Oefententamen Inleiding Fiscaal Recht 2022
VERBODEN TE KOPIËREN
Niets uit dit tentamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden in
enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Oefententamen Inleiding Fiscaal Recht 2021-2022
LET OP: het oefententamen is een tentamen van vorig jaar. Vorig jaar was er een andere indeling,
namelijk 28 mc-vragen van in totaal 70 punten en 3 open vragen van in totaal 30 punten. Het
tentamen van 2022 heeft een verdeling van 32 mc-vragen voor in totaal 80 punten en 2 open vragen
van in totaal 20 punten.
Daarnaast zien de vragen en de antwoorden van het oefententamen op de wet uit 2021. Er kunnen
dus andere getallen of percentages worden genoemd dan welke jullie in de wettenbundel zien. Let
hier dan ook goed op.
, Oefententamen Inleiding Fiscaal Recht 2022
VERBODEN TE KOPIËREN
Niets uit dit tentamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden in
enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Vraag 1
KIJKUIT BV is gevestigd in Spijkenisse. De enige activiteit van KIJKUIT BV is het gratis verspreiden van
folders over de gevaren van het verkeer. KIJKUIT BV bekostigt deze activiteit uit de opbrengsten (€
10.000 per jaar) van haar beleggingsvermogen dat uit aandelen in verschillende Nederlandse
beursgenoteerde NVs bestaat.
Welke van de onderstaande beweringen is, louter uitgaande van bovenstaand feitencomplex, juist?
a. KIJKUIT BV is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
b. KIJKUIT BV is niet belastingplichtig voor de omzetbelasting.
c. KIJKUIT BV is niet belastingplichtig voor de dividendbelasting.
d. Geen van de andere beweringen is juist.
Antwoord
b is juist
Het antwoord ‘KIJKUIT BV is niet belastingplichtig voor de omzetbelasting.’ is juist. De BV verricht alleen
activiteiten waar geen vergoeding tegenover staat (gratis verspreiden van folders) en dus geen
activiteiten onder bezwarende titel, wat op grond van artikel 1(a) Wet OB een vereiste is om tot
belastingplicht te kunnen constateren. Ontvangen van dividenden uit aandelen is geen vergoeding voor
een levering of dienst en valt buiten de BTW.
Het antwoord ‘KIJKUIT BV is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.’ is onjuist, omdat een
in Nederland gevestigde BV op grond van artikel 2(1)(a) Wet Vpb belastingplichtig is voor de
vennootschapsbelasting. Zij heeft ook daadwerkelijk belaste inkomsten, omdat zij op grond van artikel
2(5) Vpb geacht wordt een onderneming te drijven met haar gehele vermogen. Het beleggingsvermogen
vormt dus ondernemingsvermogen en de opbrengsten daaruit zijn dus een positief voordeel uit
onderneming. De kosten van de folders en de verspreiding zijn een negatief voordeel uit onderneming.
Het antwoord ‘KIJKUIT BV is niet belastingplichtig voor de dividendbelasting.’ is onjuist, omdat op grond
van artikel 1(1) Wet DB onder meer belastingplichtig is voor de dividendbelasting degene die gerechtigd
is tot de opbrengst van aandelen van in Nederland gevestigde NVs. In Nederland gevestigd omvat ook
naar Nederlands recht opgericht (art. 2(3) DB, dus alleen al op grond van hun rechtsvorm voldoen deze
NVs aan de vestigingseis. KIJKUIT BV is gerechtigd tot opbrengsten uit de aandelen in deze NVs en dus
belastingplichtig voor de dividendbelasting.
Het antwoord ‘Geen van de andere beweringen is juist.’ is onjuist, omdat een ander antwoord juist is.
Vraag 2
Welke van de onderstaande beweringen is op basis van de gegeven feiten in ieder geval ONJUIST?
Een spelcomputer die net is aangeschaft is …
, Oefententamen Inleiding Fiscaal Recht 2022
VERBODEN TE KOPIËREN
Niets uit dit tentamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden in
enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
a. privévermogen voor een loodgieter die ondernemer is.
b. ondernemingsvermogen voor een verkoper van spelcomputers die in loondienst is.
c. keuzevermogen voor een ontwerper van computerspellen die resultaat uit overige
werkzaamheden geniet.
d. ondernemingsvermogen voor een NV die brood en gebak verkoopt.
Antwoord
b is juist
Het antwoord ‘ondernemingsvermogen voor een verkoper van spelcomputers die in loondienst is.’ is het
juiste antwoord, omdat deze bewering in ieder geval onjuist is. Iemand in loondienst heeft geen
ondernemingsvermogen: vermogensetikettering speelt niet bij een loongenieter.
Het antwoord ‘privévermogen voor een loodgieter die ondernemer is.’ is een onjuist antwoord, omdat de
bewering juist is: voor een loodgieter die ondernemer is, is een spelcomputer privévermogen, heeft niets
met zijn onderneming te maken. Dit is dus niet in ieder geval onjuist.
