Mathematics for Business and Economics II (2023743)
Institution
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
Samenvatting van alle HOC's + extra notities zoals voorbeelden ter verduidelijking. Alle antwoorden van de wpo's volledig uitgeschreven.
EXTRA: formules + interpretaties van cijfers + gastcollege.
Schooljaar .
Bestand telt 118p
Behaald resultaat 15/20
Mathematics for Business and Economics II (2023743)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
MDR123
Content preview
Inhoudsopgave Bedrijfseconomie
1 HOC 1 5
1.1 Wat is bedrijfseconomie? 5
1.2 7 principes/ concepten voor managers 5
1.2.1 Doelen en beperkingen 5
1.2.2 Belang van (economische) winst 5
1.2.3 incentives/prikkels 6
1.2.4 (implicaties van) marktmechanismen 6
1.2.5 tijdsaspect van geld 6
1.2.6 marginale analyse voor optimalisatie 7
1.2.7 datagedreven besluitvorming 8
1.3 Marktwerking 8
1.3.1 Belang voor managers: 8
1.3.2 Vraag 8
1.3.3 Veel voorkomende vraagverschuivers 9
1.3.4 De vraagfunctie 10
1.3.5 Consumentensurplus 10
1.3.6 Aanbod: 10
1.3.7 Aanbodverschuivers: 10
1.3.8 De aanbodfunctie 12
1.3.9 Producentensurplus 12
1.3.10 Marktevenwicht 12
1.3.11 Marktinterventie 13
1.3.12 Wat kan de overheid doen: 13
1.3.13 Comperatieve statica 14
2 HOC 2 15
2.1 Kwantitatieve vraaganalyse 15
2.1.1 Wat is elasticiteit? 15
2.1.2 Eigen prijselasticiteit 15
2.1.3 Interpretatie van (eigen prijs)elasticiteit 16
2.1.4 Belang van vraagelasticiteit voor managers 16
2.1.5 De totale inkomsten test 16
2.1.6 Extreme vraagelasticiteiten 17
2.1.7 Factoren met een impact op prijselasticiteit 18
2.1.8 Prijselasticiteit linken met marginale analyse 18
2.1.9 Voornaamste elasticiteiten 19
2.1.10 Elasticiteit afleiden uit lineaire vraagfunctie: 20
2.2 Consumentengedrag 21
2.2.1 Model: 21
2.2.2 Beperkingen: 22
2.2.3 Marktsubstitutievoet: 22
2.2.4 Verandering in budgetbeperkingen: 23
2.2.5 Consumentenevenwicht: 23
2.2.6 Comparatieve statica 24
2.2.7 Implicaties voor werknemers: 26
2.2.8 Implicaties voor managers: 26
1
, 2.2.9 Link tussen indifferentiecurves en vraagcurves: 27
2.3 Irrationaliteit 27
2.3.1 Behavioural economics: 27
2.3.2 Bounded rationality: 27
2.3.3 Satisficing: 27
2.3.4 (satisficing heeft) Implicaties voor prijszetting: 28
2.3.5 Implicaties voor marktwerking: 29
2.3.6 Implicaties voor beleid: 29
3 HOC 3 30
3.1 Relevantie voor managers 30
3.2 Productieproces en kosten 30
3.2.1 Korte VS langetermijnbeslissingen 30
3.2.2 Maatstaven van productiviteit 31
3.2.3 Link tussen maatstaven van productiviteit 31
3.2.4 De managers en het productieproces 32
3.2.5 Algebraïsche productfuncties 32
3.2.6 isokwanten 33
3.2.7 Isokostlijnen 34
3.2.8 Veranderingen in isokostlijnen 34
3.2.9 Isokostlijnen en isokwanten 35
3.2.10 optimale inputsubstitutie 35
3.2.11 Kostenfuncties 35
3.2.12 Kortetermijnkosten 35
3.2.13 Gemiddelde en marginale kosten 36
3.2.14 Isokosten 36
3.2.15 Realtie tussen kostentypes 36
3.2.16 Vaste en verzonken kosten 36
3.2.17 Langetermijnkosten 37
3.2.18 (Dis)Economies of scale 37
3.2.19 Kostenfuncties voor meerdere outputfuncties 37
3.2.20 Economies of scope 38
3.2.21 Kostencomplementariteit 38
3.3 De organisatie van het bedrijf 38
3.3.1 Inputverwerving 38
