100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Hogeschool Utrecht kennistoets fysiotherapie blok A jaar 1 $4.31
Add to cart

Summary

Samenvatting Hogeschool Utrecht kennistoets fysiotherapie blok A jaar 1

25 reviews
 1110 views  80 purchases
  • Course
  • Institution

De kennistoets fysiotherapie blok A jaar 1 van de Hogeschool Utrecht. Alle hoorcolleges van dit blok (1 t/m 23) zijn hierin verwerkt, waarbij aan de hand van de aantekeningen van deze colleges, verwerkt met samenvattingen uit de tekstboeken, de leerdoelen van elk hoorcollege worden beantwoord en di...

[Show more]
Last document update: 5 year ago

Preview 4 out of 29  pages

  • September 29, 2019
  • October 11, 2019
  • 29
  • 2019/2020
  • Summary

25  reviews

review-writer-avatar

By: dingetjesacc • 1 month ago

review-writer-avatar

By: bingkronenburg • 1 year ago

review-writer-avatar

By: b1hermans • 2 year ago

review-writer-avatar

By: mmoslemi • 2 year ago

review-writer-avatar

By: fleurverleg • 2 year ago

review-writer-avatar

By: anneleynedalm02 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: guuswolswinkel • 3 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Hoorcollege 1 - positieve gezondheid
De student
•Heeft een historisch besef van de ontwikkeling van de visie op gezondheid
•Kan actuele definities van gezondheid vertalen naar de rol van de beweegzorgprofessional
•Heeft een historisch besef van de ontwikkeling van de activiteiten van de beweegzorgprofessional
•Herkent een ontwikkeling van “therapeut-centered” naar “Patient-centered”
•Herkent de ontwikkeling van goeroe-based naar evidence based
•Heeft een beeld van de huidige visie op gezondheid, en gezondheidszorg
•Ontwikkelt een visie op zijn individuele invulling van de beweegzorgprofessional

Gezondheid vroeger: toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn, niet slechts
afwezigheid van ziekte.
Gezondheid nu: vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke,
sociale en emotionele uitdagingen in het leven.

Modellen om iets te zeggen over gezondheid:

- Biopsychosociaal model: factoren die medebepalend zijn voor de gezondheid.




- ICF-model




- Model van positieve gezondheid (Machteld Huber)




Evidence based practice: wat jij doet moet bewezen zijn dat het werkt. Drie componenten: research, ervaring
en kennis van de therapeut en perspectief van de cliënt.
Dus niet goeroe based werken= alleen maar je eigen kennis gebruiken.

,We veranderen van therapeut-centered naar cliënt-centered: de patiënt wordt betrokken bij het bedenken
van de oplossing: systeemvisie.

Holistische visie: zicht op het geheel, niet alleen je lichaam dus maar bijv. ook geestelijk enz.

Sedentair gedrag: zitten, weinig beweging, kan leiden tot chronische ziekten.


Hoorcollege 2 - spierbouw en spieractiviteit
De student .....
1. kan uitleggen wat de functionele verschillen zijn tussen de drie soorten spierweefsel (glad, hart,
skeletspierweefsel).
2. kan de algemene indeling van spieren naar vorm en vezelverloop (spier-architectuur) beschrijven en kan
uitleggen wat daarvan de functionele consequenties zijn wat betreft fysiologische doorsnede, hefhoogte en
het moment dat de spier kan leveren.
3. kan uitleggen wat het (functionele) onderscheid is tussen een agonist, een synergist, een neutraliserende
spier, een stabiliserende spier en een antagonist
4. kan de drie verschillende contractievormen (concentrisch, isometrisch,
excentrisch) uitleggen.
5. kan de bouw en functie van dwarsgestreept spierweefsel beschrijven.
6. kan het mechanisme van de spiercontractie en spierontspanning
uitleggen.
7. kan eigenschappen van langzame en snelle spiervezels beschrijven en
de verschillen daartussen verklaren.
8. kan uitleggen hoe motorische eenheden in een spier functioneren.

Om een spier zit een stevige bindweefsellaag: de fascie. Daarbinnen is de
spier omgeven door een dunnere bindweefsellaag: het epimysium. Binnen
de spier zitten bundels: fasculi (ev: fascikel). Elke bundel is omgeven door
een dunne bindweefsellaag: het perimysium. Elke fascikel bevat een aantal
spiervezels. Elke spiervezel is ook weer omgeven door een dunne
bindweefsellaag: het endomysium. De bindweefsellagen bieden ruimte voor
bloedvaten en zenuwvezels. Aan de uiteinden van de spier lopen de
bindweefsellagen door in het peesweefsel. Via de bindweefselstructuren
brengt de spier de kracht over op het skelet.

