100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hoorcollege + werkgroepen 1 t/m 5 inclusief levensloopcasus $6.95
Add to cart

Answers

Hoorcollege + werkgroepen 1 t/m 5 inclusief levensloopcasus

 105 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Antwoorden op alle werkgroepvragen en levensloopvragen van week 1 tot en met 5 en samenvatting van hoorcollege 1 tot en met 6

Preview 4 out of 42  pages

  • October 12, 2019
  • 42
  • 2019/2020
  • Answers
  • Unknown
avatar-seller
Hoorcollege 1
Functies belastingheffing:
1. Budgettaire functie;
2. Instrumentele functie;
a. Belastingen kunnen bijvoorbeeld dienen als politiek instrument. Bv.
Arbeid stimuleren door loonheffing lager te maken.
3. Steunfunctie:
a. Bv de vennootschapsbelasting die een steunfunctie geeft aan de
inkomstenbelasting.

Een natuurlijk persoon betaalt inkomstenbelasting, een persoon die een BV
opricht betaalt vennootschapsbelasting. De loonheffing en
vennootschapsbelasting zijn voorheffingen.

Beginselen die ten grondslag liggen aan belastingheffing:
1. Draagkrachtbeginsel: “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten”.
Een uitvloeisel hiervan zijn de verschillende tarieven bij
inkomstenbelasting: hoe meer je verdient, hoe meer belasting je betaalt.
Zie bijvoorbeeld artikel 2:10 wet IB. Ook de algemene heffingskorting is
een uitvloeisel hiervan: door deze korting, die voor iedereen geldt, kan
iedereen in zijn eerste levensbehoeften voldoen.
2. Profijtbeginsel;
a. Hoe meer je profijt van iets hebt, hoe hoger de belasting.
Bijvoorbeeld de hogere belasting bij een hogere WOZ-waarde.
3. Bevoorrechte verkrijging;
4. Welvaartsbeginsel;
5. Beginsel van de minste pijn;
6. Optimale realisatie.

Artikel 104 Grondwet bevat het legaliteitsbeginsel: alle belastingen vinden dus

De algemene heffingskorting
De algemene heffingskorting is een korting op de inkomstenbelasting,
waardoor men kan voorzien in zijn primaire behoeften. De hoogte hiervan is
afhankelijk van de hoogte van je inkomen en is lager naar mate je inkomen
hoger is.

hun grondslag in wet in formele zin.

Het belastingsubject (artikel 1:1 jo. 2:1 IB, natuurlijke persoon) moet belasting
betalen over alle 3 de boxen. Echter, dit geldt alleen indien het subject het object
van de betreffende box heeft. Als laatst wordt er gekeken naar het tarief: wat
moet worden betaald? Dus voor belasting moet er gekeken worden naar:
1. Subject
2. Object
3. Tarief

Subject
Er wordt onderscheid gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse
belastingplichtigen (artikel 2:1 IB). Een binnenlandse belastingplichtige woont in
Nederland. Een buitenlandse belastingplichtige woont niet in Nederland, maar

,heeft wel inkomen uit Nederland. Wat een “woonplaats” is, wordt door de
omstandigheden bepaald, artikel 4 AWR. Echter, er kan ook sprake zijn van een
fictieve woonplaats (artikel 2:2 IB en 4.2 AWR): indien iemand zich bijvoorbeeld
uitschrijft en nergens anders inschrijft of een medewerker van de Nederlandse
ambassade of een schipmedewerker (van een Nederlands schip). Een
buitenlandse belastingplichtige krijgt geen heffingskortingen.

In artikel 5a AWR jo. 1:2 IB staat wat onder “partner” wordt verstaan (als
natuurlijke persoon die belastingplichtig is?). Dit is van belang omdat je met een
partner sommige inkomsten kunt delen. Een partner beïnvloedt

Object
Bij het object gaat het om de vraag waarover belasting moet worden betaald.
Binnenlandse belastingplichtigen zijn belast voor hun wereldinkomen, zie artikel
2.1 lid 1 sub a jo. 2:3 IB.

Het belastbaar inkomen bestaat uit:
1. Box 1: werk en woning, hoofdstuk 3 IB
2. Box 2: aanmerkelijk belang, hoofdstuk 4 IB
3. Box 3: sparen en beleggen, hoofdstuk 5 IB

Voor buitenlandse belastingplichtigen geldt hoofdstuk 7 IB. Artikel 7.8 IB: als je
meer dan 90% van je inkomen uit Nederland komt, word je behandelt als een
binnenlandse belastingplichtige.

