Deze samenvatting bestaat uit alle artikelen en hoorcolleges van het vak Opvoeding en Onderwijs in de 21e eeuw aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Na elk hoorcollege staan de samengevatte artikelen die daarbij horen.
Het gaat om de volgende literatuur:
Davies, P.T. & Martin, M.J. (2014). Childre...
Hoorcollege 1 Opvoeding en Onderwijs Introductie
__________________________________________________________________________________
Waarom is theorie belangrijk?
Theorie is de basis voor onderzoek en praktijk. Is het vastleggen van uitkomsten om volgende
onderzoeken daar op voort te laten borduren.
dingen die je ziet gebeuren in de praktijk. Dit beredeneer je aan de hand
van theorie. Zonder theorie is alles ‘random’, dit is minder gericht, zorgt voor minder gunstige
resultaten. Onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op de theorie. Theorie zorgt ervoor dat het
onderzoek wordt gestuurd en zorgt ervoor dat onderzoeksresultaten die wel of niet goed passen aan
de theorie worden veranderd.
Zonder theorie heb je allemaal verschillende onderzoeksresultaten. Theorie kan ervoor zorgen dat
het aan elkaar gelinkt kan worden.
Unified Model of Development:
Sameroff gebruikt het nature vs. nurture debat. Hoe je als persoon/volwassenen wordt. Het draait
om de invloed van aangeboren factoren vs. de omgeving van het kind en de persoonsontwikkeling.
Men dacht dat het allemaal in de aanleg zat, of dat het juist aan de omgeving lag. Beide zijn
belangrijk! Het groeiproces tussen baby- en volwassenheid kan worden verklaard door een beroep te
doen op intrinsieke eigenschappen van het kind of op extrinsieke eigenschappen van ervaring. De
natuur-opvoedingsvraag is een centrale inhoud van ontwikkelingsonderzoek geweest, maar het kan
ook worden beschouwd als een belangrijke context voor ontwikkelingsonderzoek in zijn beroep op
deterministisch denken. Bijgevolg kan de geschiedenis van de natuur-opvoedingsvraag worden
gebruikt als een organiserend construct om de geschiedenis van ons veld te begrijpen. In de praktijk
speelt de vraag natuur-opvoeding een rol wanneer een kind een probleem heeft en de vraag is: "Wie
is verantwoordelijk?" De eerste reactie van de meeste ouders is om het kind de schuld te geven en
de eerste reactie van de meeste professionals is om de ouders de schuld te geven. De meeste
wetenschappers weten echter dat het beide is. Het is zowel kind als ouder, maar het zijn ook
neuronen en buurten, synapsen en scholen, eiwitten en leeftijdsgenoten, en genen en overheden.
Maar die conclusie verklaart niet hoe het beide is. Werken de natuur en de opvoeding op
deterministische wijze samen of handelen ze probabilistisch af.
En focus op continuïteit: we willen altijd de een vanuit het andere voorspellen. Het verband tussen
gedragsproblemen op de basisschool, heeft dit consequenties voor risicogedrag in de latere
adolescentie? Echter kan er in de tussentijd veel gebeuren, bijvoorbeeld het overlijden van een ouder.
De aandacht van filosofen en vervolgens wetenschappers voor menselijke ontwikkeling is altijd
begonnen met de zorg dat kinderen opgroeien tot goede burgers die zouden bijdragen aan de
samenleving door ijverige arbeid, moreel gezinsleven, burgerlijke gehoorzaamheid en, meer recent,
gelukkig te zijn. De motivatie voor deze zorgen was dat er veel volwassenen waren die dat niet
waren. Hoewel aandacht werd besteed aan de socialisatie en opvoeding van kinderen, stond dit
uiteindelijk in dienst van het verbeteren van de prestaties van volwassenen. De maatschappelijke
zorg heeft altijd een levensloopperspectief gehad. Zonder gezonde, productieve volwassenen zou
geen enkele cultuur succesvol kunnen blijven. Deze zorg blijft een belangrijke motivator voor de
samenleving om onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen. We willen
uiteindelijk gedrag begrijpen en gedragsproblemen voorkomen. Met deze motivaties en
,ondersteuning is er een grote vooruitgang geboekt in ons begrip van het intellectuele, emotionele en
sociale gedrag van kinderen, adolescenten en volwassenen. De modellen die we gebruiken om te
begrijpen hoe individuen in de loop van de tijd veranderen, zijn complexer geworden, van lineair tot
interactief tot transactief tot meervoudig-niveau dynamische systemen.
Hedendaagse ontwikkelingswetenschap vereist ten minste vier modellen voor het begrijpen van
menselijke groei: een persoonlijke verandering, een contextuele, een regulerende en een
representatieve.
