100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Volledige samenvatting 'inleiding tot het recht' $12.75   Add to cart

Summary

Volledige samenvatting 'inleiding tot het recht'

 26 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting bevat alle te kennen leerstof uit het boek 'Privaatrecht in hoofdlijnen' voor het vak inleiding tot het recht voor het examen Handelswetenschappen semester 2. Deze is 100% compleet met alle info uit de lessen, slides, boek én zelfstudie. Opdeling van het boek werd gevolgd: delen;...

[Show more]
Last document update: 2 months ago

Preview 4 out of 50  pages

  • Yes
  • August 3, 2024
  • August 31, 2024
  • 50
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
DEEL I: RECHTSFENOMEEN
HOOFDSTUK 1: CONCEPTEN VAN RECHT
 Het fenomeen ‘recht’ = hoe de maatschappij werkt
 “hét recht bestaat niet, omdat dé samenleving niet bestaat” = regels en wetten zijn overal anders
 recht en samenleving staan ver uit elkaar: communicatiekloof en verschillende perceptie
 recht als octopus = recht is een bemoeial --> juridisering = alles moet verantwoord worden

 Rechtsvergelijking
 recht is een samenlevingsproduct
 geen universeel recht door 1) geografische breuklijnen = plaats
2) historische breuklijnen = tijd
 bv: wet over overspel/ geslachtsverandering/ … = verschillen door cultuur
 recht >< moraal
bv: sommigen tegen homohuwelijk/abortuswet, maar meerderheid beslist over de wet

 verschil formeel en materieel rechtssysteem (zie p8)!!!
1) FORMEEL RECHTSSYSTEEM = de wijze waarop materieel recht wordt gehandhaafd
= van wie gaat het uit en hoe komt het tot stand, de GEZAGSSTRUCTUUR
 verticale rijen in kubus = nationaal / internationaal / europees / …
 horizontale rijen in kubus = gemeente / provincie / gewest / federale staat / EU / …
 grensoverschrijdend handelen zorgt voor (conflicterende) rechtsordeningen
 grensoverschrijdend = geografisch, …..
 individu maakt deel uit van VERSCHILLENDE samenlevingen --> VERSCHILLENDE regelsystemen
 bv: boksen in wedstrijd levert geld op, daarna thuiskomen en op vrouw slaan is huiselijk geweld

 zeer grote meergelaagdheid = rechtspluralisme
los vd verscheidenheid aan bronnen wordt het Belgisch recht als één geheel gezien =rechtsmonisme
= in de formele gelaagdheid proberen we materieel 1 geheel te creëren
 hiërarchie van normen + eenheid in toepassing
 prejudiciële vragen = VOORDAT je uitspraken doet, een vraag stellen aan een ander rechtscollege
(bv rechter vraagt aan gerechtshof)

2) MATERIEEL RECHTSSYSTEEM = bepaald hoe personen zich moeten gedragen in hun onderlinge
verkeer, de inhoud van het systeem
 a) casuïstische systeem = ontwikkelen rechtssysteem van casus naar casus (bv: common law)
 b) doctrinegebonden systeem = ontwikkelen regels en wetten, en casus aftoetsen hieraan (België)

 klassieke recht (17de E – 20ste E)
= hiërarchie van normen, georganiseerd systeem, een basis (bv: codificaties)
 twee basisregels: 1) de ‘gouden regel’ = doe niet bij een ander wat je zelf niet graag hebt
2) pacta sunt servanda = een afspraak moet je nakomen
 basisregels worden verfijnd, en vormen een piramide
 het recht van de sterkste wordt vervangen door recht dat orde creëert
= vrijheid beperken om vrijheid te bewaren (bv: wilsautonomie & eigendomsrecht)
 rechter past gewoon de wet (waardevrij) toe: ‘bouche de la loi’ = marginale rol
 recht sanctioneert: lost conflicten op
 rechtvaardigheidsgedachte (vrede)
--> individualisering maakt ons kwetsbaarder voor willekeur,
bv: leerling krijgt minder punten omdat hij lelijke kleren aan heeft
EXAMEN! 1) rechtspositivisme= veranderlijke regelgeving door overheid, zonder noodzakelijke band met moraal
1