3.3.2 Transactiekosten 40
3.3.3 Soorten gespecialiseerde investering 40
3.3.4 Implicaties van gespecialiseerde investeringen 40
3.3.5 Optimale inputverwerving 41
3.3.6 Verticale integratie 42
3.3.7 Principal-agent theorie: Managementcompensatie 42
3.3.8 Krachten die managers disciplineren 42
3.3.9 Principal-agent theorie: werknemerscompensatie 43
4 HOC 4 44
4.1 Industrie en de markt 44
4.1.1 Markt vs industrie 44
5 HOC 5 Oligopoly en speltheorie 52
5.1 Oligopoly 52
2
, 5.1.1 Duopoly 53
5.1.1.1 Onderscheid tussen kartel en geen kartel. 53
5.1.2 Speltheorie 56
6 HOC 6 Publieke en non-profit economie 59
6.1 Inleiding 59
6.2 Non-profits organisaties 59
6.2.1 -Classificaties (organisaties onderverdelen) 59
6.3 Three-failures theory 60
6.3.1 Market failure 60
6.3.2 Gouvermental failure 60
6.3.3 Non-profit failure 60
7 Hoc 7 Prijsstrategieën en de economie van informatie 61
7.1 BElang voor managers 61
7.2 productieproces en kosten 61
7.2.1 Basis prijsstrategieën 61
7.2.2 Winstmaximaliserende mark-up (monopolie) 61
Winstmaximaliserende mark-up (cournot) 62
7.2.3 Nog meer winst 62
7.2.4 Consumentensurplus extraheren 62
7.2.5 Prijsdiscriminatie 62
7.2.6 Tweedelige prijsstelling 63
7.2.7 Blokprijsstelling 64
7.2.8 Productbundeling 64
7.2.9 Speciale kosten-en vraagstructuren 65
7.2.10 Transfer pricing 65
7.2.11 Prijszetting onder prijscompetitie 65
7.2.12 Prijsmatching 66
7.2.13 Merkloyaliteit stimuleren 66
7.2.14 Gerandomiseerde prijszetting 66
7.3 De economie van informatie 66
7.3.1 Verwachte waarde 66
7.3.2 variantie 67
7.3.3 Onzekerheid en consumentengedrag 67
7.3.4 Implicaties risicoaverse consumenten 67
7.3.6 Zoekkosten consumenten 68
7.3.7 Onzekerheid en het management 68
7.3.8 Zoekkosten producenten 69
7.3.9 Winstmaximalisatie 69
7.3.10 Onzekerheid en de markt 69
7.3.11 adverse selectie 69
7.3.12 Moral hazard/moreel risico 69
7.3.13 Signaling 70
7.3.14 SCREENING 70
7.4 De economie van platformen 70
7.4.1 Multi-sided platformen 70
7.4.2 Analyse van MSPs 70
7.4.3 Problemen grote MSPs 71
7.4.4 Digitale markets act (beschermen zakelijke gebruikers) 72
3
, 7.4.5 Digital services act (beschemen van de niet zakelijke gebruikers) 72
8 Hoc 8 73
8.1 RElevantie voor managers 73
8.2 investeringsanalyse 73
8.2.1 Incrementele kasstromen 73
8.2.2 verdisconteren en op te renten. 74
voorbeelden: 74
8.2.3 Vuistregel investeringsdubbeling 75
8.2.4 R berekenen in een bedrijfscontext 75
8.2.5 investeringen waarderen en rangschikken 75
8.2.6 Net present value 76
8.2.7 risico en sensitiviteitsanalyse 77
8.2.8 beperkingen net present value 78
8.2.9 internal rate of return 78
8.2.10 Terugverdientijd 78
8.2.11 Rentabiliteitsindex 79
8.2.12 Break-even analyse 79
8.2.13 Link break-even analyse en marginale analyse 79
8.2.14 Sluitingsbeslissingen en break-evenprijzen 79
8.2.15 Overzicht complementariteit 80
WPO 5 Competition policy 81
8.2.16 Ontstaan van het mededingingsbeleid. 81
8.2.17 De rol van de EU 82
8.2.18 Het verdrag van Rome en de Europese Commissie 82
8.2.19 Europese commissie DG-Competition 82
8.2.20 Eu-beleid inzake mededinging en staatsteun 83
9 Gastles 87
9.1 Digitale bemiddelingsplatformen: 87
4
,1 HOC 1
