijzen.
- Om hypotheses te kunnen testen, zorgen wetenschappers voor een controleerbare
omgeving die door anderen kunnen worden nagedaan waarbinnen ze hun
waarnemingen doen. Pfungst zette bijvoorbeeld oogkleppen op het paard.
- Wetenschappers hebben zelf verwachtingen over wat de uitkomst van hun
onderzoek zal zijn. In psychologie kan het zijn dat degene die worden onderzocht
(mensen en dieren) zien hoe de wetenschappers reageren op hun gedrag en
vervolgens hun gedrag daarop aanpassen met gewenst gedrag. Dit was het geval bij
het paard Hans dat reageerde op onbewuste gedragingen van de wetenschappers
die hem onderzochten en concludeerden dat Hans echt kon rekenen.
Soorten onderzoek strategieën
Onderzoeksstrategie kunnen worden gecategoriseerd in drie dimensies:
1. Wat voor type onderzoek: experiment, correlatie en beschrijvende studies
2. Wat voor setting: veldwerk of laboratorium
3. Hoe wordt de data verzameld: zelf rapport of observatie
Er zijn drie soorten van onderzoek design/ontwerp:
1. Een experiment is de meest geschikte methode om oorzaak-gevolg relaties vast te
stellen. In een experiment proberen we de situatie zoveel mogelijk onder controle te
houden, en manipuleren we vervolgens één variabele - de onafhankelijke variabele,
bijvoorbeeld: de hoeveelheid zout in een bak friet - om te bekijken of een andere
7 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
variabele daardoor beïnvloed wordt - de afhankelijke variabele, bijvoorbeeld: de
hoeveelheid friet die mensen eten. Als nu blijkt dat bij hogere zoutgehaltes mensen
steeds meer friet eten, dan mogen we concluderen dat het zoutgehalte een van de
oorzaken is voor overmatige friet consumptie.
De variabele die de oorzaak is = de onafhankelijke variabele (omstandigheden). De
variabele die wordt beïnvloed is de afhankelijke variabele (gedrag). Er wordt 1
afhankelijke variabele gewijzigd terwijl de rest hetzelfde blijft zodat de relatie tussen
de twee variabelen goed kan worden bestudeerd. Je hebt within-subject
experimenten waarbij dezelfde participant meerdere experimenten ondergaat) en
within-groep experimenten waarbij verschillende groepen mensen het experiment
ondergaan met per groep een verschillende waarde van de variabele. Bij een
experiment kun je iets zeggen over de aard van een verandering in de afhankelijke
variabele als gevolg van de verandering van de onafhankelijke variabele.
2. Bij correlationeel onderzoek voer je een manipulatie zoals in een experiment niet
uit, meestal vanwege praktische of ethische bezwaren tegen het beïnvloeden van je
deelnemers. In dat geval beïnvloed je dus niet een onafhankelijke variabele om te
zien wat daarvan het effect is op een afhankelijke variabele, maar meet je gewoon
twee variabelen, om te zien of er een verband is tussen beide. In zulke studies
kunnen we dus niet vaststellen wat oorzaak en wat gevolg is, maar wel voorspellen
hoe de variatie op de ene variabele - bijvoorbeeld werkdruk - zal samenhangen met
een variatie op de andere - bijvoorbeeld productiviteit op de werkvloer. Correlatie
betekent geen causaliteit.
3. Descriptief of beschrijvend onderzoek is het meest geschikt als we in veel detail
willen beschrijven hoe processen verlopen. Met descriptief onderzoek kunnen we
geen verbanden vaststellen omdat we niet systematisch meerdere variabele meten,
laat staan dat we oorzaak-gevolgrelaties kunnen vaststellen. Daarvoor zouden we
immers niet alleen twee variabelen moeten meten, maar ook nog eens een van beide
systematisch moeten manipuleren. Beschrijvend onderzoek is wel heel geschikt om
nauwkeurig in kaart te brengen hoe een specifieke groep mensen, of één individu,
zich gedraagt in een specifieke context.
Naast het onderzoeksdesign zijn er ook twee soorten onderzoek settings:
1. Laboratoriumonderzoek: het voordeel van laboratoriumonderzoek i s dat de
onderzoeker zeer nauwkeurig de omgeving kan beheersen en precies kan
manipuleren wat hij wil onderzoeken. Nadeel is wel dat de laboratoriumomgeving daardoor
vrij steriel is, en relatief weinig relatie heeft tot de dagelijkse praktijk. Wat vertellen de
onderzoeksbevindingen dan nog over het menselijk gedrag in een natuurlijke context?
2. Veldonderzoek: bij veldonderzoek t rekt de onderzoeker erop uit, om data te verzamelen
in de alledaagse praktijk. De voor- en nadelen zijn dan ook tegengesteld aan die van
laboratorium. Bij veldonderzoek krijg je veel meer zicht op hoe het gedrag van mensen zich
afspeelt in een alledaagse context. Nadeel is wel dat in veldonderzoek de omgeving veel
moeilijker te controleren is. Je kunt er dus best experimenten uitvoeren, maar daarbij is het
veel moeilijker om te voorkomen dat allerlei verstorende factoren je onderzoeksresultaten
beïnvloeden.
