Samenvatting voor het vak SWK 2: Ontwikkelingspsychologie.
Per hoorcollege staan de hoofdstukken uit het boek weergegeven, zodat je dit kunt terugvinden voor meer verdieping.
Begrippen van de begrippenlijst (staan DIK GEDRUKT) zijn erin verwerkt.
Met oefen vragen
Wanneer is er volgens de definitie uit Feldman sprake van obesitas?
Answer: Bij een lichaamsgewicht dat meer dan 20% boven het gemiddelde ligt voor een persoon van een bepaalde leeftijd en met een bepaalde lengte
2.
Op welk ontwikkelingspsychologisch principe zijn didactische methoden als samenwerkend leren en rolwisselend leren gebaseerd?
Answer: Zone van naaste ontwikkeling
3.
Piaget heeft een fase theorie ontwikkeld waarmee de cognitieve vermogens van kinderen kunnen worden beschreven. Hoe noemt hij de fase die is verbonden met de schoolgaande leeftijd 7-12?
Answer: Concreet-operationeel
4.
Hoe noemt Erikson de ontwikkelingstaak die centraal staat in de basisschooltijd?
Answer: Vlijt versus minderwaardigheid
5.
Jan (8) wisselt dagelijks van vriendjes. Vandaag is degene die met hem voetbalt zijn vriendje. In welke van Damons stadia van de beleving van vriendschap zit Jan?
Answer: Vriendschap gebaseerd op gedrag van anderen
6.
Sommige ontwikkelingspsychologen leggen nadruk op het belang van het ontwikkelen van vaardigheden in de adolescentie, bv op het gebied van sociale contacten en vriendschappen. Binnen welke ontwikkelingspsychologische benadering van de adolescentie kan deze invalshoek het beste worden geplaatst?
Answer: Karakteristieke ontwikkelingsperiode met daaraan verbonden specifieke ontwikkelingstaken
7.
Wat zijn voorbeelden van secundaire geslachtskenmerken?
Answer: Borsten en schaamhaar
8.
Waarnaar verwijst het tempo van lichamelijke ontwikkeling in de adolescentie?
Answer: Snelheid waarmee een adolescent door de stadia van lichamelijke rijping en ontwikkeling heen gaat
9.
Drugs verschillen in hun werking. Welke drugs behoren tot de zogenaamde ‘hallucinogenen’?
Answer: Paddo’s
10.
1 van de 3 kenmerken van de formeel-operationele fase in het ontwikkelingsmodel van Piaget is dat adolescenten contrafactisch te werk kunnen gaan bij het oplossen van problemen. Wat wordt er verstaan onder ‘contrafactisch’?
Answer: In staat zijn om te denken over imaginaire situaties die radicaal afwijken van hoe ze op dit moment feitelijk zijn
Content preview
Ontwikkelingspsychologie
HvA Pedagogiek jaar 1 – SWK 2A en 2B, HC 1 t/m 13
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 – Fysieke ontwikkeling prenataal en baby.....................................................................................3
Hoofdstuk 6: De cognitieve ontwikkeling in de babytijd............................................................................................3
Hoofdstuk 3: Het begin van het leven........................................................................................................................3
Hoorcollege 2 - Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van 0-2 jaar..................................................................5
Hoofdstuk 7: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd........................................5
Hoorcollege 3 - Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van 0-2 jaar..................................................................8
Hoofdstuk 4: De geboorte en het pasgeboren kind...................................................................................................8
Hoorcollege 4 – Taalontwikkeling 0 tot 6 jaar en cognitieve ontwikkeling van 2 tot 6 jaar..................................10
Hoofdstuk 6: De cognitieve ontwikkeling in de babytijd..........................................................................................10
Hoofdstuk 9: De cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd.....................................................................12
Hoorcollege 5 – Fysieke ontwikkeling van 0 tot 6 jaar........................................................................................ 13
Hoofdstuk 5: De fysieke ontwikkeling in de babytijd...............................................................................................13
Hoofdstuk 8: De fysieke ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd..........................................................................16
Hoorcollege 6 – Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van 0 tot 6 jaar...........................................................17
Hoofdstuk 7: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd......................................17
Hoofdstuk 10: De sociale ontwikkelingen en de persoonlijkheidsontwikkelingen in de peuter- en kleutertijd.......18
Oefenvragen.........................................................................................................................................................21
Hoorcollege 7: Cognitieve ontwikkeling van 6-12 jaar........................................................................................ 23
Hoofdstuk 12: De cognitieve ontwikkeling in de schooltijd......................................................................................23
Oefenvragen.........................................................................................................................................................25
Hoofdstuk 10: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter- en kleutertijd...............26
Hoorcollege 8 – Fysieke en sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van 6 tot 12 jaar........................................26
Hoofdstuk 13: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd, Feldman..................26
Hoofdstuk 15: De cognitieve ontwikkeling in de adolescentie, Feldman.................................................................27
Hoorcollege 9 – Fysieke ontwikkeling van 12 tot 24 jaar.....................................................................................28