In box 1 is het bronnenstelsel geïmplementeerd. Kenmerken van een bron:
1. Deelname aan het economisch verkeer;
2. Beogen van (geldelijk) voordeel;
3. Redelijkerwijs voordeel verwachten

Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, kom je niet in box 1 terecht. In
dat geval zijn aftrekposten bijvoorbeeld ook niet van toepassing.

Reel stelsel (box 1 en 2): wat er echt is verdiend.
Forfaitair stelsel (box 3): een van tevoren vastgesteld percentage (fictief).

Tarieven
Voor box 1 geldt er een progressief tarief, artikel 2.10 IB. In box 2 is er een vast
tarief van 25% (artikel 2.12 IB) en in box 3 is er een vast tarief van 30% (artikel
2.13 IB).

Als je binnenlands belastingplichtig bent of gekwalificeerd binnenlands
belastingplichtig bent (artikel 7.8 IB), gelden dus de bovenstaande tarieven.

Box 1
Artikel 3.1 IB: het belastbare inkomen uit werk en woning is:
Winst uit onderneming + loon Resultaat uit overige werkzaamheden + periodieke
uitkeringen + inkomsten uit eigen woning + negatieve uitgaven
inkomensvoorzieningen + negatieve uitgaven persoonsgebonden aftrekposten -
aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld - uitgaven voor
inkomensvoorzieningen - persoonsgebonden aftrek - verliezen uit werk en
woning

,Box 2
Artikel 4.1 IB: het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang is:
Reguliere voordelen + vervreemdingsvoordelen – persoonsgebonden aftrek –
verliezen uit aanmerkelijk belang.

Box 3
Artikel 5.1 IB: het belastbare inkomen uit sparen en beleggen is:
De rendementsgrondslag – de persoonsgebonden aftrek.

De rendementsgrondslag wordt aan het begin van het jaar berekend, artikel 5.2
lid 1 IB. Let wel op het heffingsvrije vermogen uit artikel 5.5 IB.

Voor box 3 geldt: bereken de waarde van de bezittingen en schulden van uw
minderjarige kinderen waarover u het ouderlijk gezag hebt. Het gaat om uw
kinderen die op 1 januari van het jaar waarover u aangifte doet jonger zijn
dan 18 jaar. Bereken de waarde op 1 januari van dat jaar.
Hebt u het hele jaar een fiscale partner? En heeft deze fiscale partner het
ouderlijk gezag over minderjarige kinderen die geen kinderen van u zijn? Dan
berekent u ook het vermogen van de minderjarige kinderen van uw fiscale
partner.
Bent u het hele jaar van aangifte gescheiden? En staat u niet meer allebei op
hetzelfde adres ingeschreven bij de gemeente? Geef dan de helft van de
bezittingen en schulden aan van uw kinderen waarover u het ouderlijk gezag
hebt. De andere ouder geeft in zijn eigen aangifte de andere helft aan.

De volgende bezittingen geeft u aan in box 3:
- Uw bank- en spaartegoeden
- Uw aandelen, obligaties, winstbewijzen en opties die niet bij een
aanmerkelijk belang horen
- Uw vorderingen, zoals uitgeleend geld en contant geld
- Uw tweede woning, bijvoorbeeld een vakantiewoning
- Uw overige onroerende zaken, bijvoorbeeld een woning die u verhuurt (dit
is echter geen “tweede woning”
- Het niet-vrijgestelde deel van uw kapitaalverzekeringen
- Uw rechten op periodieke uitkeringen die niet in box 1 worden belast
- Uw overige bezittingen, zoals uw aandeel in het vermogen van een
Vereniging van Eigenaren (VvE) en cryptovaluta
- Nabetalingen van toeslagen

Zaken die tot box 1 of 2 behoren, geef je niet aan in box 3.

U geeft onder andere de volgende schulden aan in box 3:
 Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie
 Negatief saldo op een bankrekening
 Schulden voor de financiering van aandelen (behalve aandelen die
horen bij een aanmerkelijk belang, obligaties of rechten op periodieke
uitkeringen

,  Schulden voor de financiering van de tweede woning of andere
onroerende zaken
 (hypotheek)schulden die u niet in box 1 mag aftrekken, omdat de
schuld niet tot de eigenwoningschuld hoort
 Schulden volgens de Wet studiefinanciering (studieschulden), tenzij de
studieschuld nog kan worden omgezet in een gift
 Bedragen aan toeslagen die u moet terugbetalen

De persoonsgebonden aftrek
De persoonsgebonden aftrek staat in Hoofdstuk 6 IB en bestaat uit:
 Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen;
 Uitgaven voor specifieke zorgkosten (bijv. ziekte);
 Weekenduitgaven gehandicapte kinderen;
 Scholingsuitgaven;
 Aftrekbare giften.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 4pokes200. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.95  4x  sold
  • (0)
Add to cart
Added