The summary is far too concise and, moreover, incomplete. Certainly not suitable as preparation for the exam Organizational Studies at the OU
Seller
Follow
swvnijssen
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1
Organiseren, Organisatie en Management
1.2 Basisbegrippen en afbakening van het terrein
Organisatie → Menselijke verbanden waarin mensen gespecialiseerde taken uitvoeren en
hun activiteiten op elkaar afstemmen om tot gemeenschappelijke resultaten te komen.
Er zijn 3 verschillende organisatie begrippen:
1. Institutioneel: Concreet systeem dat mensen en middelen betreft
2. Instrumenteel: Gaat over de middelen en instrumenten die men gebruikt bij een instelling
om te organiseren
3. Functioneel: Synoniem aan organiseren - het tot stand brengen van effectieve
samenwerking
Organiseren → Het process waarin de taken worden verdeeld en activiteiten op
elkaar afgestemd en op een gemeenschappelijk doel worden gericht.
Management → Bewust richting geven aan de organisatie processen.
Drie manieren van coördineren:
1. Markt → De invisible hand; plaats waar partijen samenkomen om transacties
te volbrengen, via deze transacties komt er een afstemming tussen vraag en
aanbod. De partijen zijn in principe gelijkwaardig.
2. Hiërarchie (bolwerken)→ De visible hand; gebaseerd op de arbeidsverhouding,
er is sprake van een werknemer en leiding. Processen worden op elkaar afgestemd door
de vorming van taken en coördinatie onder leiding van managers.
3. Netwerken → Netwerken vormen een manier om de bijdragen van verschillende
mensen / groepen op elkaar af te stemmen.
Managerial Revolution → Opkomst van grote bedrijven in de 20ste eeuw waarmee de
hiërarchie steeds belangrijker is geworden. De visible hand vervangt langzaam de invisible
hand.
Verticale integratie → De oorspronkelijke bedrijven die op elkaar afgestemd werden door de
werking van de markt, werden in de 20ste eeuw divisies waarboven een hoofdkantoor geplaatst
werd. Dit hoofdkantoor zorgde voor de afstemming tussen de divisies.
Transactiekosten Theorie → Verklaart de ontwikkeling van marktgebaseerde afstemming
tussen bedrijven naar verticale integratie door te stellen dat hiërarchie in dit geval het
afstemmingsprocess efficienter kon regelen.
Netwerksamenleving → Horizontale relaties tussen bedrijven worden steeds belangrijker in de
,netwerken samenleving die voornamelijk mogelijk is door de snelle ontwikkelingen op het
gebied van informatie technologie.
De bovenstaande begrippen; markt, hiërarchie en netwerk zijn zuivere economische begrippen
en in de praktijk komen deze niet voor. In en tussen organisaties gaat het altijd om mengvormen
van deze 3 manieren van organiseren.
Het proces van organisatie vindt overal plaats, waar mensen zijn vinden we processen van
organisatie. Het vermogen tot organiseren is de mens als sociaal dier zijnde, aangeboren. De
mens heeft altijd een hogere overlevingskans gehad door samen te werken; er zijn twee
elementen die dit vermogen tot samenwerken nog verder hebben versterkt bij de mens.
1. Vermogen tot taal
2. Gebruik van gereedschap
Routines → Patronen van samenwerking.
Karl Weick → Deze sociaalpsycholoog vormde een theorie over het ontstaan van
georganiseerde patronen uit het handelen van mensen. In zijn theorie ontstaan deze patronen
bij wijze van evolutie, en ontstaat er een afstemming tussen mensen in handelen zodat er een
zinvol geheel ontstaat met zinvolle resultaten voor de betrokken partijen. Het proces van
organiseren is dus niet volledig rationeel ontworpen, het komt tot stand door een proces van
vallen en opstaan zonder duidelijk begin en eindpunt. Van Weick pleit dan ook voor een manier
van organiseren die rekening houdt met het feit dat we niet alles kunnen organiseren. Dit
voorkomt dat we kwetsbaar worden voor het onverwachte.
Formele Arbeidsorganisaties → voldoen aan 3 voorwaarden:
1. Er wordt werk verricht ten behoeve van een klant of opdrachtgever (dienst of product)
2. Sprake van een specifiek doeleinde
3. Relaties tussen betrokken partijen zijn formeel georganiseerd
Arbeidsovereenkomst → Hierin is vastgelegd dat de werknemer in ruil voor loon en zekerheid
de autoriteit van de werkgever accepteert binnen de grenzen van recht en het specifieke
contract. Het gaat hier om een specifieke relatie binnen juridisch kader, geen totale
gehoorzaamheid.