Psychologie van de adolescentie..............................................................................................................................28
1
, H1 Inleiding en H3 Lichamelijke ontwikkeling en rijping..........................................................................................28
Hoorcollege 10 – Fysieke ontwikkeling van 12 tot 24 jaar...................................................................................30
H4 Hersenontwikkeling............................................................................................................................................30
H14: De fysieke ontwikkeling in de adolescentie.....................................................................................................32
Hoorcollege 11 – Cognitieve ontwikkeling van 12 tot 24 jaar..............................................................................32
H5 Cognitieve ontwikkeling......................................................................................................................................32
H12 Psychoseksuele ontwikkeling............................................................................................................................34
Hoorcollege 12 – Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van 12 tot 24 jaar.....................................................35
H10: Psychosociale ontwikkeling: de rol van het gezin............................................................................................35
H11: Psychosociale ontwikkeling: de invloed van vrienden.....................................................................................36
Hoorcollege 13 – Identiteit en Afronding........................................................................................................... 38
H7: Ontwikkeling van het zelf en de identiteit.........................................................................................................38
**** Per hoorcollege staan de hoofdstukken uit het boek weergegeven, zodat je dit kunt terugvinden voor
meer verdieping ***
**** De dikgedrukte woorden zijn de begrippen van de begrippenlijst SWK 2 ***
**** Gebruikte literatuur: Feldman, Robert S. (2016). Ontwikkelingspsychologie (7e editie). Benelux:
Pearson Education ***
2
,Hoorcollege 1 – Fysieke ontwikkeling prenataal en baby
Hoofdstuk 6: De cognitieve ontwikkeling in de babytijd
Ontwikkelingspsychologie = levenslooppsychologie: wetenschappelijke studie naar groei, verandering
en stabiliteit, van conceptie tot ouderdom. Onderzoekt hoe organismen in de loop van de tijd veranderen
door biologische invloeden en omgevingsfactoren. Waarom:
- Kennis over hoe de ontwikkeling verloopt
- De pedagoog heeft een signalerende functie
- Kritische, niet-oordelende grondhouding
- Vanuit meerdere invalshoeken naar een kind kunnen kijken
- Kunnen inleven in kinderen en kinderen begrijpen (houding). Jonge kinderen maken echt
revolutionaire (enorme) veranderingen mee
Fysieke ontwikkeling: invloed van het lichaam op ons gedrag. Focus op herenen, zenuwstelsel, spieren,
zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap. VB: effect ondervoeding op groeitempo of seksuele
rijpingsproces
Cognitieve ontwikkeling: manier waarop het gedrag van de mens wordt beïnvloed door groei en
veranderingen in hun intellectuele vermogens. Leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie. VB:
hoe veranderen de intellectuele vermogens tijdens de kindertijd
Sociale ontwikkeling: manier waarop interacties van mensen en hun sociale relaties in de loop van hun
leven groeien, veranderen en stabiel blijven
Persoonlijkheidsontwikkeling: stabiliteit en verandering in de eigenschappen die de ene persoon van
de andere onderscheid
Hoe verloopt de ontwikkeling:
- Continue: geleidelijke ontwikkeling, prestaties vloeien op een bepaald niveau voort uit de
prestaties op de vorige niveaus. Het is kwantitatief, de ontwikkeling wordt groter of meer. Er is
continuïteit in de ontwikkeling, een aaneensluitende vooruitgang. Veranderingen in lengte
- Discontinue: (trapsgewijs) ontwikkeling in aparte stappen of stadia, waarbij elk stadia, gedrag
oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia. In kleutertijd, kindertijd of
adolescentie. VB: kind kan sluitspieren niet controleren en plast in bed, maar door rijping lukt dit
later wel
Kritieke periode: specifieke tijd in ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen
heeft. Bepaalde periode extreem gevoelig voor bepaalde prikkel. VB: als een gans uit een ei komt meteen
naar de moeder
Gevoelige periode: organismen zijn extra gevoelig voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op
een bepaald facet in de ontwikkeling. VB: eerste 6 jaar is een kind heel ontvankelijk voor het leren van
taal
Hoofdstuk 3: Het begin van het leven
Gedragsgenetica: onderzoek naar de effecten van erfelijkheid op gedrag. Hierbij wordt gekeken naar de
manier waarop onze persoonlijkheid en onze gedragspatronen worden beïnvloed door genetische
factoren. In welke mate worden verschillen in gedrag mensen (kinderen) verklaard door genen dan wel
door invloeden uit de omgeving
Multifactoriële overerving: bepaling van eigenschappen door een combinatie van genetische factoren
en omgevingsfactoren, waar bij een genotype zorgt voor een bepaald bereik waarbinnen een fenotype
zich kan manifesteren. VB: mensen met een genotype dat ervoor zorgt dat ze gemakkelijk aankomen,
zullen nooit slank worden hoeveel ze ook lijnen
Polygenische overerving: vaak zijn meerdere genen verantwoordelijk voor een eigenschap. Dat maakt
het ook zo moeilijk om uit te zoeken waar welke genen voor dienen/ het is dus onwaarschijnlijk dat er een
intelligentie gen is. Overerving waarbij een combinatie van meerdere genenparen verantwoordelijk is voor
de productie van een bepaalde eigenschap
Hoe kan je iets te weten komen over erfelijkheid?
