4.1 Behoefte aan financiële informatie
De vraag om financiële informatie kan afkomstig zijn van bestuurders en managers. Zij gebruiken ze informatie bij het nemen
van beslissingen. Zo willen ze voordat ze beslissen weten wat de financiële gevolgen zijn. Ook buitenstaanders (externe
belangstellenden), zoals verschaffers van het eigen en vreemd vermogen, zijn geïnteresseerd in de financiële situatie van een
onderneming.
De financiële overzichten en de kerngetallen die we op basis daarvan berekenen zijn stuurvariabelen. Daarmee bedoelen we
dat ze kunnen worden gebruikt bij het besturen van een organisatie.
4.3 Rentabiliteit
De volgorde die we bij het berekenen van de financiële resultaten van een onderneming aanhouden is niet toevallig. In
eerste instantie brengen we op de opbrengsten (=omzet) alle kosten in mindering die direct of indirect te maken hebben met
het primaire proces (met uitzondering van interestkosten). Het verschil tussen de omzet en alle kosten (uitzondering
interestkosten) noemen we EBIT.
NV OF BV
Op de EBIT maken in eerste instantie de verschaffers van het vreemd vermogen aanspraak. Na aftrek van de interestkosten
resteert de winst voor belasting, waarover de nv of bv vennootschapsbelasting moet betalen. Het bedrag dat overblijft na
aftrek van vennootschapsbelasting is beschikbaar voor de aandeelhouders (vergoeding voor de verschaffers van het eigen
vermogen).
De earning before interest and taxes (EBIT) wordt bij een nv of bv als volgt verdeeld:
o De verschaffers van het vreemd vermogen (interestkosten).
o De overheid (te betalen vennootschapsbelasting).
o De verschaffers van het eigen vermogen (winst na vennootschapsbelasting).
We berekenen de rentabiliteit door de ontvangen vergoeding te delen door de omvang van het beschikbaar gestelde
vermogen:
Rentabiliteit = (de ontvangen vergoeding (winst of verlies) : Gemiddeld geïnvesteerd vermogen) x 100%
Bij de berekening van de rentabiliteit van ondernemingen maken we ook onderscheid in rentabiliteit van het totale
vermogen (Rtv), de gemiddelde kosten van het vreemd vermogen (Kvv) en rentabiliteit van het eigen vermogen (Rev). Om
deze rentabiliteitskengetallen te berekenen, moeten we een verband leggen tussen de opbrengst van het vermogen en het
geïnvesteerd vermogen.
Als het vermogen gelijkmatig tijdens een periode verandert, mogen we het gemiddelde berekenen door de waarde aan het
begin van de periode op te tellen met de waarde aan het einde van de periode en de som te delen door 2.
Om de rentabiliteit van het totale vermogen te berekenen, vergelijken we de omvang van de EBIT met de omvang van het
totale vermogen.
Over het resultaat voor belasting (=ebit – internestkosten) moet door de nv of bv vennootschapsbelasting worden betaald.
Voor de aandeelhouders van de nv of bv is slechts het resultaat na aftrek van vennootschapsbelastingen beschikbaar.
Daarom geldt:
Rentabiliteit eigen vermogen (Rev) = (Resultaat na belasting : Gemiddeld eigen vermogen) x 100%
De gemiddelde kosten van het vreemd vermogen (Kvv) berekenen we door de interestkosten te delen door de omvang van
het gemiddeld vreemd vermogen.
Als de Rtv groter is dan de Kvv spreken we van een positieve hefboomwerking: de onderneming verdient aan iedere euro
vreemd vermogen.
De mate waarin hefboomwerking van de vermogensstructuur optreedt, hangt af van de verhouding tussen het vreemd
vermogen en het eigen vermogen (VV/EV). De hefboomwerking van de vermogensstructuur treedt op als Rtv niet gelijk aan
Kvv.
(Rtv – Kvv) x (VV : EV)
Als Rtv hoger is dan Kvv wordt er winst gemaakt op iedere euro aan vreemd vermogen. Deze winst op vreemd vermogen
verhoogt de rentabiliteit voor de verschaffers van het eigen vermogen (Rev stijgt). We spreken dan van een postivieve
hefboomwerking. Als Rtv lager is dan Kvv wordt er verlies geleden over iedere euro vreemd vermogen, we spreken dan van
een negatieve hefboomwerking.
Een onderneming die op lange termijn wil blijven voortbestaan, zal ervoor moeten zorgen dat haar ebit een zodanige omvang
heeft dat het toereikend is om:
o Aan de verschaffers van het vreemd vermogen de vereiste interest te betalen.
o De verschuldigde belastingen te betalen.
o Aan de verschaffers van het eigen vermogen de vereiste vergoeding te betalen.
Invloed van niet-rentedragend vreemd vermogen
Vreemd vermogen kunnen we verdelen in rentedragend en niet-rentedragend vreemd vermogen. Een Kvv van 6% betekent
dat een bedrijf gemiddeld €6,- interest moet betalen over iedere €100,- vreemd vermogen.
Bij rechtsvormen die geen
rechtspersoon zijn, zoals een
eenmanszaak of een vof, kan de
Rev relatief hoog uitvallen in vergelijking met rechtsvormen die wel rechtspersoonlijkheid bezitten, zoals nv of bv.
Rentedekkingsfactor
Uit de rentedekkingsfactor kunnen we afleiden of een onderneming in staat is de interestkosten terug te verdienen (te
dekken). De rentedekkingsfactor is de verhouding tussen de ebit en de hoogte van de
interestkosten.
Een hoge rentedekkingsfactor wijst erop dat de ebit van de onderneming groot
genoeg is om de interestkosten te dekken (terug te verdienen).
Kerngetallen (stuurvariabelen) zijn getallen die de specifieke (financiële) kenmerken van een onderneming weergeven.
4.4 Liquiditeit
Om de liquiditeit te beoordelen vragen we ons af of een onderneming in staat is haar financiële verplichtingen op tijd na te
komen. Een onderneming is liquide als zij op ieder moment in staat is aan haar betalingsverplichting te voldoen.
Current ratio
Om de liquiditeit van een onderneming te beoordelen, vergelijken we de omvang van de vlottende activa met de omvang van
de vlottende passiva (vreemd vermogen op korte termijn). Deze verhouding heet current ratio.
Een current ratio lager dan 1 betekent dat de onderneming op korte
termijn waarschijnlijk meer gelduitgaven heeft dan ze aan liquide
middelen op korte termijn beschikbaar krijgt.
Quick ratio
Bij de berekening van de current ratio nemen we aan dat de voorraden op korte termijn in liquide middelen kunnen worden
omgezet en kunnen worden gebruikt voor het betalen van de schulden op korte termijn. Het kan echter voorkomen dat de
voorraden niet courant zijn en dat het nog geruime tijd duurt voordat de voorraden kunnen worden verkocht en in liquide
middelen kunnen worden omgezet. In dat geval maken we gebruik van de
Quick ratio.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ckaal1992. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.