Handboek Organisatie en Management. Een praktijkgerichte benadering
Perfect om het tentamen te leren! OP2, Samenvatting Organisatie en Management H0, H1, H2, H3, H4, H11, H12, H13.
Een goede samenvatting die de belangrijke aspecten uit het boek gedetailleerd vermeld. Duidelijke opmaak en om deze redenen de perfecte aanvulling op het boek om de tentamens voor te b...
The summary misses important points, not extensive (this applies to chapters 0, 1, 3, 4, and 11), which are too easily worded. Summary is too expensive for what you get in return!
By: maartenhd2002 • 1 year ago
By: elizehoekstra • 1 year ago
By: ettoldevries • 1 year ago
By: teun74 • 1 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
noorv
Reviews received
Content preview
Samenvatting ‘Organisatie en management van Jos Marcus, Nick van Dam 9 e druk’
Hoofdstuk 0- Inleiding
0.1. inleiding
- organisatiekunde= wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van het gedrag en de
factoren daarvan, van een organisatie. Twee aspecten:
Een descriptief aspect= beschrijving van het gedrag van de organisaties, met de motieven en
gevolgen
Een prescriptief aspect= advies over te volgen handelwijze en organisatie-inrichting
0.2. Ontstaan van vakgebied
- ontstaan vakgebied= ontstaan uit de behoefte op gestructureerde wijze na te denken over en vat
te krijgen op organisaties en wat erin gebeurt.
- technologische ontwikkelingen: hebben belangrijke rol gespeeld in onder meer
1. het verkorten van afstanden;
2. optimaliseren van communicatie en
3. betere knowhow beschikbaar over verschillende markten en afnemersgroepen.
- multinationale onderneming= als de ondernemingen internationaal werkt
0.4 Denkrichtingen en persoonlijkheden
PERIODE 1- Industriële revolutie (400 v chr – 1900 na chr)
- mercantilisme= kwam in de tweede helft van de 19 e eeuw: stelde dat het bezit aan geld en goud de
enige welvaartsbron was.
- tot dat Adam smith kwam in 1776: hij stelde dat productieve arbeid de bron is van welvaart en dat
door arbeidsverdeling de productiviteit van de arbeid sterk kan worden verhoogd.
- westerse samenleving veranderde van een agrarische naar een industriële samenleving.
0.6
PERIODE 2- Frederick Taylor en het scientific management (ca. 1900)
- Taylor stelde: da teen bedrijfsleider een bredere visie moest hebben en het bestaat uit plannen,
coördineren, toezicht uitoefenen en controleren.
- Hoofdpunten uit zijn theorie:
Een wetenschappelijke analyse van de werkzaamheden en het uitvoeren van
bewegingsstudies
Vergaande taakverdeling en training van de arbeiders
Een hechte en vriendschappelijke samenleving tussen leiding en arbeiders
Bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor het analyseren van en jet zoeken naar
werkmethoden en het scheppen van productievoorwaarden
Juiste man op juiste plaats
Invoeren van prestatiebeloning met als doel te komen tot lagere productiekosten
- zijn theorie is algemeen toepasbaar. Hij meende dat algemene principes geformuleerd konden
worden die overal gelden waar mensen samenwerken en dat deze principes als vak aangeleerd
konden worden en ook moesten worden.
- achtbazenstelsel= stelstel die aangeeft dat leiding door aparte functionaris uitgevoerd moeten
worden.
0.7
Henri Fayol en de General management-theorie (ca 1900)
- Fayol stelde: dat zijn systeem opbouwde vanuit en voor de productieafdeling.
- belangrijkste: de eenheid van commando= iedere werknemer heeft slechts 1 (directe) baas boven
zich. (Heel anders dan fayol die dus de eenheid van bevel juist doorbrak).
1
,- taken manager:
1. Plannen of vooruitzien
2. Organiseren
3. Bevel voeren
4. Coördineren
5. Controleren
0.8
Max Weber en de theorie van de bureaucratie (ca 1920)
- hij stelde: dat indien een organisatie volgens grote organisatie kenmerken voldeden, er sprake is
van een ideale bureaucratie (denk aan: taakverdeling, hiërarchie, beloningen, administratie etc.)
- hij zag de bureaucratie als perfect middel om gestelde bestuurlijke doelen te bereiken alsmede een
organisatievorm die zo perfect in elkaar zit dat het zichzelf in stand houden een doel op zich wordt.
0.9
Elton mayo en de human relations-beweging (1945)
- hij zocht het verband tussen verbetering van werkomstandigheden en de productiviteit, uitkomst:
naast objectieve factoren zijn subjectieve ook bepalend voor resultaat.
- samenwerking is het toverwoord en dus zijn sociale vaardigheden voor leidinggevende belangrijk.
- opkomst Human relations beweging= opkomst van rationele benadering van de manier van werken
in organisaties.
0.10
Rensis linkert en het revisionisme (ca 1950)
- Kritiek op Human relations beweging men zag die als een te idealistische kijk op organisaties,
die gingen lijken op een vriendenclub terwijl men die in de praktijk bijna nooit tegenkwam.