Het antwoord keuzevermogen voor een ontwerper van computerspellen die resultaat uit overige
werkzaamheden geniet.’ is een onjuist antwoord, omdat de bewering juist is: voor een ontwerper van
computerspellen die resultaatgenieter is, kan een spelcomputer zowel privévermogen zijn als
ondernemingsvermogen als hij de computer zowel privé als voor zijn werkzaamheden gebruikt. Ook voor
resultaatsgenieter geldt de vermogensetikettering. Deze bewering is dus niet in ieder geval onjuist.
Het antwoord ‘ondernemingsvermogen voor een BV die brood en gebak verkoopt.’ is een onjuist
antwoord, omdat de bewering juist is: op grond van artikel 2(5) wordt een NV geacht haar onderneming
te drijven met haar gehele vermogen. Alle vermogensbestanddelen zijn dus per definitie
ondernemingsvermogen, ook als deze niets met de onderneming te maken hebben.
Vraag 3
Hasna heeft op 1 januari 2000 alle 100 aandelen van Sale BV gekocht voor in totaal € 60.000. Op 1 juni
2021 verkoopt zij vier aandelen Sale BV aan haar dochter Jasmin voor in totaal € 1000. Op dezelfde
datum koopt Pieter, iemand die Hasna verder niet kent, twee aandelen Sale BV van Hasna voor in totaal
€ 1.000.
Welke van de onderstaande beweringen is juist?
Als gevolg van de hier weergegeven feiten ontstaat een vervreemdingsvoordeel van:
a. - € 1.600
b. - € 600
c. € 2.000
d. Geen van de andere antwoorden is juist.
, Oefententamen Inleiding Fiscaal Recht 2022
VERBODEN TE KOPIËREN
Niets uit dit tentamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden in
enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Antwoord
b is juist
Het antwoord – 600 is juist:
De verkrijgingsprijs (4.21 IB) per aandeel van Hasna is € 60.000/100 = 600.
Op 1 juni 2021 vervreemdt zij 6 aandelen.
De overdrachtsprijs (4.20) voor de aandelen is 1000/2 = 500, de prijs die de onafhankelijke derde (Pieter)
betaalt.
Omdat bij de verkoop aan dochter Jasmin een lagere tegenprestatie is geleverd dan die zakelijk is
(1000/4= 250 per aandeel) en gezien het feit dat hier sprake is van een moeder dochterrelatie
(vervreemding niet onder normale omstandigheden: deels een schenking), corrigeert artikel 4.22 IB de
overdrachtsprijs van die vier aandelen naar de waarde in het economisch verkeer van € 500.
O.b.v. 4.19 IB is het vervreemdingsvoordeel van Hasna de overdrachtsprijs verminderd met de
verkrijgingsprijs, dus
6*500 = 3000 overdrachtsprijs
-6*600 = 3600 verkrijgingsprijs
= - 600
Een vervreemdingsvoordeel kan ook negatief zijn, omdat fiscaal een voordeel zowel positief als negatief
kan zijn
Het antwoord - 1600 is onjuist
Hier is ten onrechte de overdrachtsprijs van de aan de dochter verkochte aandelen niet gecorrigeerd,
waardoor de onjuiste berekening 2000-3600 = -1600 is gemaakt.
Het antwoord 2000 is onjuist: hier is niet het vervreemdingsvoordeel berekend, maar het ontvangen
bedrag genoemd.
Het antwoord ‘Geen van de andere antwoorden is juist.’ is onjuist, omdat een ander antwoord juist is.
Vraag 4
Mevrouw A geniet resultaat uit overige werkzaamheden en loon uit dienstbetrekking. In 2021 is haar
resultaat uit overige werkzaamheden negatief: maar liefst € 100.000. Gelukkig was haar loon in 2021
positief: € 40.000. In 2018 had zij een resultaat uit overige werkzaamheden van € 25.000 en een loon
van € 25.000. In 2019 had zij een resultaat uit overige werkzaamheden van € 0 en een loon van € 30.000,
in 2020 had zij een resultaat uit overige werkzaamheden van € 5.000 en een loon van € 15.000, in 2022
had zij een resultaat uit overige werkzaamheden van € 10.000 en een loon van € 20.000, in 2023 heeft
zij een resultaat uit overige werkzaamheden van € 40.000 en een loon van € 20.000 en in 2024 t/m 2035
ieder jaar een resultaat uit overige werkzaamheden van € 25.000 en een loon van € 50.000.
Welke van de onderstaande beweringen over het jaar 2021 is op grond van bovenstaande feiten juist?
a. Verliesverrekening vindt plaats met de jaren 2018, 2019, 2020, 2022, 2023 en 2024.
b. Verliesverrekening vindt plaats met de jaren 2020, 2022 en 2023.
c. Verliesverrekening vindt plaats met de jaren 2018 en 2019.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Max1998. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.68. You're not tied to anything after your purchase.