100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitwerkingen $8.20   Add to cart

Exam (elaborations)

Uitwerkingen

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Tentamen van 34 pagina's voor het vak Inleiding Fiscaal Recht aan de EUR (Oude tentamen)

Preview 4 out of 34  pages

  • July 27, 2024
  • 34
  • 2023/2024
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
avatar-seller
Oefententamen Inleiding Fiscaal Recht (RR(D)117) voor collegejaar 2020-2021

Let u s.v.p. op:

Dit oefententamen is anders qua opzet en vorm dan het tentamen dat u gaat maken op 28
mei a.s.: het oefententamen is uit 2020.
Toen bestond het tentamen uit 40 MC-vragen en een open vraag, waar de studenten
totaal 3 uur de tijd voor de beantwoording kregen en waarbij de studenten max een score
van 80 punten konden halen voor het MC-deel en 20 punten voor de open vraag (waarbij
de maximale score voor het tentamen 100 punten was).

De opzet van het tentamen van 28 mei a.s. is anders. U krijgt 1 uur voor de open vraag en
1,5 uur voor de MC-vragen. Daarom is de vorm van het tentamen ook gewijzigd: het MC-
deel zal uit 28 MC-vragen bestaan en de open vraag is groter. Vanwege de kortere tijd, de
andere tijdsverhouding en de omvang zal ook de score veranderen: U kunt max een score
van 70 punten konden halen voor het MC-deel en 30 punten voor de open vraag.

Uiteraard dient u ook rekening te houden met het feit dat het oefententamen uit 2020
komt en dat dus de bedragen en tarieven van het belastingjaar 2020 (wettenbundel 2020)
moesten worden gebruikt voor duiding en beantwoording van de vragen.

,40 MC-vragen

Vraag 1
Stelling I: De WOZ-waarde is in fiscale zin slechts relevant voor het bepalen van het
eigenwoningforfait.
Stelling II: In de inkomstenbelasting zijn de belastbare inkomsten uit eigen woning
gedefinieerd als de voordelen die een belastingplichtige uit eigen woning heeft (het
eigenwoningforfait).

Welk van de bovenstaande stelling is/zijn juist?

a) Stelling I is juist, stelling II is juist
b) Stelling I is juist, stelling II is onjuist
c) Stelling I is onjuist, stelling II is juist
d) Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Antwoord vraag 1
Antwoord D is juist.
Allebei de stellingen zijn onjuist.
Stelling I is onjuist, want de WOZ-waarde is in fiscale zin o.a. ook van belang voor de heffing
van de gemeentelijke belastingen en voor het bepalen van de waarde van een huis in box 3,
zie artikel 5.20 Wet IB 2001.
Stelling II is onjuist. Deze stelling is onvolledig. Krachtens artikel 3.110 Wet IB 2001 zijn
voordelen uit eigen woning: ‘voordelen uit eigen woning (vermeerderd met het voordeel uit
kapitaalverzekering eigen woning, het voordeel uit spaarrekening eigen woning en het
voordeel uit beleggingsrecht eigen woning en) verminderd met de op de voordelen uit eigen
woning drukkende aftrekbare kosten (zie artikel 3.120 Wet IB 2001).

Vraag 2

Welke van de onderstaande beweringen is juist?

a) Een ondernemer mag kosten pas in aftrek nemen als hij deze betaalt.
b) Een loongenieter mag kosten in aftrek nemen als deze redelijkerwijs voorzienbaar zijn.
c) Alleen bij winst uit onderneming moet vermogen geëtiketteerd worden.
d) Geen van de andere antwoorden is juist.

Antwoord vraag 2
Antwoord D is juist.
Geen van de andere antwoorden is juist.
Antwoord A is onjuist. Een ondernemer mag en moet op basis van gkg
(het voorzichtigheidsbeginsel / realisatiebeginsel) kosten al eerder nemen dan dat hij ze

,betaalt.
Antwoord B is onjuist. Voor een loongenieter geldt gkg niet. Bovendien heeft een
werknemer enkel recht op reisaftrek en deze mag hij nemen op het moment van aangifte, na
afloop van het jaar waar de kosten betrekking op hebben.
Antwoord C is onjuist. Ook de ROW-genieter moet vermogen etiketteren, zie in dit verband
artikel 3.94 IB. (het voorzichtigheidsbeginsel/realisatiebeginsel) kosten al eerder nemen dan
dat hij ze betaalt.
Antwoord D is onjuist, want C is juist.