1.1 WAT IS BEDRIJFSECONOMIE?
Het is een combinatie van bedrijfsmanagement en economie.
Economie= de wetenschap van het maken van beslissingen onder de condities van schaarste.
Schaarste is het idee dat middelen eindig zijn en hierdoor mensen/organisaties keuzes moeten maken
m.b.t. de middelen(financiële middelen, arbeidsmiddelen-> wn en tijd) die ze hebben
Managers richten zich op het beheren van middelen om bepaalde doelen te bereiken.
Bedrijfseconomie= de studie van het efficiënt inzetten van schaarse middelen om organisatiedoelen te
bereiken.
insteek= begrip van economische principes is cruciaal voor effectieve besluitvorming. Met het oog op
winstmaximalisatie. Bv marktanalyse, projectevaluaties, marktanalyse, omgaan met acties van
concurrerende bedrijven,…
1.2 7 PRINCIPES/ CONCEPTEN VOOR MANAGERS
1.2.1 DOELEN EN BEPERKINGEN
Belang van het definiëren van duidelijke doelen.
bv: Profit-bedrijven -> winstmaximalisaties Non-profit bedrijven -> sociale impact, leveren van goede
diensten.
Deze doelen hebben een impact op de beslissingen en de modellen die nodig zijn en zinvol zijn om in
het bedrijf om te gaan met de middelen.
Beperkingen zorgen aan nood voor keuzes( schaarste)
bv budget, technologie (aanbodschok-chatGPT), 24u in 1 dag
Keuzes maken om de doelen te kunnen realiseren.
1.2.2 BELANG VAN (ECONOMISCHE) WINST
Boekhoudkundige winst ≠ economische winst
Boekhoudkundige winst= Totale inkomsten - de kosten van het produceren van goederen of diensten.
Economische winst= verschil tussen de boekhoudkundige winst en de opportuniteitskost.
Opportuniteitskost= verwijst naar de impliciete kosten van het niet benutten van de beste alternatieve
aanwending van middelen.
BV: Alternatieve besteding van eigen tijd ( waar kan ik anders gaan werken en wat is dan mijn loon)
Alternatief inzetten (on)roerend goed (de caravan kan ook verhuurd worden)
,Economische winst is belangrijk in de samenleving:
-Prikkelfunctie voor arbeid en kapitaal
Als de opportuniteitskost voor een bepaald beroep heel hoog is, dan wordt de opportuniteitskost
groter. (Reden waarom ze zeggen dat je als ondernemer jong moet beginnen. )
-Inzetten van middelen waar ze door de samenleving het meest worden gewaardeerd.
Hogere lonen in bepaalde sectoren -> impliciete waardering voor de job
-Maximaliseren welvaart
Indien iedereen zijn winst gaat maximaliseren, maximaliseren we ook de welvaart.
1.2.3 INCENTIVES/PRIKKELS
Prikkels bv economische winst zijn belangrijk.
Deze prikkels zorgen voor een effect op verandering van aanwending van middelen.
Vb: Bonussen/ Winstparticipatie op het werk indien men bepaalde targets behaald is een prikkel om
die targets te behalen.
Elke beslissing heeft kosten en baten.
In de economische wetenschap gaat men van rationaliteit(zowel op individueel als op
organisatieniveau) uit. Dat wil zeggen dat bedrijven zo efficiënt mogelijk hun eigenbelang willen
dienen. Dit heeft een impact op:
-Hoe bedrijfsmiddelen worden gebruikt (bv GDPR- bedrijven betalen liever boetes dan zich aan te
passen aan de wetgeving)
- Op wn (bv tickets)
1.2.4 (IMPLICATIES VAN) MARKTMECHANISMEN
In elke markttransacties zijn er 2 partijen: koper/consument en verkoper/producent.
