Dit is een overzichtelijke samenvatting van het boek Interculturele Competenties van Patrick T.H.M. Janssen 1e druk. De samenvatting is gelijk aan de opbouw uit het boek. De tekst is verduidelijkt met afbeeldingen uit het boek, tabellen en onderstreepte begrippen.
As mentioned, you are missing 1 chapter, but at least 1 chapter does not match the book either.
By: maurikmeijs • 2 year ago
By: snellerslouis • 2 year ago
By: yorandekok • 2 weeks ago
By: tessarigterink • 2 year ago
By: maritsellies • 2 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
r_
Reviews received
Content preview
INTERCULTURELE COMPETENTIES
HOOFDSTUK 1, DYNAMISCHE DEFINITIE VAN CULTUUR
1.1 De definitie van cultuur is afhankelijk van de context; landenculturen, bedrijfsculturen en subculturen in
een samenleving.
Cultuur = de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen
onderscheidt van de anderen
1.2 Cultuur heeft altijd betrekking op een groep mensen. Mensen zijn onderdeel van diverse groepen die
allemaal hun eigen cultuur hebben.
Subculturen = groepen waar je bij hoort buiten de hoofdcultuur
à jongeren/ouderen, religie, etniciteit etc.
Culturele identiteit = het gevoel tot een bepaalde cultuur te horen op basis van jouw eigenschappen
1.3 Cultuur is aangeleerd maar zit niet in de genen die je van jouw ouders hebt gekregen. Alle mensen
voelen dezelfde dingen; blijdschap, woede, verdriet, angst, eten, de drang tot voortplanten, hygiëne,
sporten, spelen, vechten en liefhebben.
Mensen doen hetzelfde, maar de manier waarop ze dat doen ziet er anders uit.
Per cultuur wordt er anders met een emotie omgegaan. Hoe je met een emotie omgaat en deze toont, is
aangeleerd gedrag:
§ opvoeding
§ socialisatie = het totale leerproces waarin een kind zich ontwikkelt tot een bekwaam lid van de
samenleving
à door het overdragen van cultuur aan personen worden zij als het ware tot volwaardige leden van
de samenleving gevormd, gesocialiseerd.
Culturele programmering = hoe mensen zich uiten, alles wat de doen, communiceren en denken, welke
mening ze hebben
1.4 Iedereen voelt zich verboden met groepen. Sommige daarvan maken onderdeel uit van een groter
geheel; het ouderlijk gezin, de straat, de wijk, de stad, de streek of het land. Waarmee je je identificeert
hangt af van de relatieve positie ten opzichte van de groep die je inneemt.
Relatieve positie = je vergelijkt jouw situatie met de situatie van de ander
Culturele dynamiek = in confrontatie met een andere cultuur verdwijnen de onderlinge culturele
verschillen naar de achtergrond
Iedereen is bezig met zich af te vragen hoe hij zich volgens zijn culturele normen moet gedragen ten
opzichte van de ander.
1.5 Door middel van hun cultuur zijn mensen in staat om betekenis te geven aan de wereld om hen heen.
Cultuur is de verzameling van afspraken die stilzwijgend
gemaakt is over hoe mensen hun wereld zien.
Indirecte vraag = beleefd
Directe vraag = onbeleefd
Referentiekader = de verzameling informatie over een
cultuur die je in je opvoeding en socialisatie hebt geleerd
(de drie programmeringsvragen)
à in andere culturen kunnen zaken een compleet andere
betekenis hebben omdat mensen uit die andere cultuur een ander referentiekader hebben.
Hersenen hebben weinig informatie nodig om vanuit jouw referentiekader betekenis te kunnen geven
aan de wereld om je heen.
Jouw rituelen en tradities kunnen problemen opleveren in een andere cultuur.
, 1.6 Context = de omgeving waarin iets zich bevindt
à essentiële informatie die helpt bij het geven van een beschrijving
Veel zaken krijgen hun betekenis door hun omgeving of context. Wanneer mensen iets gezien hebben,
brengen ze dat in verband met iets wat is opgeslagen in hun geheugen.
Kader = observaties en ervaringen uit het verleden
Wanneer mensen iets zien, refereren ze aan het cultureel bepaalde kader om te bepalen wat het is en
wat de betekenis daarvan is.
1.7 Je eigen cultuur geeft een gevoel van zekerheid, het geeft betekenis aan de onbekende wereld om je
heen.
Culturele bril = de manier waarop je naar de wereld kijkt
à je neemt de bril van je eigen cultuur als norm en vergelijkt met die bril de andere culturen
Comfortzone = het gevoel van zekerheid
Naast de comfortzone is er ook een gevoel van onbehagen. Wanneer mensen worden geconfronteerd
met een andere cultuur voelen ze zich oncomfortabel. Mensen kunnen zich aangevallen voelen of
beledigd voelen en laten dan een afkeurende reactie zien.
Interculturele communicatie = communicatie tussen mensen van verschillende culturen
In deze vorm van communicatie is het verstandig om even te wachten met het interpreteren van de ander
tot je meer over zijn cultuur weet.
1.8 Iedereen die in Nederland is opgegroeid, heeft een waarde meegekregen over de manier waarop je je
hoort te kleden en te gedragen. Mensen die zich daar niet aan houden, geven een oncomfortabel
gevoel.
HOOFDSTUK 2, WAAR KOMT CULTUUR VANDAAN
2.1 Er is een wereld vol verschillende culturen ontstaan zoals we die nu kennen. Het grote aantal aan culturen is
ontstaan uit dilemma’s. Het geloof dat die oplossing de enige manier is, is het fundament waarop alle
culturen gebouwd zijn.
Dilemma = probleem waar elke groep mensen mee geconfronteerd werd en waar een manier gevonden
moest worden om ermee om te gaan
2.2 Om elkaar echt te begrijpen is het belangrijk dat je bereid bent om jezelf in de ander en in zijn/haar cultuur
te verdiepen. Hoewel de dilemma’s hetzelfde zijn, heeft elke groep andere antwoorden gevonden
(basisaannames).
Universeel dilemma = problemen en levensvragen waar alle groepen mensen mee geconfronteerd worden
Basisaanname = de beste manier om met een universeel dilemma on te gaan, wat de mensen in een
cultuur geloven dat waar is
2.3 Groepen mensen doen aannames over wat waar is om op die manier om te kunnen gaan met een
universeel dilemma.
Evolutie = het overleven van datgene wat het meest past in de omgeving
Het doorgeven aan de volgende generaties gebeurde ook met verschillende keuzes die mensen gemaakt
hebben uit de universele dilemma’s waar ze voor stonden. Er werd gekozen voor de optie die paste in de
omgeving en de sociale structuur van dat moment. Als die keuze ‘paste’ dan gaf de samenleving dit door
aan de volgende generatie.
2.4 Een universeel dilemma leidt tot het (onbewust) doen van een basisaanname. Een basisaanname is een
overtuiging dat deze keuze de beste keuze is. Alle andere keuzes zijn daarom slechter.
Mentale programmering = basisaannames die je als klein kind meekrijgt van je ouders en de culturele
groep van jouw ouders
De kern van iedere cultuur is een verzameling basisaannames die samen de unieke cultuur vormen;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller r_. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.