1.1 Elke generatie kiest opnieuw.
Vrije keuze: je mag zelf kiezen. Bijvoorbeeld: op vakantie met vrienden of je ouders.
Gedwongen keuze: je kan niet kiezen. Bijvoorbeeld: ouderen moeten wel met pensioen.
1.2 Welke kosten tellen mee?
Ook bedrijven moeten keuzes maken: machines of werknemers? Consumeren: goederen
worden aangeschaft door de eindgebruiker, gebruikt het niet om te produceren. Investeren:
als kapitaalgoederen worden aangeschaft door een bedrijf -> inzet in productieproces.
Middelen kunnen op verschillende manieren ingezet: alternatieve aanwendbaarheid.
Schaars in dagelijks taalgebruik: een gebrek -> absolute schaarste. In de economie is het
relatieve schaarste -> wordt inspanning geleverd om een product te verkrijgen. Goederen
waarvoor geen schaarse middelen worden opgeofferd zijn vrije goederen (zon, lucht).
Opofferingskosten
Bij een keuze kies je het alternatief met de hoogste waarde, opofferingskosten zijn waarde
van het op een na beste alternatief (geld, tijd, energie, plezier). Bijv. leren of werken, als je
leert offer je 20 euro op, als je gaat werken offer je misschien je overgang van school op.
1.3 Het budget, wat koop je ervoor?
Kiezen
Als je budget €10 is, kan je dit max. uitgeven. Mogelijke combinaties van 2 producten plaats
je in een budgetvergelijking, bijv: 10 = 0,20b + 0,08m. Je kan kiezen voor het een of ander,
maar je kan ook combineren. Een verandering van behoefte leidt tot verschuiving van de
budgetlijn. De ligging verandert alleen door het budget (evenwijdige verschuiving) en de
prijzen (verandering helling).
Koopkracht van het budget
Met het nominale budget kan je bepaalde hoeveelheid goederen en diensten kopen, maar
hoeveel? De koopkracht/reële waarde van budget hangt af van prijzen. Als nominale budget
met 10% stijgt en prijzen ook, blijft de reële waarde hetzelfde. (Zie opdracht 14)
1.4 De invloed van andermans keuze.
Speltheorie
Als 2 mensen moeten kiezen en niet weten wat de ander doet heet dit simultaan. Het
besluit van de een heeft ook invloed op de opbrengst van de ander. Situatie wordt opgevat
als spel: - spelers: zij nemen de beslissingen (mens of bedrijf), ze weten evenveel van elkaar
en de informatie is dus symmetrisch. Ze streven naar een zo goed mogelijk resultaat. -
pay-off: het verwachte resultaat in opbrengst (geld of tijd), de hoogte wordt weergegeven in
tabel: de pay-off matrix (resultatenmatrix). (Voorbeeld: blz 13 tabel 1.2).
, - strategie: elke situatie vraagt om een andere keuze of strategie. Ze gaan opzoek naar de
dominante strategie, de strategie die het meest oplevert.
- evenwicht: een voorspelling van de uitkomst van het spel. In een Nash-evenwicht kunnen
de spelers de opbrengst niet verbeteren door alleen zelf de strategie te veranderen.
Het gevangenendilemma
Bij een gevangenendilemma hebben beide spelers een dominante strategie, maar het Nash
evenwicht is suboptimaal: voor beiden ongunstig. Elke speler wil kiezen voor de voordeligste
strategie, maar als ze dat beide doen, zijn ze slechter af. Coöperatief opstellen zorgt voor een
beter resultaat: overleggen. Als dat mag, moet er vertrouwen zijn (een na beste kiezen).
Een herhaald simultaan spel
Als een gevangenendilemma zich vaak herhaald, kan het leiden tot coöperatief opstellen.
De keuze is opruimen of niet: in je eentje opruimen kost meer tijd dan met twee. Ook is er
tijd nodig voor zoeken, als er wordt opgeruimd is deze tijd korter. Deze keuze moet elke
week gemaakt worden: heeft invloed op de strategie. Het is mogelijk dat een van de spelers
afwijkt van de dominante strategie en afwacht wat de ander doet. Gaat de ander mee in de
nieuwe strategie: samenwerking. Zo niet: niet-coöperatieve strategie.
Bindende afspraken
Coöperatieve opstelling kan ook ontstaan door een afspraak. Voor reputatie zal je je aan de
afspraak houden, de afspraak is dan bindend, omdat beiden er belang bij hebben zich eraan
te houden. Vaak is straffen de enige manier om coöperatief gedrag af te dwingen. Als er een
bbq is van school en leerlingen moeten 8 euro inleggen, zullen sommigen niks geven en
profiteren van de anderen. Dit is meeliftersgedrag. Maar als iedereen dit doet is er geen
bbq, er ontstaat dus een gevangenendilemma. De mentor moet voorkomen dat dit gebeurt
en de meelifters opsporen en straffen: uitsluiten of namen bekend maken.
Hoofdstuk 2: risico en informatie.
2.1 Inleiding.
Altijd zijn we bezig met ruiltransacties (boodschappen, auto opladen, iets kopen etc.).
2.2 De wereld van transacties.
Stel dat Tim tweedehands een scooter wil kopen voor 750 euro. Naast de prijs zijn er ook
andere kosten voor de transactie: tijd besteed aan informatie zoeken, contact met verkoper,
hem bezoeken en te onderhandelen. Alle tijd, geld en moeite om een transactie tot stand te
brengen: transactiekosten. Ook de verkoper heeft zulke kosten. Koop en verkoop is een
ruiltransactie: eigendomsrechten uitgewisseld. Hoewel contracten regels hebben, zijn er
altijd onzekerheden. Als alle onvoorziene gebeurtenissen erin staan is het een volledig
contract, maar die bestaan alleen in theorie. Partijen zoeken wel informatie om het zo
volledig mogelijk te maken. Hoe meer risico’s, hoe hoger de transactiekosten. Om de
uitvoering makkelijker te maken zijn er normen en waarden waar iedereen zich aan moet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anouk228. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.12. You're not tied to anything after your purchase.