HOORCOLLEGE AANTEKENINGEN – OVER DE GRENZEN VAN DE DISCIPLINES
HOORCOLLEGE 1 – 4 SEPTEMBER 2019 (WEEK 1)
Drie filosofische vragen
Iedere vraag maakt een redenering mogelijk.
De drie kernvragen
- Ontologie → zijnsleer (waaruit of hoe bestaat de /sociale/ werkelijkheid waarin wij leven?)
- Epistemologie → kennisleer
- Methodologie → onderzoeksmethoden
Ontologie
Materie/dingen (met eigenschappen), sociale relaties en betekenissen? Je hebt dus dingen, materie
in de wereld. Wat is het object dat we onderzoeken?
- Bestaan er sociale feiten (bijv macht of cultuur) onafhankelijk van mensen?
- Reductionisme? → naar individuele eigenschappen kijken
Eenheidsanalyse: neuronen, brein, individu, groep, cultuur/volk, etniciteit
Macht is dat wat je toeschrijft aan anderen en aangezien je dat doet, werkt het ook. Het werkt dus
op het niveau van individu. Voorbeeld; als ik mij niet houd aan de wet dan gebeurd er wat, dus houd
ik mij aan de wet. Voorbeeld: Zijn jullie gedwongen om hier naar het college te komen? (door macht).
Zou macht een rol kunnen spelen waarom je naar een college gaat? Macht zit in het gegeven dat uu
diploma’s uitdeelt aan mensen , als je niet komt, krijg je dat ook niet.
Macht kan ook op andere grotere niveaus plaatsvinden. Bijvoorbeeld: niet naar college gaan, zodat
je later niet achterloopt op de maatschappij en geen baan krijgt.
Durkheim-voorbeeld
Social facts: vormen van handelen, denken en voelen die buiten het individu plaatsvinden en hem
beïnvloeden. Deze dingen hebben een eigen kracht om ons aan te zetten tot het doen van dingen
(controle wordt uitgeoefend over het individu). Denk aan het zelfmoordonderzoek van Durkheim, als
je buiten groep valt, zm percentage in die groep toeneemt. Je kijkt naar het voorkomen naar het
fenomeen, zelfmoord als een sociaal fenomeen. Je moet in deze redenering social facts ook
erkennen als een bestaand ding, net zoals een institutie. Institutie blijft ook bestaan nadat we
verdwenen zijn en blijft invloed uitoefenen dan.
Epistemologie
Wat is kennis? Hoe weet ik of mijn kennis van de wereld waar is en betrouwbaar? Als je iets zegt over
de wereld, dan verhoud dat zich dat de toestand in de wereld, het bestaat. Afhankelijk van wat er
bestaat in de wereld, dan kan je daar wat over zeggen. Maar hoe zeker is het dat je daar kennis van
hebt? De kennis van de wereld is nooit precies en correspondeert niet geheel altijd met de toestand.
Je moet claims doen van de sociale werkelijkheid op basis van veronderstellingen.
,Voorbeeldsituatie: A en B zijn getrouwd sinds 2014
Maar A en B zijn al een poosje niet meer samen gezien; De laatste tijd ziet A er slecht uit; A is
gesignaleerd in het gezelschap van een therapeut; B is gesignaleerd in het gezelschap van een
onbekende blonde dame. Kennisclaim: A en B zijn uit elkaar.
Epistemische claim
Uitspraken zijn niet altijd hetzelfde als wat er gebeurd in de wereld. Al dit soort uitspraken (zoals
voorbeeld) doet aanspraak op waarheid (zo of zo is het geval). Wordt geschraagd door 1 of meer
rechtvaardigingen; argumenten die horen bij die uitspraak (om die en die redenen..). Die
rechtvaardigingen kunnen zelf ook weer epistemische claims zijn (A \iet er slecht uit), die op zijn
beurt wordt geschraagd door rechtvaardigingen. Dit maakt het doen van uitspraken over de
werkelijkheid moeilijk.
Wat is de relatie tussen waarheid en rechtvaardiging van een epistemische claim? Hoe sterker de
rechtvaardiging hoe sterker de claim op waarheid. Het is wel een problematische relatie, want
waarheid kan ooit veranderen (tegendeel bewijzen).
