Classical Hollywood, ca. 1930-1960
● klassieke filmtaal wordt ontwikkeld door o.a. Griffith & Ince rond 1914: kan worden
doorgetrokken tot de geluidsfilm
○ moment van vestiging eerste studio’s in Hollywood (en andere plaatsen in
California): concentratie
○ geluidsfilm was aanvankelijk een beperking voor de artistieke vrijheid
○ standaardisering lengte: langspeelfilm wordt hier ontwikkeld
○ cf. André Bazin: L’Évolution du langage cinématografique (1955) in Frankrijk
● kenmerken klassieke (Hollywood)film, vastgelegd door Thompson, Bordwell & Staiger:
○ temporele en ruimtelijke coherentie/continuïteit
■ montage dat onzichtbaar moet zijn
■ 180° graden regel: 180° rond de camera mag niet overtreden worden
(soort denkbeeldige vierde wand) (een film dat dit tegengaat:
Stagecoach: zorgt voor ruimtelijke verwarring: scène waar pijlen
rond de koets draaien)
■ ook door match-on-action en eyeline matching
■ klassieke verhaalstructuur met begin en einde gebaseerd op burgerlijke
realistische theater uit de 19e E, waarbij op het einde het evenwicht moet
hersteld worden
○ verhaal is opgebouwd rond personages
■ het heteroseksueel koppel van is van belang
■ personages zijn psychologisch gemotiveerd en moeten identificeerbaar zijn
door het publiek
○ bijna enkel dit soort films in Hollywood (zal veranderen in Europees modernisme in
jaren 50)
○ dit alles wordt de dominante filmtaal in heel de wereld
● klassieke filmtaal verbonden met een klassiek systeem van productie, distributie en
consumptie: ‘Classical Hollywoord System’
○ Amerikaanse cultuur werd door de immense productie zeer populair (vanaf jaren 20)
○ enorme output: elke studio brengt 1 film uit per week: grote impact van cinema op
mensen (veel groter dan hedendaags): massaproductie van massa-entertainment
■ massapubliek: mensen gingen meerdere keren per week naar de film
■ enorme faciliteiten hebben belangrijke economische factor: bv. inlassen van
pauze, verkopen van snacks
■ film is een medium van het verleden: nu veel meer visuele dingen
○ vanaf doorbraak geluid in jaren 30: standaardisering van programma: newsreel -
short - cartoon - double feature: 2 films: B-film en daarna A-film
■ B-films: vaak westerns (vanaf jaren 50 ook sciencefiction en horror) en
serials, goedkoper en korter dan A-film
■ regisseurs leerden vaak hun vak in B-films voor ze A-films begonnen
te maken
■ vooral in VS
1
, ● Classical Hollywood is een oligopolie: 95% procent is in de hand van 8 studio’s
○ the Big Five of Majors: (MGM, Paramount, Warner Brothers, 20th Century Fox,
RKO) en Minors (nog steeds groot, maar iets kleiner): (Universal International,
Colombia, United Artists) met ieders eigen identiteit (maar niet heel strak)
■ Majors doen aan verticale distributie: produceren en distribueren films zelf
(hebben dus bv. eigen cinema’s waar enkel eigen films werden getoond)
■ Minors hebben niet genoeg geld om aan volledige verticale distributie te doen
○ overige 5% (Independents) maken minder films: B-films
■ maken bv. westerns of richten zich tot bepaalde etnische groepen
○ blijft zo goed als onaangepast tot eind jaren 50
○ rond 1930 hertekening van evenwicht: elke studio heeft eigen stijl en specialisatie,
maar geen superstrakke grens
● Hollywoodsysteem is grotendeels georganiseerd op basis van genres
○ elk genre verbonden met eigen iconografie, stijl en structuur
○ exploiteren van successen door standaardisering verhaalstructuren
■ terugkerende conventies en patronen
○ maar ook kruisbestuivingen
● imago’s van acteurs: starsysteem
○ komt in ontwikkeling in jaren 10
○ bijna mechanisch systeem om sterren te creëren: standaardisering, marketing,
talentscholen, schoonheidssalons, etc.
○ ‘persona’ van stars blijven zichtbaar in personage
● producent als cruciaal figuur
○ collectief auteurschap: in Hollywood is de producent centraal in het maken van de
film, in Europa is de regisseur de auteur is van de film
■ soms regisseur die ook producent is (bv. Hitchcock)
○ bv. Duitse Fritz Lang kon hier niet in functioneren: alles en iedereen werd al
gekozen/beslist waardoor regisseur niets meer te zeggen had, soms werd regisseur
ook pas later gekocht
● zelfcensuur
○ 1922: kritiek door moralisten en religieuze groepen
■ extravagante en ‘amorele’ levenswijze van filmsterren
■ eerder informeel advies: lijst van ‘don’ts’ en ‘be carefuls’
○ in 1933: production code administration (PCA) van MPPA
■ repressieve vorm van censuur: heiligheid van huwelijk, verbod op naaktheid,
godslastering, etc.
■ films moeten een certificaat hebben van PCA
■ constante & strenge controle van begin tot einde van productieproces
○ beïnvloeding van stijl: gebruik van suggestie: filmmakers rekenen op manier van
waarop het publiek de film interpreteert
■ steeds op de rand van wat kan om publiek te prikkelen
■ gebruik van off-screen en strategische fade-out
● hoogtepunt in 1946: grootste productie, hoogste aantal bioscoopbezoeken, meeste filmtickets
verkocht, ook esthetisch hoogtepunt
● na WOII: neergang van klassieke Hollywoodsysteem, duizenden bioscopen sluiten in jaren
50 (RKO stopt productie in 1957)
○ mensen gaan buiten steden wonen, doorbraak televisie, …
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charliedenies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.43. You're not tied to anything after your purchase.