4 modellen van ontwikkeling:
1. Personal change model
is nodig om de ontwikkeling van competenties vanaf het begin te begrijpen. Het vereist het
uitpakken van de veranderende complexiteit van het individu terwijl hij of zij zich verplaatst van het
sensomotorische functioneren van de kindertijd naar steeds ingewikkelder cognitieve niveaus; van
vroege hechtingen met enkele zorgverleners tot relaties met veel leeftijdsgenoten, leraren en
anderen in de wereld buiten huis en school; en van de vroege differentiatie van zichzelf en anderen
tot de veelzijdige persoonlijke en culturele identiteiten van adolescentie en volwassenheid.
Drie manieren om verandering te conceptualiseren zijn te zien in dit figuur:
eigenschap, groei en ontwikkeling. Vroeger zag men de ontwikkeling als een
positief lineair verband (Je leert meer woordjes, je groeit etc.) Aan het begin
van de 20e eeuw (Piaget) kwamen ze erachter dat de ontwikkeling niet zo
lineair verloopt. Ontwikkeling gaat stapsgewijs. Een baby begint te kruipen,
wat overgaat in lopen, wanneer lopen ‘zo goed gaat’, zou het niet snel meer
kruipen = kwalitatieve verandering in de ontwikkeling van kinderen. Het is een
transitie naar een volgend niveau.
Het model houdt geen rekening met het ontwikkelingsniveau/tempo(de een
is trager)/in halen van een achterstand bij een vroeg geboorte. De context is van belang voor de
ontwikkeling van het kind, bijvoorbeeld SES (sociaal economische status).
2. Contextual model
is nodig om de verschillende ervaringsbronnen af te bakenen die de individuele ontwikkeling
versterken of beperken. Het opgroeiende kind is in toenemende mate betrokken bij een
verscheidenheid aan sociale instellingen en instellingen die een directe of indirecte impact hebben,
zoals geïllustreerd in Bronfenbrenner's visie op de sociale ecologie. Is gebaseerd op het model van
Bronferbrenner. Bronfenbrenner bood in zijn visie op de sociale ecologie een meer gedifferentieerd
model dan alleen door de economie. Hij identificeerde de invloeden van familie, school, werk en
cultuur op de beschikbaarheid van versterkingen voor het kind, en bood een uitgebreider empirisch
model voor het voorspellen van individuele verschillen in ontwikkeling. Dit laat alle contexten zien
die te maken hebben met zijn ontwikkeling/omgeving. De context wordt al snel groter bijvoorbeeld
als het kind naar de opvang gaat, of in de buurt gaat spelen. Ook is te zien hoe de contexten zich tot
elkaar verhouden. Bij elke context zijn risicofactoren en beschermende factoren.
Context Ouders: geboren worden bij een tienermoeder, het hebben
van sensitieve ouders.
Peers: antisociale peers, stabiele vriendschap
Familie: Bijstandsniveau, twee-ouder gezin
School: slecht schoolklimaat, steunende leerkracht
Community: buurtcriminaliteit, sociale cohesie
Geopolitiek: vrede in een land, wetgeving voor schoolgaande
kinderen etc. Deze factoren zijn niet voor iedereen gelijk in een land en kunnen dus ook individuele
,kinderen beïnvloeden.
Het is moeilijk om rekening te houden met al deze verschillende contexten tijdens onderzoek. Het
gewicht van de risico’s kunnen per kind verschillen. Sommige risico’s hebben meer impact op
kinderen dan anderen. Om deze reden wordt er gebruik gemaakt van een risico-index. Hierbij wordt
gekeken of de risico’s wel of niet plaatsvinden. Risico-index werkt het beste bij correlationele
indexen. Context is belangrijk! Een rijke context: sensitieve ouders, veel stimulatie kan bijdragen aan
een betere ontwikkeling. Daarbij is het ook van belang hoelang een kind in een context zit, wanneer
je een paar maand in een slechtere periode zit of al je hele leven met depressie te maken hebt in je
omgeving.
3. Regulation model – centraal staat zelfregulatie
voegt een dynamisch systeemperspectief toe aan de relatie tussen persoon en context. Tijdens de
vroege ontwikkeling verschuift menselijke regulering van primair biologisch naar psychologisch en
sociaal. Wat begint als de regulering van temperatuur, honger en opwinding, verandert al snel in
regulering van aandacht, gedrag en sociale interacties. ‘Zelfregulatie is een breed begrip dat
betrekking heeft op zowel cognitieve vaardigheden als op gedrag. Deze vaardigheden stellen ons in
staat om onze eigen emoties, impulsen en gedrag aan te passen en vervolgens doelgerichte acties uit
te voeren’.