Een spiervezel is hetzelfde als een spiercel. In het plasma van spierweefsel
zitten myofibrillen, deze zorgen voor de dwarse streping in een skeletspier.
Myofibrillen zijn de contractiele elementen van een spier. Een spiervezel verlengen gebeurt door het
verlengen van myofibrillen. Een spiervezel dikker laten worden, gebeurt door meer myofibrillen te maken.

In de myofibrillen zitten eiwitten: de myofilamenten. Deze bestaan uit actine- en myosinefilamenten. Als er
brugvorming ontstaat tussen myosine en actine, schuiven de beide filamenten over elkaar heen en vindt er
contractie plaats omdat de spier dan korter wordt (sliding filament theory) Myosine en actine liggen in een
honingraatpatroon in de spiervezel en hierdoor zijn er dus Z-lijnen zichtbaar. De ruimte tussen twee Z-lijnen
is een sarcomeer. Deze sarcomeer is de contractiele eenheid van een spiervezel. Sarcomeren zijn met
elkaar in serie geschakeld waardoor, als de sarcomeren allemaal een heel klein stukje langer of korter
worden, de spier op zichzelf toch flink langer of korter kan worden.

Een agonist en antagonist zijn elkaars tegenovergestelde. Een agonist is een buigende spier, een antagonist
is een strekkende spier.
Synergist maakt samen met de agonist een buiging mogelijk. De synergist is de ‘meewerkende’ spier,
contraheert pas als de beweging al is begonnen.
Neutraliserende spier: verhindert ongewenste bijwerkingen van de agonisten en synergisten.
Stabiliserende spier: spier die zonder opmerkelijke beweging samentrekt om een gewricht te stabiliseren.


Concentrische contractie: spier wordt korter
Excentrische contractie: spier wordt langer
Isometrische contractie: lengte blijft gelijk

, Langzame spiervezels (type Snelle spiervezels (type IIB),
I), rood wit/lichtroze
Langdurige contractie met Korte, snelle contractie met
weinig kracht (slow veel kracht (fast twitch=snel
twitch=langzaam vermoeibaar)
vermoeibaar)
Weinig myofybrillen, kleine Veel myofibrillen, grote
diameter spiervezel diameter spiervezel
Lage prikkelfrequentie nodig Hoge prikkelfrequentie
(lage fusiefrequentie) nodig (hoge fusiefrequentie)
Veel capillairen, veel Weinig capillairen, weinig
myoglobine myoglobine
Klein ATP-verbruik Groot ATP-verbruik
Langdurende prestatie, Korte, explosieve prestatie,
duursport sprinten/gewichtheffen
Vooral energie door Vooral energie door
verbranding vetzuren anaerobe glycolyse
Vooral kleine a2- Vooral grote a1-
motoneuronen motoneuronen (grove
(nauwkeurige motoriek) motoriek)
Daarbij zijn er nog intermediaire spiervezels: deze zitten tussen langzame en snelle in.

Vier fases spiercontractie:
1. Excitatie
Actiepotentiaal van motorische zenuwvezel wordt overgebracht op spiercelmembraan en gaat via T-tubili
naar binnen.
2. Latentietijd
Potentiaal wordt overgedragen op het buizenstelsel in plasma (Sarcoplasmatisch reticulum). Dit leidt tot
vrijkomen van Ca2+ en diffusie hiervan naar myofilamenten (=myosinekop+actinefilament). De ionen
deblokkeren de actine-myosinebindingsplaatsen.
3. Contractiefase
Brugvorming tussen myosine en actine met behulp van ATP. Myosinekop trekt het actinefilament naast zich:
de sarcomeer wordt korter: contractie.
4. Relaxatiefase
Calcium wordt teruggepompt in SR (m.b.v. ATP). Blokkering van bruggen treedt weer op en de spier
ontspant zich.

Sarcotubilair systeem: bestaat uit T-tubuli en SR.

Drie soorten spierweefsel:
- Glad spierweefsel
In wanden van organen en bloedvaten. Zijn niet bewust te beïnvloeden maar reageren op prikkels uit het
zenuwstelsel. Bloedvaten vernauwen/verwijden.