Management → Begrip is afkomstig uit het Engels - to manage, oorspronkelijk had dit
woord met het ‘in de hand houden’ van paarden te maken. Het gaat dus over het beteugelen of
beheersen van wat er in de organisatie gebeurt.
De term management wordt op 3 manieren gebruikt:
1. Activiteit; Het tot stand brengen van vereiste afstemming tussen mensen om een
gemeenschappelijk resultaat te bereiken
2. Geheel van Instrumenten: Methoden en technieken die gebruikt worden bij het
managen
3. Groep mensen: Aanduiding voor een groep mensen die als taak hebben het
, bovenstaande uit te voeren.
Organiseren is in hoge mate context afhankelijk, maar iedere vorm van organisatie is uiteindelijk
een antwoord op de volgende universele vragen:
- Hoe verdelen we taken?
- Hoe wijzen we taken toe aan mensen en groepen?
- Hoe belonen we mensen voor wat ze bijdragen?
- Hoe voorzien we mensen van de benodigde informatie?
De universele componenten van een organisatie (als structuur) volgens Child:
Structureel
- Basis Structuur:
- Hierarchie
- Specialisatie
- Procedures:
- Regels en normen
- Systemen
- Roosters
Procesmatig
- Integratie/coördinatie
- Beheersing en sturing (control)
- Beloning
Grensoverschrijdend
- Uitbesteding
- Virtuele organisatie
- Samenwerking (alliances)
- Organiseren over grenzen
1.3 Ontwikkeling van het Organisatiedenken
Geen organisatiedenken Tot 1900 Organiseren op basis van traditie en recht
Moderne Organisatieleer 1900-1950 Organisatie op basis van technisch ontwerp
en rationele principes
Interdisciplinaire 1950-1980 Empirisch onderzoek als basis voor inzicht -
Academische sterke inbreng gedragswetenschappen
organisatiekunde
Groei en differentiatie vd 1980-heden Groei en verbreding academisch onderzoek;
organisatiekunde versterking rol van adviesbureaus en praktijk
kennis; grote diversiteit in inzichten
1. Moderne Organisatieleer
Scientific Management → Gedefinieerd door Frederick Winslow Taylor rond 1900, hield
, in:
- Splitsen van het werk in minuscule onderdelen
- Standaardiseren van werkprocessen
- Scheiding van planning en uitvoering van werk
- Individuele prestatiebeloning
Bij Scientific Management gaat het over alles zoveel mogelijk onder controle houden.
Henry Fayol definieerde de bestuurlijke organisatie van bedrijven waarin de volgende
kenmerken voorop stonden:
- Hierarchie
- Helderheid
- Eenduidigheid (eenheid van leiding en beleid)
2. Interdisciplinaire Academische Organisatiekunde
Rond 1950 begon men zich te realiseren dat organisatieontwerp en regels geen garantie zijn
voor succes van de organisatie. Organisaties verschillen namelijk enorm van elkaar op gebied
van:
- Mensen die er werken en hun verwachtingen
- Soort werk dat in de organisatie gedaan wordt
- De omgeving waarin de organisatie opereert
Deze toename van aandacht voor de menselijke factor leidde ertoe dat vanaf de jaren ‘60 er
meer afstemming kwam tussen menselijke behoeften en de organisatie.
De verschuiving van de Moderne Organisatieleer naar de Interdisciplinaire Academisch
Organisatiekunde werd gekenmerkt door een verandering van een normatieve (zoals het moet)
leer naar een empirische leer (hoe gaat het en waarom). Er was daarbij sprake van een sterke
verbreding van de aandacht, waarbij mensen uit verschillende vakgebieden begonnen bij te
dragen aan het kennisveld.
Contingentietheorie → Stelt dat structuren rekening moeten houden met de
omstandigheden waarin zij opereren. Organisatieontwerp moet dus worden afgestemd op de
omgeving waarin deze functioneert.
3. Groei en Differentiatie vd Organisatiekunde
Vanaf 1980 begonnen bedrijfskunde faculteiten en business schools een steeds belangrijkere
rol te spelen. Er kwam vraag naar nieuwe organisatievormen als reactie op de globalisering,
sterke vooruitgang op technologisch gebied, de kenniseconomie, extreme concurrentie en
toenemend belang van sociale verantwoording. De nadruk verschoof naar processen van
organiseren en op het menselijk handelen en betekenis.
1.4 Visies op Organisatie en Management
Burrell en Morgan
Ontdekten op basis van sociologisch organisatie onderzoek het bestaan van verschillende
paradigma’s in de organisatiekunde. Volgens Morgan kun je de verschillende
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller swvnijssen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.