De opdrachten die gemaakt zijn tijdens de werkcollege's van Inleiding tot de Rechtswetenschap Deel A, inclusief de antwoorden. Door deze vragen te oefenen haalde ik een 7,4 voor mijn tentamen.
Inleiding tot de
rechtswetenschap opdrachten
College 1
1. Geef hieronder steeds aan of er sprake is van een descriptieve dan wel een normatieve
uitspraak. Geef bij elke normatieve uitspraak aan tot welk normatief kennisgebied zij
behoort.
I. “Wat mij betreft is het radioactieve afval het grootste bezwaar van kernenergie. Hoe
lang dat afval veilig kan worden opgeslagen, weet niemand. Mogelijk zadelen wij personen
die over enkele millennia leven op met een enorm milieuprobleem. Ik beschouw dat als
volstrekt ongeoorloofd tegenover komende generaties.”
Normatieve uitspraak, over moraal
II. “´Je moet opstaan!’ Bodes probeerden het in het begin nog wel eens, toen ik een aantal
jaren bij de Haarlemse rechtbank als verslaggever werkte en het vertikte te gaan staan.
‘Zeg maar waar staat dat het moet’’, was dan mijn antwoord. In een wereld waar
schriftelijke regels van groot belang zijn, is dat een opmerking die er toe doet. Het staat
namelijk nergens. Het opstaan voor een rechter is een overblijfsel uit een voorbije tijd.”
Normatieve uitspraak, over fatsoen
III. “Vrouwelijke rechters straffen strenger dan mannelijke.”
Descriptieve uitspraak
IV. “Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt CO2 vrij.”
Descriptieve uitspraak
V. “Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in
gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid
volgens de wet”. (Art. 6 lid 1 Gw)
Normatieve uitspraak, over recht
VI. “Een goede Jood eet geen varkensvlees!”
Normatieve uitspraak, over religie
2. Formuleer aan de hand van uw antwoorden op de vorige vraag twee punten van verschil
tussen de categorieën van prescriptieve gedragsnormen.
Het recht dwingt je (uitspraak V) en bijv. moraal is je geweten en dus je eigen keuze
(uitspraak I)
3. Zijn de grammaticaregels van de Nederlandse taal volgens u van descriptieve of van
normatieve aard? (als u deze vraag lastig vindt, vraag u dan af wat u ervan vindt dat in
Doetinchem veel mensen zeggen: ‘hun doen’).
Normatief, zoals het hoort te zijn
4. Leg uit of de volgende stelling juist is: ‘In een natuurrechtelijke visie is positief recht
slechts geldend recht als het niet in strijd komt met beginselen van fundamentele
rechtvaardigheid.’
,Dat klopt, wij accepteren het uitgangspunt niet dat recht altijd geldig is als het uit
rechtsbronnen voortkomt. Bepaalde principes gelden van nature. Wetten die hiermee in
strijd zijn gelden niet.
5. Wat is volgens u een groot voordeel van de aanvaarding van het bestaan van natuurrecht
en wat is daarvan een groot nadeel?
Voordeel = meer rechtvaardig, zodat zaken die op een manier in de wet staan dat het
onrechtvaardig is toch bestraft worden. Nadeel = lijdt tot rechtsongelijkheid, ene keer geldt
iets wel en andere keer niet.
6. Wat is rechtspositivisme? Is het boek van Verheugt rechtspositivistisch of natuurrechtelijk
georiënteerd? Motiveer uw antwoord met een verwijzing naar een passage uit het boek.
Dat het geldend recht alleen uit positief recht bestaat. Rechtspositivistisch.
7. Zorg dat u de verschijnselen genus- en speciesbegrip beheerst (zie tekst 2 Over de
onderlinge samenhang tussen rechtsbegrippen). Maak een vertakkend schema waarin u het
genus ‘rechtsbron’ onderverdeelt in twee species, waarna u die beide species elk weer
onderverdeelt in subcategorieën. Wat is een ruimer begrip: wet of recht?
