ALGEMENE PATHOLOGIE
H1: INLEIDING TOT DE PATHOLOGIE
DEFINITIE VAN “PATHOLOGIE”
Pathologie = de leer van het lijden. Deze afwijkingen van het normale resulteren in ziekte met SN ➔ kliniek.
Pathologie is de link tussen de uitlokkende factoren zoals een virus en de letsels. Pathogenese = oorsprong van
de pathologie.
Noxe = iets dat in een te grote mate is
toegediend. Kan ook zijn dat te gering mate een
uitlokkende factor voor een pathologie kan zijn.
Uitlokkende factor steekt iets in gang, we gaan
beginnen zien dat er een afwijking van een
normale structuur ➔ letsel ➔ symptomen. Bv
virus die rechtstreeks cellen kapot gaat maken.
Diagnose kunnen stellen, prognose geven
nadat je weet wat de diagnose is.
• Comparatieve pathologie: Studie van de pathogenese van ziekten bij verschillende species ➔ nut van
de veterinaire pathologie voor de mens (vb. mammatumoren bij de teef)
• Diagnostische pathologie (zogenaamde diagnostiek): Weefselveranderingen gebruikt om ziekte te
karakteriseren ➔ Lijkschouwing (post-mortem macro + micro) (zie autopsiepracticum)
• Biopsiename (in vivo macro + micro) (zie werkcollege 3)
• Chirurgische pathologie: Biopsie als diagnosemiddel tijdens operatie
• Klinische pathologie: Labodiagnose van ziekten bij het levende dier: geavanceerde
onderzoekstechnieken, specialisatie in bepaalde organen of diersoorten
• Experimentele pathologie: Pathogenese op experimentele wijze in detail onderzocht
ENKELE PATHOLOGISCHE ONDERZOEKSTECHNIEKEN
MACROSCOPIE
Visuele inspectie en palpatie: pyometra links en rechts hartbasis tumor. Hypertrofie van de hartspier wand
moeten we eigenlijk echografisch/RX precies meten, post mortem zou het ook door iets anders kunnen zien.
Blijft subjectief.
HISTOLOGIE
Stuk weefsel eruit halen en behandelen: fixatie, dehydratatie, parafine, coupe snijden en kleuren ➔ bekijken
onder de microscoop. Je gaat het dus niet zelf doen, te veel machines nodig. Wordt opgestuurd naar het labo.
Cytologische preparaten: alle machines niet nodig. Je kan het makkelijk zelf doen. Specifieke kleuringen kan je
aanvragen.
FIXATIE
Formaldehyde: rotting tegen houden na de dood omdat de cel geen zuurstof meer krijgt.
• ATP door anaerobe glycolyse ➔ rigor mortis.
• ATP opgebruikt ➔ cel niet zichzelf onderhouden
• Celorganellen gaan kapot gaan ➔ lysoszymes ➔ cel zelf gaan verteren
• Rotting al van binnen uit = autolyse
Formaldehyde zal de autolytische lysozymes de EW gaan
koppelen om de functie tegen te houden = methyleenbruggen.
Wat er over is = H20. Hoe langer formaldehyde bezig is met de
denaturatie, hoe meer formaldehyde opgebruikt in de reactie,
hoe meer water er ontstaat. Er kan dus ook een moment
ontstaan dat al de formaldehyde is opgebruikt maar nog niet
alle enzymes zijn gedenatureerd. Nood aan heel veel
formaldehyde moet bijna 10x zoveel zijn.
, 3
Diepe stalen ook moeilijker, formaldehyde niet tot binnenste kunnen binnen dringen. Laten staan, niet in de frigo
➔ formaldehyde werkt niet onder de 10 graden. Rotting zal misschien wel trager zijn maar er is wel rotting.
Concentratie ➔ poeder, vaste stof waar water wordt aan toegevoegd. Max 37%: meer als 37 gram zal neerslaan.
Aanlengen van 37% ➔ maar een 4% concentratie nodig voor werking. Formol of formaline: oplossing die je kan
maken maximaal ➔ 37%. 10% formaline = 10% van die 37% ➔ 4% = formaldehyde.
FORMOLPIGMENT = HERNATINE
Pigmentatie in bv RBC = reactie Hb met ongebufferd formaledehyde.
KEUZE STAALNAME + ORIËNTATIE
Waar staal nemen ➔ rand, in of buiten het letsel?