8 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
,Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
Twee soorten van data verzameling:
1. Zelfrapportage: bij zelfrapportage methoden v ragen we aan mensen om zelf te
beschrijven hoe zij zich gedragen, of wat zij denken en voelen. Soms gebeurt dit
door introspectie, waarbij iemand ongestructureerd reflecteert op de inhoud van zijn
bewustzijn. Meestal doen we dit echter met meer gestructureerde vragenlijsten. Het
grootste probleem van deze methoden is dat je m ensen zelf laat oordelen over hun
gedrag, en dat daardoor de objectiviteit van je data in het geding is. Wat mensen
zeggen dat ze doen, is nou eenmaal niet altijd wat zij ook echt doen.
2. Observatie: dit probleem heb je niet wanneer je observationele methoden h anteert.
Daarbij kijk je namelijk gewoon naar wat mensen doen. Soms doe je dat op een
ongestructureerde manier, door alledaags gedrag te observeren. Vaak gebeurt dit
ook in een veldexperiment waarin mensen in een testsituatie geplaatst worden en
vervolgens nauwkeurig wordt vastgelegd hoe zij die situatie doorstaan. Het grootste
probleem bij observationele methoden is dat mensen zich vaak anders gedragen
als zij weten dat ze geobserveerd worden. Daarom is het van belang om observaties
zo onopvallend mogelijk uit te voeren.
Hawthorne effect:
Als mensen zich anders gedragen omdat ze weten dat ze worden geobserveerd. Dit kan
worden verminderd als mensen eraan gewend raken dat ze worden geobserveerd. Denk
aan Big Brother huis: op een gegeven moment stoor je je er niet meer aan en gedraag je je
zoals altijd.
Statistische methoden in psychologie
Er zijn twee soorten statistische procedures:
1. Beschrijvende statistieken
2. Inferentiele statistieken
Beschrijvende statistieken
gemiddelde gemiddelde score
mediaan middelste score
standaard afwijking Mate van spreiding tov de mediaan. Hoe groter de
spreiding tov van de mediaan, hoe groter de
standaard afwijking.
correlatiecoëfficiënt De mate waarin er een relatie is tussen de gemeten
variabelen. Deze ligt tussen -1 en 1. Hoe groter het
getal, hoe sterker de relatie tussen de twee
variabelen. Dit kan alleen worden gebruikt als beide
variabelen kunnen worden gemeten in cijfers.
9 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
, Psychology - Gray & Bjorklund - eighth edition
Statistisch significant
Resultaten zijn statistisch significant als de p-waarde lager is dan 0,05. Oftewel lager dan
5%. Dat betekent dat de kans dat de resultaten zijn ontstaan als een random resultaat lager
is dan 5%.
Je hoeft de p-waarde niet te kunnen berekenen. Maar van invloed zijn:
- de omvang van het waargenomen effect: hoe groter hoe beter.
- het aantal onderwerpen dat wordt bestudeerd. Grote steekproeven zijn minder
onderhevig aan kansen dan kleine steekproeven.
- de hoeveelheid variatie in data binnen elke groep. Hoe minder variatie, hoe beter.
Bias en random variatie
Bias is de natuurlijke variatie die ontstaat rond onderzoeksresultaten: alle punten van een
darter liggen rond de bulls eye maar nooit allemaal er precies in. Random betekent dat alle
punten gelijk verdeeld liggen over het dartbord. Random en bias samen zorgt ervoor dat alle
punten verdeeld liggen rond de bulls eye. Dit kan in psychologisch onderzoek gebeuren als
bijvoorbeeld twee testgroepen worden gebruikt waarbij de ene testgroep op een bepaalde
systematische wijze afwijkt van de andere testgroep. Bias kan worden voorkomen door
groepen echt random te kiezen uit de grotere populatie die wordt onderzocht. Bias kan ook
komen door verwachtingen van waarnemers of verwachtingen van de respondenten. Dit kan
worden voorkomen door de waarnemers en respondenten ‘blind’ te houden. Oftewel zorgen
dat ze zo min mogelijk informatie krijgen over het onderwerp van het onderzoek.
Dubbel blind onderzoek: onderzoek waarbij zowel de waarnemer als de respondent blind
zijn gehouden.
Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van de meetresultaten is de mate waarin elke keer als er getest wordt
dezelfde meetresultaten verschijnen onder dezelfde testomstandigheden. Dit wordt ook wel
vervangbaarheid genoemd.
Een andere vorm van betrouwbaarheid is interobservatie: de mate waarin een bepaalde
observatie door verschillende waarnemers op dezelfde manier wordt waargenomen. Dit kan
worden bereikt door een goede operationele definitie. Bijvoorbeeld agressie: het beschrijven
van specifiek agressief gedrag zoals het geven van een schop/duwen/etc. Maar heel
ingewikkeld is het dat verschillende waarnemers hetzelfde gedrag ook echt op dezelfde
manier waarnemen.
validatie
De mate waarin de gemeten afhankelijke variabelen daadwerkelijk met elkaar te maken
hebben. Bijvoorbeeld als je onderzoekt wat de relatie is tussen iemands duimlengte en zijn
persoonlijkheid kun je uitstekend betrouwbaar meten: immers een duimlengte is goed te
meten. Maar het is niet valid. Immers deze twee zaken hebben niets met elkaar te maken.
Als dit goed lijkt te zitten, dan is er sprake van gezichts validatie.
10 Samenvatting gemaakt door Martijn van Buren
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller martijnvanburen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.96. You're not tied to anything after your purchase.