Rechtsbronnen geschreven/ongeschreven wet, verdragen, / jurisprudentie, gewoonte
recht. Recht.
8. In de eerste paragraaf van Hoofdstuk 1 betoogt Verheugt dat het recht twee
hoofdfuncties heeft. Welke zijn deze twee functies en met welke indeling van het recht
corresponderen zij?
Gezag en handhaving. Het ordenen van gedrag van regels (materieel) en het handhaven
ervan (formeel).
9. Zorg dat de begrippen rechtsregel, subjectief recht en beschikking beheerst. Behoort het
volgende tot het objectieve recht? Zo nee, geef dan aan, waarvan wél sprake is. Licht uw
antwoord steeds toe.
a. De door het EHRM (Europese Hof voor de Rechten van de Mens) gedane uitspraak dat
staten het nieuwe geslacht van een ingezetene na een door hem of haar ondergane
geslachtsveranderende operatie moeten erkennen.
Objectief recht + rechtsregel
b. Het besluit van het College van B&W van Nijmegen tot het verlenen van subsidie aan
Nijmeegs Studentenkoor Alphons Diepenbrock.
Subjectief recht + beschikking
c. Het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat personen die zich
willen inschrijven voor de studie Rechtsgeleerdheid, voortaan aan een loting moeten
deelnemen.
Objectief recht + rechtsregel
d. Het recht van de Stichting Studentenhuisvesting op betaling van achterstallige huur over
de maanden april t/m augustus door Willemsen.
Subjectief recht
e. De regel dat je een politieagent niet mag begroeten met ‘Hee bromsnor!’
Objectief recht + rechtsregel
, 10. Zoek de onderstaande wetsartikelen op in uw wettenbundel en geef aan of deze
artikelen tot het materiële of het formele recht behoren. Sluiten de begrippen ‘formeel
recht’ en ‘materieel recht’ elkaar uit? Nee
a. Artikel 350 Sv (Wetboek van Strafvordering) Formeel
b. Artikel 1 Gw (Grondwet) Materieel
c. Artikel 307 Sr (Wetboek van Strafrecht) Materieel
d. Artikel 289 Rv (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) Formeel
e. Artikel 8:3 Awb (Algemene wet bestuursrecht) Formeel
11. Tot welk genus behoort het species ‘bestuursrecht’? Publiekrecht Tot welk genus
behoort het species
‘belastingrecht’? Vermogensrecht
12. Sluiten de begrippen ‘ongeschreven recht’ en ‘privaatrecht’ elkaar uit?
Nee
13. Sluiten de begrippen ‘vermogensrecht’ en ‘civiel recht’ elkaar uit?
Nee
14. Zoek de volgende artikelen op in uw wettenbundel en vermeld vervolgens zo nauwkeurig
mogelijk tot welk rechtsgebied ze behoren. Vermeld dus tevens of er sprake is van materieel
of formeel recht.
a. Artikel 2:5 BW (Burgerlijk Wetboek) Materieel, burgerlijk recht.
b. Artikel 6 Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht Materieel, volkenrecht.
c. Artikel 57 Sv (Wetboek van strafvordering) Formeel, strafprocesrecht.
d. Artikel 185 Wegenverkeerswet Materieel, burgerlijk recht.
e. Artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening Materieel, bestuursrecht.
f. Artikel 8:1 Awb (Algemene wet bestuursrecht) Formeel, bestuursrecht.
g. Artikel 8 Wegenverkeerswet Materieel, strafrecht.
BLOK I RECHT IN HET ALGEMEEN, week 1 – recht als systeem van prescriptieve
gedragsregels
Functionele rechtsgebieden
In hoofdstuk 1, paragraaf 6 geeft Verheugt een schema van de klassieke rechtsgebieden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vayaxs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.