Marktevenwichten zijn afhankelijk van de relatieve macht van kopers en verkopers.
Macht wordt bepaald door 3 vormen van rivaliteit:
- Tussen consumenten en producenten (bv consument wilt een zo laag mogelijk p en de pr en
zo hoog mogelijk.
- Tussen consumenten onderling (bv Huizenmarkt)
- Tussen producenten onderling (Bv Supermarkten)
Potentiële rol voor overheidsinterventies.
1.2.5 TIJDSASPECT VAN GELD
De Reële waarde van geld is niet constant over de tijd.
Nominale waarde blijft hetzelfde €5=€5
Reële waarde= € 5 vandaag is meer waard € volgend jaar.
Dit komt omdat de opportuniteitskost van de € 5 moet in rekening worden gebracht.
Praten in termen van (net) present value
-Hoeveel moet er vandaag geïnvesteerd worden aan de geldende interestvoet om gelijk te zijn aan de
waarde binnen een bepaalde periode.
Bv. 4,55 euro vandaag is bij een geldende interestvoet van 10% evenveel waard als 5 euro volgend
jaar -> de present value van 5 euro volgend jaar is onder deze condities 4,55 euro
Belangrijk voor investeringsanalyse, prijszettingen,..
6
,1.2.6 MARGINALE ANALYSE VOOR OPTIMALISATIE
Marginale analyse is het vergelijken van de marginale opbrengsten van een beslissing met de
marginale kosten.
• Marginale opbrengsten zijn de verandering in totale baten die voortkomt uit een verandering in de
variabele waarover een beslissing werd genomen (Bv. Productiehoeveelheid Q, reclames)
• Marginale kosten betreffen de verandering in totale kosten als gevolg van een verandering in de
variabele waarover een beslissing werd genomen (Bv. Productiehoeveelheid Q)
Optimum wanneer marginale opbrengsten gelijk aan marginale kosten
• Zolang marginale opbrengsten groter dan marginale kosten meer produceren
• Zolang marginale kosten groter dan marginale opbrengsten minder produceren
Voor maximale netto opbrengsten moet de manager de variabele waarover een beslissing wordt
genomen veranderen tot marginale netto opbrengst gelijk is aan 0
De optimale hoeveelheid sociale media post = 5 (want marginale kost= marginale opbrengst)
Algebraïsch marginale analyse weergeven (adhv grafieken)
-Continue variabelen (kan elke waarde aannemen tussen de boven-en ondergrens) VS discrete
variabele (kan geen tussenwaarde aannemen. Bv aantal kinderen)
Marginale opbrengsten zijn gelijk aan marginale kosten
wanneer:
-Verschil in totale opbrengsten gelijk is aan het verschil in
kosten. 3de grafiek
-Netto opbrengsten maximaal zijn. 2de gr
-De helling van de totale kostenfunctie gelijk is aan de helling
van de totale opbrengstenfunctie. 1ste grafiek
7
,1.2.7 DATAGEDREVEN BESLUITVORMING
Managers nemen/ evalueren beslissingen op basis van data en (econometrische) modellen
• Nooit voorheen zoveel (persoons)gegevens geproduceerd en gecapteerd
Een econometrische model is een hulpmiddel dat (bedrijfs)data gebruikt om vergelijkingen te schatten
die de onderliggende wiskundige relatie tussen bepaalde variabelen weergeven
Modellen zijn een vereenvoudiging van de werkelijkheid, daarom is het expliciteren van assumpties
belangrijk om te kunnen bepalen waar werd vereenvoudigd
• Alle modellen zijn verkeerd, het model mag enkel
niet zo verkeerd zijn dat het niet langer bruikbaar is
Enkel correct voor punt B en F
1.3 MARKTWERKING
1.3.1 BELANG VOOR MANAGERS:
Analyes vraag en aanbod toont the bigger picture.