Zelfregulatie ontwikkelt zich door de tijd. Het is een conisch model, het
begint heel klein. Het verschuift naarmate het kind steeds meer
verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn of haar eigen welzijn. Baby’s
kunnen bij de geboorte nog helemaal niks zelf, dit moet ze nog
aangeleerd worden. Ander-regulatie (Other-regulation) is ook van
belang. Zelfregulatie ontwikkeld aan de hand van wat jij van andere kan leren Het wachten op je
beurt, dit heb je bijvoorbeeld gezien bij je ouders. Dit vindt niet alleen plaatst bij de ouders, maar met
alle contexten. De cognitie van kinderen is grotendeels niet afgeleid van directe ervaringen met de
omgeving, maar gebaseerd op interpretaties van anderen. Kinderen leren hun kennis te structuren
op school, zich in groepen te gedragen, via vriendjes leren ze 1 op 1 sociaal gedrag, leren delen van
broertjes/zusjes in het gezin. Gaat ook om de interesse ontwikkeling: Wat vind ik zelf leuk? Met wie
wil ik graag omgaan? Er is een wisselwerking tussen het kind en de context, de transactionele
ontwikkeling:
Vygotsky's zone van proximale ontwikkeling is gelijk aan transactionele andere-regulatie in cognitieve
ontwikkeling.
Een pak slaag bij externaliserend gedrag heeft geen goede invloed, het zorgt weer voor meer
externaliserend gedrag. Er ontstaat een negatieve spiraal. Dit kan de zelfregulatie aantasten.
Het is moeilijk om dan nog de visuele cirkel te doorbreken.
, Sameroff heeft de bovenstaande modellen
samen genomen tot het Unified model.
Grijze en zwarte deel is het kind zelf: intelligentie
van het kind, psychologische gesteldheid. Dit is
het startpunt voor het personal change model.
Daarom heen zie je de contexten vanuit het
contextueel model. Wanneer je dit model in een
tijdsperspectief wordt gezet veranderd het
model. Zelfregulatie begint klein en eindigt
groot. Het grijs/zwarte deel wordt steeds groter.
De kwalitatieve veranderingen die plaatsvinden van transitie gaat stapsgewijs. Dit komt door het kind
zelf, maar ook door de omgeving. Sommige kinderen zijn nog niet toe aan bepaalde aspecten,
bijvoorbeeld naar school gaan. Dus er ontstaat een spanningsveld, omdat het kind iets moet van zijn
omgeving, maar dit eigenlijk qua ontwikkelingsniveau nog niet aankan. Dit zijn de zwarte pijltjes in
het model. De component ‘self’ is in de volwassenheid heel groot, de context is sterk verkleind. Toch
heb je nog steeds een context die je beïnvloed. Context
school is niet meer zo relevant, maar wordt vervangen
voor de context werk. Maar ook de rol van other
regulation wordt groter, na mate zij zelf kinderen hebben.
Negatieve psychologische veranderingen die verband
houden met de ontwikkeling van adolescenten, vloeien
vaak voort uit een mismatch tussen de behoeften van
ontwikkelende adolescenten en de kansen die hun sociale
omgeving hen biedt.
4. Representational model
Waarbij een individu hier en nu ervaringen in de wereld een tijdloos bestaan in gedachte krijgt. Deze
representaties zijn de cognitieve structuren waar ervaring een structuur biedt voor nieuwe
ervaringen, evenals een gevoel van zelf en andere. Richt zich op de representaties die mensen
hebben en in hoeverre die overeenkomen met de werkelijkheid, het is een subjectieve beleving. We
maken veel gebruik van vragenlijsten, terwijl die niet subjectief zijn. Ouders weten hun eigen kind
beter te beoordelen dan andere kinderen. Kortom je representaties zijn erg van belang (de gekleurde
bril).
Huilen, alle baby’s huilen, maar de één huilt meer dan de
ander en is daar soms moeilijker bij te troosten. Ouders die
te maken hadden met een huilbaby, hebben andere
associaties bij een huilend kind dan andere ouders (waarbij
het kind huilt, omdat het honger heeft), dit zorgt voor
andere verwachtingen, omdat het je bijvoorbeeld moeilijk
lukt om een kind te troosten. Kinderen hebben ook
representaties van de ouders, bijvoorbeeld een ouder die
goed kan troosten.
Representaties zijn niet altijd terecht, de ene ouder vindt bijvoorbeeld dat 30 minuten huilen van hun
kind veel is, terwijl een andere ouder dit niet vindt.
We moeten ons ervan bewust zijn dat als we iets meten, dat we meer kijken naar de representaties
van ouders en kinderen over elkaar en de werkelijkheid, dan hoe we kijken hoe het objectief is. We
kijken hoe iemand het ervaart. Soms is een objectieve realiteit wel belangrijker, om te beoordelen of
een thuis situatie wel veilig is bijvoorbeeld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Orthopedagoog4. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.