HISTOCHEMIE
Chemische reacties = speciale kleuringen, gaat een bepaalde reactie aan met weefsel. Bv met mastcel granules,
waardoor ze paars kleuren.
ENZYMHISTOCHEMIE
Gebruik maken van enzymes in het weefsel die de kleurstof gaan veranderen. Bv esterase: overal waar het zit zal
het bruin kleuren. Actieve enzymes aantonen, opgelet dan niet fixeren met formaldehyde ➔ inactiveren van
enzymes. Thermische fixatie dan kiezen: bevriezen en dan coupe maken = cryo-coupe.
IMMUNOHISTOCHEMIE
KLASSIEKE LICHTMICROSCOPISCHE TECHNIEK
Bekijken.
IMMUNOFLUORESCENTIE
Bekijken.
TUNEL TECHNIEK
Apoptopische cellen aanduiden ➔ verknippen hun DNA ➔ eindstukken DNA dat gelabeld worden en
immunohistochemisch zichtbaar worden.
SCANNING ELEKTRONENMICROSCOPIE
Zeer sterk vergroot glas: op oppervlakte kijken, tot duidend maak vergroot. Op welke manier moet je niet
kennen. Weefselstaal dat je met elektronen bestraald ➔ weerkaatsen ➔ detectie ➔ beeld verkrijgen.
TRANSMISSIE ELEKTRONENMICROSCOPIE
Is eigenlijk een hele sterke lichtmicroscoop. nog een kleine golflengte ➔ elektronen ➔ bestralen staal maar dan
niet weerkaatst maar erdoor gaan. Coupe maken, moeten dus zeer klein zijn. Densiteit van de structuren: meer
of minder tegenhouden van de elektronen ➔ contrast zichtbaar. Veel kleiner en meer in details structuren gaan
bekijken. Zo kan je gaan berekenen wat de oppervlakte is van bepaalde structuren.
, 4
H2: STOFWISSELINGSSTOORNISSEN
EXAMEN: wat is hypoxidose en beschrijf de
verschillende vormen?
INLEIDING
DEFINITIES
Stofwisseling = metabolisme ➔ anabolisme en katabolisme. Stoornissen: te veel opbouw of afbraak, op een
verkeerde plaats. Het is kwantitatief. Er zijn geen nieuwe biochemische processen, wel zo = tumoren. Substraat
dat normaal wordt afgebroken gaan opstapelen = stapelingsziekte. Zit in de weg van de cel ➔ cel zal beschadigd
geraken. Of je maakt te weinig van iets ➔ enzym dat je niet meer hebt waardoor iets niet kan afgebroken
worden. Je begint het te zien.
Cel kan zich wel wat aanpassen, bv andere pathways opgereguleerd. Degeneratie met eventueel zelfs het
afsterven van de cel, dan is de capaciteit om de zich aan te passen overschreden. De cel kan er niet meer mee
om. Kunnen er zelfs door sterven = necrose. Het is ook niet zo dat de cel altijd zal afsterven, cel kan vaak nog
herstellen = reversibele degeneratie. Adaptatie is ook niet eindeloos, aftakeling is wel zichtbaar.
Hypertrofie: spiercellen worden
groter (kunnen niet vermeerderen
in aantallen). Hyperplasie =
vermeerderen van cellen, bv de
lever. Kan ook een combinatie zijn
tussen de twee.
Gestegen belasting, bv wanneer er longfibrose is ➔ minder elastisch, meer
weerstand ➔ rechterhart moet harder pompen om bloed naar de longen te
krijgen. De ventrikel spierwand zal dus dikker worden. Start dus met een
hypertrofie ➔ adaptatie ➔ overschrijden: burn out ➔ ventrikel dilatatie.
Omgekeerde kan ook gebeuren: bv de schildklier. Cellen nodig die in mitose kunnen gaan. Hartspiercel kan niet
toenemen in aantal, zullen dus enkel groter worden als adaptatie = hypertrofie. Thyrocyten kunnen wel gaan
delen, gaan vermenigvuldigen als adaptatie op de gestegen belasting. Noxe is dan de gestegen belasting ➔ te
kort aan maternaal jodium tijdens de zwangerschap. Te kort aan jood zorgt voor een toename van het aantal
schildklier cellen = hyperplasie. Dus spreekt zijn eigen wat tegen: gestegen belasting = te kort ➔ toename cellen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mirtheverplaetse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.68. You're not tied to anything after your purchase.