Epistemologische posities
Idealisme: ware kennis is gegeven (apriori) (dat gene wat een kennisclaim is), onze
voorstelling van deze kennis is daarvan een afspiegeling
Empirisme: kennis komt via waarneming tot stand (inductie). Je hebt drie keer een ketel op
fornuis gezet, steeds bij 100 graden ging het koken en vanuit daar leid je dus een wet af
(water kookt bij 100 graden)
Rationalisme: kennis tot stand komt via afleiding uit noodzakelijke waarheden (deductie).
We zijn mens en vanuit daar kan je kwesties afleiden (gaat uit van gegeven en baseert
daarop het specifieke).
Kritisch rationalisme (Popper): afleiding + falsificatie. Je moet kennis afleiden uit het
noodzakelijke , maar je moet proberen te zoeken wat daar onwaar aan is.
Relativisme: geen onafhankelijke (absoluut ware) kennis mogelijk; kennisverwerving
gebonden aan perspectief waarnemer. Er zijn geen onafhankelijke observaties mogelijk, je
hebt alleen een perspectief waaruit je naar de wereld kijkt.
Constructivisme: kennis is een gezamenlijk product. Kennis is misschien niet absoluut waar,
hangt ook af waarvan je staat, maar is gezamenlijk gecreëerd.
Methodologie
Welke (sociale wetenschappelijke) methoden om kennis te nemen van de wereld? Ze verhouden zich
tot epistemologie en ontologie. Fmri scan → je kijkt als persoon ergens naar, we kijken naar je
hersengolven, dat is wat zich afspeelt in jou.
• Genetisch onderzoek: biologische determinanten , fMRI scan: hersenprocessen, Diepte
interview: betekenissen, Case study: samenhang factoren, Experiment: causale relaties, Survey:
(statistische) verbanden, Participerende observatie: cultuur leren kennen
Epistemologie, ontologie, methodologie → filosofische posities.
Individualisme → gaan uit van individuen, die hebben atomistische (eigenschappen die aan individu
,worden toegeschreven, vaststaande eigenschappen) dingen. Als hij in X situatie wordt geplaatst, dan
gebeurt X.
Collectivisme → gaat over structuren en die hebben functies. Mensen worden geplaatst in een
sociale omgeving en die heeft een interactie met het individu. Omgeving beïnvloed individu, en
andersom.
Bovenstaande posities staan tegenover elkaar in de samenleving.
Wetenschapsopvatting
- Mensbeeld (wat is de mens, hoe kan gedrag worden begrepen)
- Maatschappijbeeld (wat is maatschappij, hoe grijpt zij in op de mens?)
Mensbeeld
Vrij v/s gedetermineerd
Optimisme v/s pessimisme
Verbonden v/s geïsoleerd.
Maatschappijbeeld
Open v/s gesloten
Werelds v/s religieus (spiritueel)
Statisch v/s dynamisch
De geschiedenis van de disciplines en hun grenzen
Psychologie, Sociologie, Economie, Politieke wetenschappen etc. Horen we bij de
natuurwetenschappen, de geesteswetenschappen of hebben we een eigen plek?
Weber vindt dat het veld van de sociale wetenschappen afgebakend moet worden
Relatie mens- en maatschappijbeeld
Discussies in de psychologie
• Experimentele traditie (Wundt, James, Milgram, behaviorisme, sociale psy.): objectieve kennis /
reductionistisch / natuurwetenschappelijke methode. Je meet, meten is weten.
• Hermeneutische traditie (Freud, fenomenologie, kritische psychologie): betekenissen / culturele
context / case study. Iedere patiënt verschilt van elkaar en daarom kan je geen wetten afleiden uit
ontwikkeling, jouw ontwikkeling verschilt van een ander individu.
Discussies in de sociologie
• Positivistische/empiristische traditie: verklaren. Comte’s, Durkheim: ‘sociale feiten’,
wetmatigheden. Sociale feiten worden gezien als objecten die je kunt onderzoeken. Die moet je
vaststellen. Waarnemen, meten, weten.
,• Kritische traditie: begrijpen. Frankfurter Schule, Chicago School, Foucault, Berger & Luckmann.
De sociologie moet kijken naar repressie mechanismen, onder welke voorwaarden worden groepen
uitgesloten en hoe wordt seksualiteit gedefinieerd.
• Historische traditie: zowel verklaren als begrijpen. Weber.
Demarcratie → het onderscheiden van wetenschap en zuivere wetenschap (discussie over wat is
echte wetenschap)
• Loopt langs de drie filosofische lijnen (epistemologie, ontologie en methodologie)
• Historische ontwikkeling à hoe zijn disciplines ontwikkeld en gegroeid, waar liggen hun wortels?
