Psychologie
Hoofdstuk 1: over waar psychologie over gaat en hoe
psychologen onderzoek verrichten
What’s in a name?
Psychologie≠ psychologie zoals het in ‘de volksmond’ gekend is
Psychologie= wetenschappelijke studie v/d mentale processen & gedrag (Henry Roediger)
Psychologie= empirische studie v/h gedrag& mentale processen (Phil Zimbardo)
Domein= zeer breed
Termen gedrag& mentale processen in brede zin bekijken
Ook andere wetenschappen bespreken h. gedrag andere methode (vb. criminologie)
Belang v. kritisch denken
Daryl Bem-> sociaal psycholoog, schreef artikel waarin hij kon aantonen dat mensen de toekomst
kunnen voorspellen.
Test (gordijnen), enkel bij mannen gedaan.
toekomst voorspellen kan, want pc beslist pas na de man heeft gekozen
Freud& psychologie (het Freud probleem)
Freud& Jung: 2 geneesheren hun theorieën worden laatste tijd argwanend bekeken
3 belangrijke kenmerken
1) Systematisch empirisme
Moet kunnen aangetoond worden
Geen gezagsargumenten
2) Publiek verifieerbare kennis
Iemand anders moet het onderzoek opnieuw kunnen doen (+ zelfde resultaten)
Peer review: voordat resultaten gepubliceerd worden, beoordeling door collega’s
3) Toetsbare theorieën
Kan variëren in de tijd
Falsifieerbaarheid
Vijfstapsprocedure
1) Hypothese ontwikkelen
2) Gecontroleerde test
Onafhankelijke variabele
o Wordt door onderzoeker gevarieerd
3) Objectieve gegevens verzamelen
4) Analyseren v. resultaten
Afhankelijke variabele
o Resultaat
5) Publiceren, bekritiseren en repliceren v/d resultaten
Types v. psychologisch onderzoek
- Naturalistische observatie
Opletten; gedrag kan aangepast worden door observatie.
- Gevalstudie
1 persoon/ geval wordt bestudeerd -> kan dit veralgemeend worden? (wel bij
neuropsychologie)
1
, - Interview
Neutraliteit = belangrijk (getrainde interviewer) => toont verband, maar oorzaak is niet
duidelijk
- Survey
Verzamelen v. steekproef v. opinies (steekproef moet representatief zijn)
- Psychologische tests
2 groepen:
o Cognitieve tests
o Persoonlijkheids- en attitudetests
W(echler’s)a(dult)i(ntel)s(cale) => intelligentietest voor volwassenen
Drie belangrijke notities voor beoordeling v/d kwaliteit v/e test:
- Standaardisatie: de test moet altijd op dezelfde manier afgenomen worden.
- Betrouwbaarheid: als je een test verschillende maal doet, hoe sterk komen de cijfers
overeen. (nauwkeurigheid)
o Sommige test kan je niet 2x doen, bv als je 2x IQ test doet gaat dat effect hebben
op elkaar.
- Validiteit: meet de test wat ik werkelijk wil weten?
- Valide = betrouwbaar, maar betrouwbaar ≠ valide.
Dit kan je weten door te correleren met gelijkaardige tests
Je neemt dus een criterium waarmee je de samenhang bekijkt
- Correlationele studies (EXAMEN)
Correlatie= maat van samenhang (wordt uitgedrukt in correlatiecoëfficiënt)
-> ligt tussen -1 en +1
Positieve correlatie-> stijgende rechte in grafiek
Negatieve correlatie -> dalende rechte
Geen correlatie -> punten verspreid (geen samenhang)
Voorbeelden:
Intelligentie& studieresultaten -> er is correlatie, maar niet met 1
Proportie v/d verschillen v/d ene variabele die je kan verklaren op basis v/d andere
variabele= r2
Uit correlatie kan je de causaliteit niet afleiden (een verband duidt de oorzaak niet aan)
-> je mag niet te snel de causaliteit beslissen
Vb. van verkeerd interpreteren v. correlatie:
- TBC, Pearson vond een verband tussen kinderen& ouders die tbc hebben=> erfelijk:
niet juist=> omgevingsfactoren zijn oorzaak (ouders& kinderen zelfde
omgevingsfactoren)
- Tienerzwangerschappen
- Dyslexie& oogbewegingen
- Experimentele methode
Werkelijkheid manipuleren -> wat is het effect v/h ingrijpen
Gevalstudie: Elisabeth Warrington
Herpes simplex encephalitis= hersenvliesontsteking (soort van)
-> konden bepaalde woorden niet plaatsen
