Dit is een samenvatting van de tweede helft van de verplichte literatuur van het vak Biologische Psychologie. De hoofdstukken uit het boek (Psychobiology) en de andere verplichte literatuur behorende bij de hoorcolleges 7 t/m 14 staan hier uitgebreid in beschreven! Omdat ik wat informatie aan hoofd...
Artikel 2: sociale interacties – Hoorcollege 12...............................................................................................30
‘Wij’ versus ‘zij’: zelf-categorisatie en sociale identiteit....................................................................................30
Factoren die de ‘wij’ versus ‘zij’ categorisatie beïnvloeden...............................................................................32
Hoofdstuk 23 – Stress and Anxiety............................................................................................................... 33
Stress..................................................................................................................................................................33
Angst..................................................................................................................................................................34
Hoofdstuk 7 – Psychopharmacology
- Drugs veranderen de functies van het brein (en dan met name de neuronen) ->
onderzoek met medicijnen is lastig, omdat ze soms werken op een plek die secundair
wordt aangetast door een bepaalde aandoening (niet de plek waar hij vandaan komt)
o Ze kunnen korte-termijn effecten hebben op onze fysiologie en ons gedrag,
maar bij langdurig gebruik -> ook structurele veranderingen in het brein
o Vaak wordt kennis van medicijnen en aandoeningen verkregen door een
onverwacht effect van dat medicijn -> zo worden de processen gevonden
o Ook het ontspanningsgebruik van drugs geeft veel kennis (beloning)
,- Drug classificatie kan verschillende vormen aannemen (chemisch, acties, effecten)
o Vaak wordt binnen de psychologie een classificatie op basis van de functie van
de drug op ons gedrag gemaakt -> British National Formulary
o Ook kan er een verschil worden gemaakt tussen legale en illegale drugs
Klasse van drugs: gebaseerd op de schade die de drug veroorzaakt, en
opgesteld door de Advisory Council on the Misuse of Drugs (ACMD)
Scheduled drugs: categorisatie op basis van de momenten waarop het
legaal is om deze drugs te hebben, maken of exporteren (therapie)
Dit wordt gecontroleerd door de Drug Enforcement Agency
o Ook hebben drugs verschillende namen (chemisch, algemeen en merk)
- Onderzoek naar drugs moet gaan zonder vooroordelen en politieke bemoeienis
- De effecten van drugs in ons lichaam zijn sterk afhankelijk van 2 processen:
o Pharmacokinetics: de lichaamsfactoren die de drug beïnvloeden -> manier van
toedienen, mate van opname, beëindiging van het effect + eliminatie
De manier van toediening bepaalt de mate van absorptie in de
bloedbaan + het transport -> er zijn meerdere soorten toediening:
Oral: ingenomen via de mond (bijvoorbeeld: paracetamol)
o Deze drugs moeten oplosbaar en stabiel zijn in de maag
+ oplosbaar zijn in vetten voor diffusie bij absorptie
Rectal: toegediend in het rectum (de anus -> Z-pillen)
o Dit wordt gebruikt bij mensen die overgeven, mensen
die bewusteloos zijn of mensen die niet kunnen slikken
Bij veel mensen ligt hier alleen niet de voorkeur
Inhalatie via de longen (inademen of het gebruik van een puf)
o Dit wordt vooral gedaan door ontspanningsgebruikers
Het is een snelle manier van inname -> veel
oppervlak, maar het kan ook gevaarlijk zijn
Transdermal: door de huid heen (nicotinepleisters) -> hierbij is
er sprake van continue, maar langzame absorptie in het bloed
Transmucosal: applicatie via de slijmweefsels (bijv. cocaïne)
o Intranasal: inname via de neus (bekendst: cocaïne)
o Sublingual: inname via de mond -> onder de tong
Parenteral: een injectie (bijvoorbeeld injecties van heroïne)
o Bij deze manier van inname kan je de dosis die in het
bloed en dus in het brein komt het beste controleren
o Intravenous: drug komt direct in de bloedbaan -> snel
o Subcutaneous: drug toegediend net onder de huid -> dit
gaat langzaam, maar continue + in grote hoeveelheden
o Intraperitoneal: in de buikholte (vooral bij dieren)
o Intramuscular: de drug wordt toegediend in de spieren
o Intrathecal: toediening in de ruggengraat -> snel in CSF
o Intracerebroventricular: in de ventrikels in het brein
o Epidural: ergens anders in de ruggengraat -> bevalling
Er is gevonden dat de manier van toediening verslaving beïnvloed
Hoe sneller de manier van toediening (sneller in het brein), hoe
eerder iemand verslaafd raakt aan een bepaalde drug/medicijn
, Alle drugs worden toegediend in een ‘voertuig’ (een omhulsel die het