• Plaatsbepaling tussen/binnen/naast natuurwetenschappen en geesteswetenschappen
Waarom was theologie ooit wel en nu niet meer een sociale wetenschap?
• Mensbeeld: is veranderd à zijn geïndividualiseerd, religie is naar de achtergrond verschoven,
leven meer in een private sfeer.
• Geen empirisch onderzoek mogelijk à empirisch onderzoek is de norm geworden
• Soort verklaringen niet meer acceptabel à ze willen accepteren dat je als individu bepaalde
uitspraken hebt, maar mag geen deel zijn van het verklaringsmodel
> Wel: sociologie van religie
,HOORCOLLEGE 2 – 11 SEPTEMBER 2019 (WEEK 2)
Centraal in dit college staat; hoe is het wereldbeeld veranderd? (van geloven in goden etc naar
meningen etc die door wetenschap zijn ondersteund; moderne wetenschap etc).
1. Wereldbeeld
De renaissance zorgde voor aanleiding om kritischer te worden op het wereldbeeld in die periode
(herontdekking van oude romeinse schriften). Leidt ertoe dat mensen zich afvroegen dat de kennis
niet overeenkwamen met de christelijke wereld, wat moeten we ervan maken.
Copernicus
Hij had ontdekt dat de aarde om de zon heen draait. De aarde staat niet centraal in het centrum,
maar de zon. Eerst was het wereldbeeld dat, dat andersom was (aarde staat stil en zon draait
omheen). Betekent dat teksten uit de bijbel niet meer pasten , Copernicus draaide het wereldbeeld
dus op zijn kop.
Boekdrukkunst
Halverwege de 16e eeuw neemt boekdrukkunst toe. Ideeën als Copernicus konden zich in een enorm
tempo verspreiden, daarvoor konden veel mensen ook niet lezen, alleen in kloosters. Boekdrukkunst
zorgde ervoor dat mensen meer kennis kregen en konden lezen; veranderde ook het wereldbeeld.
Mensen en uitvindingen hadden dus invloed op het wereldbeeld en haar verandering.
Christelijke wereld ging niet helemaal weg om plaats te maken voor een wetenschappelijke wereld,
ze zijn met elkaar verweven.
Hoe het wereldbeeld werd beïnvloed:
Ontdekkingen (klassieke werken, ‘kleine dierkens’)
Uitvindingen (drukpers, microscoop, radio)
Individuen (Copernicus, Galilei, Newton, Descartes)
Maatschappelijke veranderingen (ontdekkingsreizen, Franse Revolutie)
Nieuwe ideeën, perspectieven, wereldbeelden
Verandering van de wereld:
- Mensen hebben behoefte aan begrip van de wereld en het leven
- Bezielde wereld, door een God of goden bestierd
- Renaissance (herontdekking oude kennis en filosofen), Wetenschappelijke Revolutie (experiment,
mechanica en methode), Verlichting (menselijke ratio en vooruitgang)
- Ontzielde wereld waarin de mens centraal staat en zelf in staat is objectieve kennis te verwerven
door middel van de ratio en wetenschappelijke methode
2. Casus (Culturele) Antropologie
,Antropologie is ontstaan in de 19e eeuw
- Je hebt een interessegebied nodig voor een discipline
- Maatschappelijke relevantie; onderwerp moet breed gedragen worden door de maatschappij
(zodat ze je ook middelen geven)
- Specialisatie en demarcatie; onderzoeksterrein moet je verdedigen
- Institutionalisering; je mag aan de universiteit je werk doen
In de Franse revolutie wordt de wereld ook op zijn kop gezet. De wereld is zo ingedeeld; boeren
werken hard en de adel en geestelijken hebben allerlei privileges.
Quote: Francois Renee de Chateaubriand: “The old men of former times, were less unhappy and less
isolated than those of today: if, by lingering on earth, they had lost their friends, little else had
changed around them; they were strangers to youth, but not to society”
De wereld veranderde aan alle kanten, oude mensen herkenden de samenleving niet meer en
voelden zich daar niet meer thuis (Franse revolutie).
Alfred de Musset: “Behind them a past forever destroyed, but with the sitll smouldering ruins of
centuries of absolutism; before them the dawn of an immense horizon, the daybreak of future […]”
Een pad ligt er achter hen, daar kan je niet meer naar terug. Maar, het gaat om de toekomst (de
horizon). Het verleden kan dus wel veranderen, toekomst kan anders zijn. Opent de weg voor de
maakbaarheid van de samenleving (je kan interventies doen; hoe kan de samenleving eruit zien). Je
wilt daarvoor de mensen en samenleving beter begrijpen. Dit idee is mogelijk gemaakt door de
Franse revolutie.