3
, - Tweelingonderzoek: homozygoot vs heterozygoot
- Adoptie onderzoek: geen genetische relatie adoptieouders en kind. Geen opvoeding door
biologische ouders
- Het daadwerkelijk meten van genen van proefpersonen
Gen-omgevingseffecten: wanneer verschillen in genen leiden tot verschillen in omgeving. (Rebollo &
Harris, 2008, zij hebben het over gen-omgeving correlatie). Drie soorten:
- Actieve: kinderen zoeken bepaalde omgeving op die past bij hun genetische aanleg. VB: als een
kind motorisch sterk is zal het, als het de mogelijkheid heeft, waarschijnlijk veel buitenspelen. Dus
verband tussen aanleg en omgeving
- Passieve: kind groeit meestal op bij ouders. Ouders creëren een omgeving (fysiek bijv. inrichting
huis, pedagogische, psychologische etc.) mede op basis van hun genen. Kinderen hebben
aanleg van een bepaalde eigenschap geërfd. Er is dus een verband tussen de genen van het
kind en de omgeving waarin het opgroeit doordat ouders en kinderen genen delen. Soms positief,
soms negatief. VB: zie PowerPoint
- Evocatieve: genen van een kind roepen een bepaalde omgeving op. VB: aanleg van een kind
bepaald bijv. in sterke mate dat het gedragsproblemen heeft. Hierdoor reageren leerkrachten en
vrienden negatief op het kind
Speciaal interessant voor pedagogen:
- Differential Susceptibillity hypothese: de mate waarin individuen gevoelig zijn voor
omgevingsinvloeden (waaronder opvoeding) is afhankelijk van aanleg en omgeving
1. Individuen met een verhoogde gevoeligheid voor omgevingsinvloeden zijn extra gevoelig
voor zowel positieve als negatieve kenmerken van de omgeving
2. De is gedurende de gehele ontwikkeling
3. De gevoeligheid komt door neurobiologische eigenschappen van het individu
4. De neurobiologische gevoeligheid wordt bepaald door genen en door omgeving
5. Neurobiologische gevoeligheid kan veranderen gedurende levensloop
6. Vanuit de evolutietheorie gezien adaptief
Fragiele X-syndroom: stoornis die optreedt wanneer een bepaald gen op het X-chromosoom beschadig
is geraakt, met een milde tot matige verstandelijke beperking als gevolg
Stadia prenatale periode:
- Germinaal: eerste en kortste periode, tijdens de 1ste 2 weken van de conceptie
o Toename van cellen
o Specialisatie van cellen:
Beschermende laag
Placenta/navelstreng
Hechten aan baarmoederwand
- Embryonaal: 2 tot 8 weken na bevruchting waarin de belangrijkste organen en fundamentele
anatomie zich ontwikkelen
o Stevig genesteld in baarmoederwand
o Ontwikkeling belangrijkste organen en fundamentele anatomie
o Aan het einde 2,5 cm groot
o In 2e levensmaand 100.00 nieuwe neuronen
- Foetaal: 9 tot 38 weken (geboorte):
o Differentiatie belangrijkste organen
Teratogene effecten: omgevingsfactor die leidt tot een geboorteafwijking. VB: drug, chemische stof,
virus. Sommige van deze effecten zijn beïnvloedbaar door pedagogen en andere niet medische
hulpverleners
Premature baby: baby die eerder dan 38 weken na de conceptie ter wereld komt. Risicofactor voor
(psychologische) ontwikkeling en overlevingskansen gestegen door medische wetenschap. 6-7%
Postmature baby: baby die 2 weken na de uitgerekende datum nog niet geboren is
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rdej. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.