Vraag 3

Stelling I: Winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden verschillen voor
wat betreft de verliesverrekening.
Stelling II: Een ROW-genieter heeft recht op dezelfde ondernemersfaciliteiten als een
ondernemer.
Welk van de bovenstaande stelling is/zijn juist?

a) Stelling I is juist, stelling II is juist
b) Stelling I is juist, stelling II is onjuist
c) Stelling I is onjuist, stelling II is juist
d) Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Antwoord vraag 3
Antwoord D is juist.
Stelling I is onjuist. Zowel het tarief (2.10 IB) als het genietingsmoment (3.94 jo. 3.95 jo 3.25
IB) als de verliesverrekening (3.150 IB) zijn gelijk bij WUO en ROW.
Stelling II is onjuist. Zijn inkomsten als winst uit onderneming aan te merken, dan kan de
ondernemer (eventueel) gebruikmaken van de ondernemingsfaciliteiten zoals de
zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Voor het resultaat uit overige werkzaamheden gelden
deze faciliteiten niet. Daarom willen mensen hun inkomsten vaak liever als winst uit
onderneming bestempelen

Vraag 4
Stelling I: De heffingskorting komt in mindering op de te betalen belasting.

Stelling II: Om te kunnen spreken van een bron van inkomen moet er sprake zijn van: (1)
deelname aan het economisch verkeer (2) organisatie van kapitaal en arbeid (3) subjectief
voordeel beogen (4) objectief voordeel te verwachten.

Welk van de bovenstaande stelling is/zijn juist?

, a) Stelling I is juist, stelling II is juist
b) Stelling I is juist, stelling II is onjuist
c) Stelling I is onjuist, stelling II is juist
d) Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Antwoord vraag 4
Antwoord B is juist.
Stelling I is juist. De heffingskorting wordt in mindering gebracht op de te betalen belasting,
zie artikel 2.7 lid 1 slotzin jo. 8.1 Wet IB 2001.
Stelling II is onjuist. Om te kunnen spreken van een bron van inkomen moet er sprake zijn
van (1) deelname aan het economisch verkeer (2) subjectief voordeel beogen (3) voordeel
objectief te verwachten. Een organisatie van kapitaal en arbeid is niet vereist. Deze eis hoort
bij ondernemerschap.


Vraag 5
Meneer A is werkzaam als elektricien en heeft in 2020 een loon van €31.500. Naast zijn werk
als elektricien geeft meneer A ook geregeld cursussen. Voor deze cursussen ontving meneer
A in 2020 in totaal €6.500. Hij maakte echter ook kosten voor het geven van deze cursussen.
Deze kosten bedroegen in totaal €1.500. Meneer A geeft al deze inkomsten aan in zijn
aangifte voor het jaar 2020.
Wat is het bedrag van de algemene heffingskorting voor de inkomstenbelasting dat meneer
A in 2020 toekomt?

a. € 1.731.
b. € 1.816.
c. € 2.100
d. € 2.711.


Antwoord vraag 5
Antwoord B is juist.
Meneer A geniet enerzijds looninkomen (31.500) en anderzijds resultaat uit overige
werkzaamheden (6.500 minus kosten 1.500= 5.000).
Artikel 8.10 lid 2 IB geeft aan dat de algemene heffingskorting €2.711 bedraagt.
Echter krachtens 8.10 lid 2 moet dit bedrag verminderd worden met 5,672 % van het
inkomen dat meer bedraagt dan €20.711. Voor meneer A betekent dit: €31.500 + (€6.500 –
€1.500) = €36.500
5,672% * (€36.500 – €20.711= 15.789) = € 895 (afronden in voordeel van de
belastingplichtige). €2.711 –€ 895 =€ 1.816.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Max1998. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70840 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.20
  • (0)
  Add to cart