In dit document zitten alle uitwerkingen van de werkgroepen, hoorcolleges en de uitwerkingen van de levensloopcasussen verwerkt. Met een handige inhoudsopgave weet je direct elke week te vinden. Elk hoorcollege en werkgroep is uitgewerkt aan de hand van opmerkingen van de docent.
Belastingheffing heeft 3 fucties; de budgettaire functie, de instrumentele functie en een
steunfunctie. De budgettaire functie zorgt ervoor dat dingen zoals infrastructuur, uitkeringen
en onderwijs betaald kunnen worden door de overheid. De instrumentele functie van
belastingen maakt het mogelijk om te laten zien wat het huidige politieke klimaat is. Een
groene partij kan door middel van belastingen hun doelen voor het milieu halen en laten zien
aan het publiek door bijvoorbeeld accijns op benzine te verhogen. Belastingheffing heeft ook
een steunfunctie omdat door middel van belastingvrijstellingen een BV belasting kan
uitstellen. Hierdoor wordt er een soort zekerheid voor de ondernemer gecreëerd en wordt hij
ondersteund. De drie functies van belastingheffing zijn dus budgettair, instrumenteel en
ondersteunend.
Belastingen moeten eerlijk, efficiënt en eenvoudig geïnd worden. Het draagkrachtbeginsel zie
je terug in de verschillende belastingtarieven (de belastingschijven), artikel 2.10 IB. De
heffingskortingen staan in Hoofdstuk 8 van de IB. In artikel 104 van de Grondwet is de
grondslag voor het heffen van belastingen door de overheid vastgelegd, dit is het
legaliteitsbeginsel. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen het materiële en het
formele belastingrecht, dit wordt op een later moment in dit vak behandeld. Het materiële
belastingrecht gaat over de regels die de hoogste van je te betalen vastleggen (zoals de
tarieven en de heffingskortingen). Het formele belastingrecht gaat over hoe de overheid de
belasting mag innen, door bijvoorbeeld een voorheffing. Loonheffing zoals je die ziet op je
loonstrook is een voorheffing, je werkgever houdt dit in en staat het af aan de overheid. Ook
de dividendbelasting is een voorheffing.
De wet Inkomstenbelasting is in 2001 geheel herzien, waarbij er een boxensysteem is
ingevoerd. Het subject is degene die belasting moet betalen, hetgeen waarover de belasting
betaald moet worden (zoals je inkomsten uit werk/loon) is het object.
Box 1 kent een progressief stelsel waarbij je meer belasting moet betalen naarmate je meer
verdient door middel van het schijvenstelsel. Alleen natuurlijke personen moeten
inkomstenbelasting betalen, artikel 1.1 IB jo artikel 2.1 IB. De reikwijdte van het begrip
partner is breed in het fiscale recht, dit in tegenstelling tot het burgerlijk recht, omdat
daardoor meer personen gebruik kunnen maken van de toerekening zoals in artikel 2.17 IB.
Dat is een voordeel voor de meeste mensen, zulke partners worden ook wel fiscaal partners
genoemd.
De drie objecten waarover een subject belasting moet betalen. Deze objecten zijn opgedeeld
in zogenoemde boxen en zijn als volgt:
Box 1 – Werk en Woning – Hoofdstuk 3 IB
Box 2 – Aanmerkelijk Belang – Hoofdstuk 4 IB
Box 3 – Sparen en Beleggen – Hoofdstuk 5 IB
3
, Deze objecten gelden in beginsel alleen voor binnenlandse objecten. Er zit namelijk verschil
tussen binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. Voor buitenlandse belastingplicht
moet je naar Hoofdstuk 7 (dit hoofdstuk verwijst echter wel grotendeels naar de hiervoor
genoemde hoofdstukken). Vóór de herziening van 2001 gold in Nederland het bronnenstelsel
uit 1969. Dit systeem zit vandaag de dag ondanks de herziening nog steeds verwerkt in box
1.
Het is vereist dat er sprake is van een bron om in box 1, werk en woning, te vallen met de
inkomsten.
Kenmerken van een bron zijn:
- Deelname aan het economisch verkeer
- Beogen van geldelijk voordeel
- Redelijkerwijs voordeel kunnen verwachten.
Box 1 en box 2 hebben een reëel stelsel, dit houdt in dat alles wat je verdient je ook dient op
te geven. Box 3 kent een forfaitair stelsel; er wordt aangenomen dat je met je spaargeld
altijd 30% opbrengst verdient. Dit is niet gebaseerd op waarheid of op werkelijkheid maar
slechts een aanname die voor iedereen gelijk is. Box 3 kan dus voordelig of nadelig uitpakken
voor subjecten. Immers, wanneer je in werkelijkheid meer dan 30% opbrengst verdient met je
spaargeld maar je slechts dit belastingtarief hoeft te betalen, dan is dat voordelig. Sommigen
krijgen echter niet deze opbrengst maar moeten wel het standaard forfaitair tarief betalen.
Alle 3 de boxen vormen tezamen het gezamenlijk inkomen. Het aanmerkelijk belang (Box 2)
kent een tarief van 5%, inkomsten uit werk en woning (Box 1) kent een tarief dat afhankelijk
is van de inkomsten (draagkracht) en Box 3 kent een tarief van 30%. Bij Box 3 geldt altijd een
heffingsvrij vermogen van ongeveer €30.000. Daarboven moet er belasting worden betaald
naar de rendementsklasse.
Het begrip fiscaal partner staat in artikel 1.2 IB en in artikel 5a AWR. Maak altijd de
verwijzing naar beide wetsartikelen wanneer er wordt gesproken over een fiscaal tarief!
Indien iemand een fiscaal partner heeft, kan artikel 2.17 IB gebruikt worden voor de
toerekening.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller E2738. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.28. You're not tied to anything after your purchase.