Bv markttrends die overwaaien van de VS
Bv Socio-economische situaties in markten
Bv Invloed van geopolitieke gebeurtenissen op het bedrijf.
Belang van prijszetting, financieringsstrategie, supply chain management etc.
De marktwerking is een voorspellingstool voor in het bijzonder impact van trends in concurrentiële
markten, inclusief veranderingen in de prijzen en geproduceerde hoeveelheden van eigen of
gerelateerde producten (zowel substituten als complementen) en de prijzen van inputs.
1.3.2 VRAAG
Wetten van vraag en aanbod
Als de prijs van een product stijgt (daalt) en alle andere zaken blijven constant, dan daalt (stijgt) de
gevraagde hoeveelheid van dat product
Prijs en hoeveelheid:
-Aanbod: recht evenredig Pstijgt, A stijgen
-Vraag : omgekeerde evenredig P stijgt, daalt de V
Vraagcurve voor product X houdt alles behalve de prijs van X constant
Beweging langs vraagcurve is een verandering in gevraagde hoeveelheid
• Als de prijs van een product stijgt (daalt) en alle andere zaken blijven constant, dan daalt (stijgt) de
gevraagde hoeveelheid van dat product
Wanneer iets anders dan prijs (Bv. Reclame, inkomen) de vraag beïnvloedt, dan verschuift de positie
van de gehele vraagcurve
Naar rechts betekent toename in de vraag, bij elke prijs een grotere gevraagde hoeveelheid
Naar links betekent afname in de vraag, bij elke prijs een lagere gevraagde hoeveelheid
Variabelen anders dan de prijs van een product die de vraag beïnvloeden, staan bekend als
vraagverschuivers
8
, 1.3.3 VEEL VOORKOMENDE VRAAGVERSCHUIVERS
1.3.3.1 Inkomen
Inkomen beïnvloedt de mogelijkheid van consumenten om een product te kopen en de gekochte
hoeveelheid bij elke gegeven prijs
Voor normale goederen betekent een vergroting (verlaging) van het inkomen een grotere (lagere)
vraag bij elke gegeven prijs en dat de vraagcurve dus naar rechts (links) verschuift
Bv. Verse fruit en groenten
Bv. Cinematickets
Voor inferieure goederen betekent een vergroting (verlaging) van het inkomen een kleinere (grotere)
vraag bij elke gegeven prijs en dat de vraagcurve dus naar links (rechts) verschuift
Bv. Busreizen
Bv. White label kledij
1.3.3.2 prijs van gerelateerde producten
Belang van relatieve prijs van producten in consumentenbeslissing
Twee soorten gerelateerde producten
• Substituten: Producten waarvoor een toename (afname) in de prijs van het ene product leidt tot een
toename (afname) in de vraag naar het andere product
Bv pepsi en cola
• Complementen: Producten waarvoor een toename (afname) in de prijs van het ene product leidt tot
een afname (toename) in de vraag naar het andere product
bv frietjes en mayonaise
1.3.3.3 Reclame en consumentensmaak
Belang van aantrekkelijkheid/ perceptie van producten
Bv. Via aanbieden informatie rond kwaliteit (Bv. Premies bodemsanering)
Bv. Via beïnvloeden smaak (Bv. ‘IT’-items)
1.3.3.4 Demografie
Veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking
Wanneer de bevolking toeneemt dan stijgt, al de rest constant houdende, de vraag naar producten bij
elke gegeven prijs
1.3.3.5 Consumentenverwachtingen
Veranderingen in verwachtingen van consumenten kunnen vraagcurve naar links of naar rechts
verschuiven
Verwachtingen rond prijsstijgingen (prijsdalingen) volgend jaar kunnen vraag vandaag naar rechts
(links) verschuiven voor elke gegeven prijs
Bv je denkt dat auto’s volgend jaar duurder worden dus gaat ze nu kopen, je denkt dat huizen volgend
jaar dalen ga je ze later kopen.
-Toekomstige aankopen vervangen door aankopen nu (cfr. Substituten)
-Hamsteren - Wanneer producten duurzaam van aard zijn
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MDR123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.61. You're not tied to anything after your purchase.