, - Hartspierweefsel
Alleen in hart. Niet bewust te beïnvloeden maar lijken qua structuur meer op skeletspiervezel: dwarse
streping. Hart laten contraheren.
- Dwarsgestreept spierweefsel
In skeletspieren. Door pezen verbonden aan botten. Bewust te beïnvloeden waardoor je kunt bewegen.

Motorische eenheid: bestaat uit een motoneuron, zijn zenuwvezel (axon) en alle spiervezels die hieraan
verbonden zijn. Skeletspieren krijgen hun prikkel van a-motoneuronen: de zenuwcellen. De prikkel bereikt de
spiervezel via het axon. Binnen de spier vertakt dit axon zich in heel veel uitlopers en aan het eind van elke
uitloper zit een motorische eindplaat die contact maakt met de spiervezelmembraan waardoor de spiervezels
worden geprikkeld.

Een enkelvoudige contractie (spanning in spier neemt toe, bereikt een maximum en spanning neemt weer
af) wordt veroorzaakt door 1 prikkel. Als je meerdere prikkels optelt, treedt er summatie op: het effect van de
prikkels wordt opgeteld waardoor er een grotere kracht geleverd kan worden. Als de prikkels snel achter
elkaar optreden, blijft de spanning hoog in de spier en is er sprake van een tetanische contractie. Een
tetanische contractie kun je opdelen in twee delen, eerst komt de getande tetanische contractie en deze gaat
later over op een gladde tetanische contractie.
- Getande tetanische contractie: hoeveelheid Ca2+ fluctueert, toename prikkelfrequentie.
- Gladde tetanische contractie: hoeveelheid Ca2+ is constant hoog en er is een betere spreiding van deze
ionen. De kracht wordt groter, verdere toename prikkelfrequentie.

Fusiefrequentie: de prikkelfrequentie waarbij een getande tetanische contractie overgaat in en gladde
tetanische contractie.
Frequentiegradatie: het variëren van de prikkelfrequentie door de kracht van een motorische eenheid te
variëren.

De prikkelfrequentie verhogen zorgt ervoor dat een spier een grotere kracht kan leveren (bovenstaande
genoemd). Een andere manier om een grotere kracht te leveren is door het activeren van meer motorische
eenheden. Dit heet rekrutering. Dat kan in meer of mindere mate gebeuren: rekruteringsgradatie.


Hoorcollege 3 - hart-vaatstelsel en bloeddruk
De student kan:
1. de bouw en functie van structuren van het hart uitleggen.
2. het verloop van de bloedsomloop in een gezond lichaam beschrijven.
3. de regeling van de hartactiviteit beschrijven.
4. de veranderingen in werking van hart en bloedsomloop bij inspanning benoemen.
5. de factoren die een rol spelen bij het tot stand komen van de bloeddruk beschrijven en uitleggen
welke veranderingen daarin onder verschillende omstandigheden optreden.
6. de effecten van een inactieve leefstijl op de hartfunctie en bloedsomloop benoemen.

Het bloedvatenstelsel zorgt voor transport van voedingsstoffen (O2), afvalstoffen (CO2), hormonen en
warmte.
Daarnaast zorgt het voor het handhaven van de homeostase: het constant houden van het interne milieu.

Mensen hebben een dubbele bloedsomloop, die bestaat uit de lichaamscirculatie en de longcirculatie.

De weg die bloed volgt als het uit het hart wordt gepompt, naar de organen stroomt, en weer terug het hart in
gaat: Arteriën -> Arteriolen -> Capillairen -> Venulen -> Venen

Een bloedvat bevat een spierlaag waardoor het bloedvat kan vernauwen of verwijden.

Een bloedvatwand heeft vaak drie lagen: externa (buitenste), media (tussenin) en interna (binnenste).

Een vene met eenzelfde omvang als een arterie heeft toch een grotere holte dan de arterie. Dit omdat de
wand van de arterie dikker is, deze bevat onder andere glad spierweefsel.

Het myocard (de hartspier) bevat myofibrillen met een dwarse streping. Ook bevat het veel mitochondrien
waardoor de energievoorziening ondanks de continue inspanning toch op peil blijft. De hartspier heeft geen
motorische eenheden. Hartspiercellen functioneren als een syncytium, dit betekent dat ze samenwerken. Ze
zijn met elkaar verbonden door een nexus (gap junction) waardoor de actiepotentiaal zich langs alle

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aw2001. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.31  80x  sold
  • (25)
Add to cart
Added