, = formele totstandkoming van het recht
 recht =/= moraal (bv gender mag officieel verandert worden, maar sommigen vinden dit niet oké)
 rechtsregels die de rechtgever uitvaart worden niet gecontroleerd op hun inhoud,
er is een scheiding tussen ‘sein’ (=werkelijkheid) en ‘sollen’ (ideologie)
 bv: “iedereen wordt geacht de wet te kennen” = ideologie, want verandert dagelijks
 recht is geen onderdeel van maatschappelijk gebeuren
 de dynamieke samenleving dwingt ons tot wijzigingen in het recht

2) formeel en materieel recht
 rechtsaanspraken toekennen = materieel recht  geeft vorm: inhoud
 afstamming (moeder/vader)  kiesplicht
 erfrecht  diefstal
 echtscheiding  aansprakelijkheid
 …
 herstel bieden bij overtreding = formeel recht  wat moet gebeuren: het proces/ de procedure
 Hoe / Bij welke rechter moet ik gaan?
 Kan ik in hoger beroep?
 Wat doe ik met een vonnis?
 …
 formeel recht regelt conflicten naar aanleiding van de toepassing van het materieel recht

3) bewijsrecht
= situeert zich tussen het materieel en het formeel recht en is dat deel van het recht waarin bepaald
wordt welke partij de rechter mag geloven en wat hij mag geloven
= wie heeft gelijk?

4) publiekrecht en privaatrecht
 publiekrecht = overheidsaangelegenheden
= rechtsregels waarin de overheid als overheid aanwezig is = overheidsrecht
 internationaal publiekrecht = volkenrecht
 ondergeschiktheid (= verticaal)
 Fiscaal recht  Administratief recht
 Strafrecht  Onteigeningen
 …
 privaatrecht = private aangelegenheden
= rechtsregels die de rechtsorde tussen burgers regelt
 aanvullend recht: bepalingen vullen pas aan wanneer het zelf niet geregeld is
 gelijkheid (= horizontaal)
 Huwelijk  Verzekering
 Vennootschap  Aansprakelijkheid
 Overeenkomst  …

 onderscheid publiek & privaat = dwingend recht: bescherming en ongelijkheid corrigeren
 recht ten gronde = vormvereisten doorlopen (niet gewoon zeggen ‘we zijn getrouwd’)




 Ontwikkeling van het huidige recht

2

,  sociale menswetenschappen
 sociale ongelijkheid ontstaan als gevolg van de industrialisering
 verpaupering = door armoede/te weinig aandacht, in verval geraken

 instrumentalistisch recht = recht als instrument gebruiken om in te grijpen tegen de verpaupering
 maar bij het herstellen van onevenwichten, ontstaan telkens nieuwe onevenwichten
= precariteit van evenwicht
 afweging van belangen = politiek
bv: art 18: wet op de arbeidsovereenkomst =werknemer moet instaan voor veroorzaakte schade
= lichte fout kan leiden tot grote gevolgen voor WN
(bv: beledigend bericht online posten, afvalwater dumpen vergiftigd hele gentse)
 ‘misschien moeten we werknemer beschermen tegen grote gevolgen van hun lichte fout’

 verzekeringsmechanisme
= bij fout moet de werknemer de schade vergoeden, maar hij kan dit vaak niet
 ziet gebeurtenis als mogelijk incident via ‘risico’
 nood aan sociale zekerheid, die zorgt voor welvaart
 vergelijk met aansprakelijkheidsrecht (zie gouden regel art1382): lichte fout = aansprakelijkheid
a) bewijzen wie zijn schuld het is ‘loss rests where it falls’
b) schuldige achterwege laten en individu die fout begaan is bekijken: was dit een eigen fout of was
er een risico (= socialiseren) + bepalen hoe groot de vergoeding is
 risico’s: zwangerschap, leeftijd
 verzekeringssysteem na WO1 = collectief (middelen samenleggen) + nationaal + dwingend

 mensenrechten
= veralgemeend welzijnsrecht: recht op welzijn/ maatschappelijke zekerheid
 absoluut karakter van mensenrechten: gelijke opdracht voor mensen met andere capaciteiten

 meergelaagd recht: reguleringsimpactanalyse
 adhv OESO rapporten wordt RIA (= ReguleringsImpactAnalyse) gevormd
 RIA = welk beleidsinstrument nodig om maatschappelijk probleem op duurzame wijze te verhelpen
 hierdoor kan de (in)directe impact van wetgeving op leefmilieu, KMO’s, … onderzocht worden
 kenmerken: nutsmaximalisatie, alternatieve kosten, allocatieve efficiëntie, transactiekosten