-> moeite met natuurlijke concepten
-> artefacten lukte wel
=> er was 1 patiënt die het omgekeerd ziektebeeld had (moeite met artefacten)
Deze ene persoon= genoeg om te stellen dat hypothese = onjuist
2
, Besluit: semantische info van natuurlijke en niet natuurlijke concepten hangen niet
samen
Exemplarische studies: p. 35 tot 46
Hoofd- en interactie-effecten (EXAMEN)
In de eerste grafiek zijn beide rechten gelijk
-> er is geen hoofdeffect (het maakt niet uit of je in B1 of in B2 zit)
-> er is ook geen interactie-effect=> de lijnen lopen parallel
2e grafiek:
- In B is er een hoofdeffect want er is een verschil wanneer je in B1 of B2 zit (niet bij A)
- Geen interactie-effect want lijnen zijn parallel
3e grafiek
- Hoofdeffect bij A, niet bij B
Lijnen zijn parallel (vallen zelfs samen) => geen interactie-effect
Bij de 2e is er een hoofdeffect v. A& B& een interactie-effect
-> een niet-gekruist (detail)
3e geen hoofdeffecten, maar weel een interactie
-> gekruiste interactie
Ethische kwesties in onderzoek met mensen en dieren
Hoofdstuk X: over waarneming
Waarneming (of perceptie) is een actief proces (heel belangrijk)
je registreert niet wat je ziet
Vb. selectieve aandacht (basketbalvideo)
3
, Sensatie en perceptie
Sensatie of gewaarworden: een vroeg stadium v. perceptie waarin neuronen in een receptor een
intern patroon v. zenuwimpulsen creëren dat d. omstandigheden representeert die d. stimulatie
veroorzaakt hebben- binnen of buiten het lichaam
Perceptie of waarneming: proces waarbij sensorische patronen betekenisvol en ‘ingevuld’ worden
De zintuigen
- Visueel systeem (kijken) ogen
- Auditief systeem (horen) oren
- Olfactief systeem (ruiken) neus
- Gustatief systeem (smaken) mond
- Tactiel systeem (voelen) huid, binnenoor
Drempelwaarden
Psychofysica: gaat over het verband tussen een fysisch meetbare prikkel en een psychologische
variabele
- Absolute drempel: hoeveelheid stimulatie nodig opdat de stimulus gedetecteerd kan worden
- Differentiële drempel: Kleinste hoeveelheid waarmee stimulus gewijzigd kan worden en toch
als verschillend ervaren wordt (juist merkbaar verschil)
- Stel je laat een toon horen, hoeveel luider moet je het zetten om een verschil te
horen.
- Dit werd onderzocht door telkens een prikkel te geven (stimulansaanbieding) en te
vragen of het gedetecteerd werd (hoor je het piepje)
o Afhankelijk v. interindividuele verschillen& zintuigmodaliteit
Signaal detectie theorie (SDT)
Perceptueel oordeel is het resultaat v/e combinatie v. sensatie en een beslissing
Gelijk welke stimulus dat wordt aangeboden, zorgt voor een neurale activiteit (in receptorcellen)
deze wordt vergeleken met standaard. Er is altijd neurale activiteit, maar is er meer wanneer je bv.
Een toon hoort
o 2 dingen scheiden door SDT:
Drempelwaarde
Antwoordtendenzen
Absolute drempelwaarde:
- Licht: kaarsvlam 48 Km (perfect duistere omgeving)
- Geluid: tikken uurwerk vanop 6m (perfect geluidsarme kamer)
- Smaak: 1 theelepel suiker in 9l water
- Geur: 1 druppel parfum in 3 kamer appartement
- Druk: val bijenvleugels vanop 1 cm
Wet van Weber
Juist merkbaar verschil is een fractie van de standaardstimulus.
○ JMV= (S'-S)/S= ∆ / S
○ Hoeveel je moet toevoegen hangt af van je vergelijkingsstimulus (het verschil
tussen 10 en 20 gram is beter te voelen dan het verschil tussen 2kilo en 2,01 kilo, ook al is het
verschil bij beide 10 gram)
○ Weberfractie (zie ppt, cijfers niet vanbuiten leren, maar de volgorde wel: je moet
weten waarvoor we meer gevoelig zijn + je moet weten wat de getallen betekenen) -> examen
hoe lager het getal hoe sterker
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ellie2004. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.45. You're not tied to anything after your purchase.