materiaal bij elkaar houdt -> vaak zijn dit allemaal inactieve stoffen)
Dit omhulsel is belangrijk voor de snelheid van de absorptie
Bij placebo-experimenten wordt alleen dit omhulsel gegeven
Elk omhulsel heeft dezelfde hoeveelheid actieve stof ->
mensen moeten dus meer of minder pillen nemen afhankelijk
van hoe groot en hoe zwaar ze zijn -> zelfde effectiviteit
Distributie van drugs gaat voornamelijk via het bloed -> wijde range
Er ligt vooral focus op de effecten van drugs op het brein
o Zuurstofarm bloed gaat eerst naar de longen ->
zuurstofrijk bloed terug naar het hart -> O2 rijk bloed
gaat vervolgens via de aorta naar het hele lichaam
Maar, om het brein te bereiken moeten de drugs nog langs
obstakels: lichaamsmembranen (vooral gemaakt van vetten)
o Het phosfolipide celmembraan (vettige structuur) ->
hoe minder vet de drug, hoe moeilijker dit gaat (ionen)
Transport is ook afhankelijk van het pH-niveau
o De wand van de haarvaten -> dunne laag met gaatjes
o De bloed-brein barrière (haarvaten en gliacellen) ->
zorgt ervoor dat er niet allerlei stoffen uit het bloed in
het brein terechtkomen -> dubbele bescherming
o De placenta-barrière: houdt drugs van mama tegen
Na actie op hun doel-locatie worden drugs gemetaboliseerd in vormen
die het lichaam makkelijk kunnen verlaten (hydrofiele stoffen)
Bekendste eliminatie: via de nieren -> urine -> blaas
Andere eliminatie: via de longen (uitademen), gal of de huid
o Eliminatie via alveoli (longblaasjes) wordt gebruikt bij
blaastesten (alcohol) -> gaat op basis van alcohol units
De lever doet hierbij het meeste werk: hepatic metabolisme
o Fase 1: oxidatie van de drug -> (meestal) minder actief
en beter oplosbaar in water -> renaal (nier-)systeem
o Fase 2: hepatic biotransformatie -> combinatie van de
drug en een kleiner molecuul -> een ion -> nieren
Minder vet-oplosbaar -> minder heropgenomen
Al deze kennis is belangrijk voor de dosis en aantal keren innemen
Hierbij wordt rekening gehouden met de halfwaardetijd van de
drug: de tijd waarin een drug de helft van zijn dosis verliest
o Pharmacodynamics: de effecten van de drug op het lichaam (de doel-cel)
Om een effect te hebben, binden drugs aan receptoren van hun doel-
cellen, waarbij de mate van ‘effectiviteit’ (goede binding tussen drug
en receptor) bepaalt hoe sterk het effect van de drug op de cel is
Volle agonisten: vergemakkelijken de originele actie van de cel
o Partiele agonisten: zorgen voor sub-maximale actie
Tussen een volledig effectieve ligand (agonist)
en een volledig ineffectieve ligand (antagonist)
Ze hebben aan antagonist-werking op agonisten
Voorbeeld: varenicline: stoppen met nicotine
, o Inverse agonisten: produceren een respons in de
tegenovergestelde richting als een agonist -> de
precieze werking van deze agonisten is nog onbekend
Antagonisten: remmen de originele activiteit van de cel, door
receptoren niet te laten reageren op endogene ligands (stofjes
uit het eigen lichaam die binden aan de receptor) en agonisten
o Orthosteric antagonisme: het blokkeren van het effect
van agonisten door binden aan dezelfde receptoren
Dit is een competitieve binding -> 2 stofjes
binden op dezelfde plek -> sterkste wint
o Allosteric antagonist: ergens anders binden en vanaf
daar de conformatie van de receptor veranderen
Dit is niet-competitieve binding -> andere plek
Na binding hebben drugs veel verschillende effecten op de doel-cel:
Precursor preloading drugs: verhogen de synthese van een
neurotransmitter door het stimuleren van de aanmaak
Synthese-inhibitie: voorkomen dat een neurotransmitter wordt
gemaakt -> niet veel gebruikt, maar kan gecombineerd worden
Opslag-preventie: voorkomen dat de neurotransmitter wordt
opgeslagen in een blaasje -> mono-amines ‘lekken’ in de cel
o Hierdoor wordt de neurotransmitter afgebroken
Meer afgifte van neurotransmitter door de presynaptische cel,
onafhankelijk van actiepotentialen + heropname wordt geremd
Post-synaptische stimulatie: de endogene neurotransmitter
nadoen -> ze binden aan de receptoren die hierbij horen
Post-synaptische antagonist: het blokkeren van de acties van
neurotransmitters op de post-synaptische terminal
Auto-receptor stimulatie/antagonisme: neppe feedback geven
aan auto-receptoren over de synaptische activiteit
Het blokkeren van de heropname van de neurotransmitter
o Voorbeeld: Selective Serotonin Reuptake Inhibitors
Remming van metabolisme (afbraak) -> meer neurotransmitter
Om de dosis te bepalen, wordt een dosis-reactie curve gemaakt bij het
toedienen van de drug -> wat is het beste? -> meerdere factoren:
Potentie: hoeveelheid drug die nodig is voor een effect
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkevanleth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.