Charles Darwin
Wij mensen zelf zijn net , zoals dieren (geëvolueerd vanuit aapachtigen). Dat betekent ook; wat voor
een mensen waren dat vroeger, je wil dat begrijpen. Hier zie je dat een interessegebied ontstaat
voor antropologie.
Maatschappelijke relevantie ontstaat in het kolionisme. Fortuin weghalen voor eigen gewin, je
moet ook de kolonies besturen. Het helpt als je ze begrijpt, andere culturen beter begrijpt (bijv.
Indonesië). Hier ontstaat dus een maatschappelijke relevantie; Nederland wilde bijv. kolonie
beheersen en uitbreiden. Behoefte vanuit christelijke gedachte om die mensen ook christelijk te
krijgen (godsdienst over te brengen in kolonie).
Specialisatie, hiervoor werd een opening gemaakt in de Franse revolutie, om dingen in te gaan
kleuren, zoals liberalisme etc. Er ontstond bijv. archeologie, sociologie etc. Specialisatie helpt ,
doordat je beter in staat bent om tegen anderen te zeggen; dit is wat ik doe. Je bent expert op dat
gebied en krijgt sneller middelen om wat te gaan doen op dat gebied.
Dus disciplines in de praktijk samengevat;
- Interessegebied (contemporary ancestors; hedendaagse voorouders, hoe kunnen we onderzoek
doen naar de oude culturen, denk aan bijv. primitieve culturen. Zoals we onze eigen voorouders
willen begrijpen, kunnen we naar hedendaagse culturen kijken, zoals in Afrika.
, - Maatschappelijke relevantie (kolonialisme) disciplines moeten meebewegen in de maatschappelijke
relevantie. Voor antropologie is migratie en globalisering (samenwerking tussen culturen) bijv. nu
maatschappelijk relevant.
- Specialisatie en demarcatie (afbakening sociologie-geschiedenis-antropologie).
- Institutionalisering (leerstoel Leiden 1877)
Middelen collegegeld, salaris en onderzoeksbudget
3. 19e eeuw
Comte – Positivisme
Maatschappelijk belang van wetenschap neem toe. Zorgde dat mensen een standaardbeeld van
wetenschap ontwikkelen; wanneer is iets wel of geen wetenschap (demarcatie; onderscheid van
geen en wel wetenschap). Comte vertrekt vanuit het idee dat de werkelijkheid geregeerd wordt door
wetten. De werkelijkheid is een vast gegeven (een positief gegeven; het bestaat), zijn feiten te vinden
in de werkelijkheid. De wetten van werkelijkheid kan je onderzoeken en herkennen. Dat kan je doen
adhv empirische waarnemingen en experimenten. Observeren wat er in experimenten gebeurd
(objectieve waarnemingen), is een vorm van inductie; waarnemen en vanuit daar met theorieën
komen. In de 20e eeuw wordt er iets aan toegevoegd; logisch empirisme (logisch redeneren; daaruit
volgt de kennis). Werkelijkheid kan je eigenlijk nog gewoon ontdekken; op die manier kan je ook
kennis vergaren. Onze body of knowledge groeit dus.
Dilthey – Hermeneutiek
Sociale wetenschappen komen ook op in de 19 e eeuw. Historici zeggen met name dat ze er niet veel
mee kunnen. Een van die mensen is Dilthey (Hermeneutiek). Wetten van werkelijkheid onderzoeken
met waarnemingen; op deze manier is dat moeilijk om culturen te onderzoeken. Je kan moeilijk een
experiment doen met Julias Cesar. Hoe kan je gedachten en ideeën dan wel onderzoeken, als dat niet
op die manier kan? Daar moet je dus op een andere manier mee omgaan.
Bij hermeneutiek stonden de volgende dingen centraal:
- Gedachten en ideeën
- Begrijpen van hun betekenis (hoe en waarom doen we dingen; welke betekenissen geven we
eraan?)
- Daarvoor is nodig dat je je probeert in te leven (inlevingsvermogen en interpretatie).
.. Wetenschap onderscheid zich dus van pseudowetenschap met haar empirische methode, die in wezen
inductief is, voortkomend uit observatie of experiment.
4. 20e eeuw