EXAMEN!  proportionaliteit = toetssteen die recht in één concept typeert
1) doeltreffendheidscriterium = zijn de genomen maatregelen doeltreffend om resultaat te halen
2) noodzakelijkheidscriterium = kan doelstelling even doeltreffend bereikt worden via een maatregel
die minder raakt aan andere belangen die door recht worden gewaarborgd
3) proportionaliteitscriterium = weegt het resultaat op tegen het nadeel dat hij toebrengt aan die
andere belangen (is het in redelijke verhouding?)
 privaatrecht <-> rechtsmisbruik = recht gebruiken met als enig oogmerk een ander te benadelen

 rechterlijke toetsing: taak van de rechter
= moeilijke opdracht om zich aan de wet te houden, door pluraliteit aan rechtsbronnen
 motiveringsplicht = schatten van de waarde van de inbreng van de rechter

 recht als wetenschap
 botsing met andere rechten, moeilijk afweegbaar
 3 aspecten: generaliserende functie, onderdeel van gesystematiseerd geheel, verifieerbaar



HOOFDSTUK 2: REGELPRODUCENTEN
3

,  Wie zijn rechtsproducenten? = wie bronnen van recht mag maken
 Wetgever  Gewoonte  Vreemd recht
 Rechtspraak  Billijkheid  Private regelgeving
 Doctrine  Algemene rechtsbeginselen
 bindende rechtsbronnen = vastzettend, hierop kan rechter zich baseren, vooral de wet
 gezaghebbende rechtsbronnen = ondersteunend voor de redenering

1) DE WETGEVER = de belangerijkste
 Wet
Wet in de formele zin een akte die uitgaat van de wetgevende macht, kijken naar wie deze maakt
(niet koninklijk besluit!), NIET de inhoud maar het orgaan en manier waarop
Wet in de materiële zin inhoudelijk, algemeen bindend, geldt voor iedereen
 IS NIET HETZELFDE ALS FORMEEL EN MATERIEEL RECHT
 Soorten wetten
 supranationaal = van buitenaf, invloed op eigen land
 intern = enkel eigen land
1) internationale / supranationale normen
A) klassiek verdragsrecht = interstaats recht = contracten en overleg tussen de staten
 verdrag van Wenen 23 mei 1969
normatieve verdragen  gedetailleerd = elke burger Bv: Europees Verdrag voor de
= directe werking = bindend: kan in beroep gaan Rechten van de Mens (EVRM)
EXAMEN!
contractuele verdragen  vaag = enkel met contract Bv: overeenkomst behoud van
= geen directe werking = niet-bindend: kan niet in beroep gaan architectonische erfgoed van Europa

B) Europees recht
 Primair recht
 = Basisverdragen: VEU en VWEU = verdragen met directe werking!!!
 Hierin worden organen gecreëerd: Commissie, Raad en Parlement
 secundair recht
 = geheel van regels bij het optreden van de instellingen Commissie, Raad en Parlement
 Organen van EU kunnen beslissingen nemen die rechtstreeks bindend zijn voor de burgers
van de lidstaten (zonder tussenkomst van de nationale wetgevingsorganen)
 Wordt voor België bevestigd in art 34 GW
 Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) / nationale rechters
 Europese normen: artikel 288 VWEU! --> definities kennen
 Verordeningen = bindend in elk onderdeel
 Richtlijnen = niet bindend in elk onderdeel + gericht aan lidstaten
= NOOIT horizontale directe werking = kan niet in beroep gaan als burger <-> b
EXAMEN!  uitgezonderd in de verticale verhouding = richtlijn is te laat in de lidstaat opgenomen,
of heeft deze fout opgenomen, hierdoor kan de burger TOCH beroep doen voor de
nationale rechter of de overheid. bv: etiket voldoet niet aan wetgeving maar wel aan
richtlijn. Richtlijn is nog niet ingevoerd in wet, dus je kan wél in beroep gaan (als
etiketmaker tov de overheid)
 Besluit = bindend in elk onderdeel
= verordeningen voor enkelen (individu/onderneming/staat)
 Adviezen en aanbevelingen = niet bindend


C) Benelux-wetgeving = België, Nederland, Luxemburg
4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller millla. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $12.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83637 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$12.75  1x  sold
  • (0)
  Add to cart