- Linkert= deed eerste poging tot overbrugging van de twee stromingen (scientific management vs
Human relation beweging). Hij richtte zich met name op de organisatiestructuur en communicatie.
- linkert pin= hier ontstaat de organisatie uit elkaar overlappende groepen, waarbij de leider van de
groep ook lid is van een hogere groep (linking pin).
- ook kwam Maslow met een theorie= de bekende 5 niveaus van behoefte.
Volgorde:
- theorie van Douglas McGrecor in 1960= theorie X en Y
Theorie X: hiermee gaf hij aan hoe de meeste organisaties in die tijd functioneerde (leek op
scientific management)
theorie Y: gaf hij zijn eigen visie op hoe mensen in een organisatie zouden moeten samenwerken.
0.11
Kenneth Boulding en de systeembenadering 1950
- hij stelde: dat organisaties worden gezien als een systeem, als een geheel van samenhangende
delen.
- de systeembenadering= stelt dat het management organisatieproblemen integraal dient aan te
pakken; niet alleen moet kijken naar de belangen van een enkel organisatieonderdeel maar ook naar
de invloed van de genomen beslissingen op de totale organisatie.
2
,0.12
Paul Lawrence en Jay Lorsch en de contingentiebenadering (ca. 1965)
- contingentie= bepaaldheid door situatie.
- contingentiebenadering = hangt keuze voor het toepassen van bepaalde managementtechnieken,
die voortkomen uit een organisatiekundige theorie, sterk af van de omstandigheden waarin een
organisatie zich bevindt.
- bepaalde managementtechnieken kunnen in bepaalde situaties zeer succesvol zijn terwijl ze in
andere situaties volkomen falen kunst om te ontdekken in welke omstandigheid welke techniek
het beste kan worden toegepast.
0.13 Recente organisatietheorieen (1980 +)
1. Philip Crosby en kwaliteitszorg=
Heeft betrekking op de kwaliteitszorg in de organisatie.
- werken volgens ‘zero defects’ concept= moet streven naar geen fouten in de processen.
- hij meent dat kosten met zo’n 20% kunnen reduceren mits zij kwaliteitszorg als nummer 1
binnen de onderneming plaatsen.
2. Henry Mitzberg en organisatie structurering en strategische planning=
- volgens hem kan er nooit in algemene zin worden gesproken van de beste structuur voor
organisaties; je moet overeenstemmingen in gemeenschappelijke vorm zien: als configuratie.
Hij onderscheidde 5 (+2) basisvormen
a) De ondernemingsorganisatie;
b) De machine organisatie
c) De professionele organisatie
d) De divisieorganisatie
e) De innovatieve organisatie
f) De zendingsorganisatie
g) De politieke organisatie.
3. Tom Peters en managementprincipes voor bedrijfsvoering=
- troffen 8 gemeenschappelijke kenmerken aan:
a) Sterke actiegerichtheid
b) Het onderhouden van een innige relatie met de klant
c) Creëren van ondernemerschap en zelfstandigheid
d) Werknemers zijn de belangrijkste bron voor productiviteit
e) Gedreven door waarden en overtuigingen
f) Schoonmaken blijf bij je leest
g) Eenvoudige structuur met ondersteunende afdelingen van een beperkte omvang
h) Het bestuur is zowel centralistisch als decentralisaties
4. Peter Drucker en algemeen management=
- volgens hem zijn we na de industriële revolutie met haar productiviteitsstijging nu aanbeland bij
de kennisrevolutie waarbij kennis ook de belangrijkste productiefactor is.
5. Michael Porter en strategie=
- porter stelt: dat ondernemingen op zoek moeten naar hun concurrentievoordeel hieruit kan
het gegeven voortvloeien dar de onderneming tegen lagere kosten dan de concurrentie kan
aanbieden of door een stuk ‘toegevoegde waarde’ te creëren, zodat de afnemer meer wil
betalen voor het product of dienst.
- tegenwoordig steeds meer: duurzaam concurrentievoordeel
3
, 6. Michael Hammer en herstructureren van bedrijfsprocessen
- laatste 50 jaar waren onze bedrijven gebaseerd op drie principes:
a) de basiseenheid van werk is de taak
b) eenvoudige taken worden verricht door laaggeschoolde mensen
c) er bestaat een onderscheid tussen uitvoerders en managers (hiërarchie)
- ondernemingen moeten procesgericht werken administratie en bestuurlijk toezicht komen
hierbij te vervalen, eenvoudige taken verdwijnen en onderscheid tussen uitvoerders en
managers ook. Nieuwe organisatie werken professionals en coaches; houden zich bezig met
inspireren en motiveren van professionals.
- deze theorie kan worden gezien als een proces met opeenvolging van activiteiten die waarde
creëren voor de afnemer.
7. CK Prhalad en concurrentie=
- stelt dat we juist naar de onderkant van de economie moeten kijken als motor vergt dat
grote bedrijven gezamenlijk met maatschappelijke organisaties en lokale regeringen
samenwerken.
- innovatie is het sleutelbegrip
8. Jim Collins en bedrijfscultuur en leiderschap=
- volgens hem zijn 8 factoren verantwoordelijk voor uitmuntende bedrijven:
a) Niveau 5-leiderschap
b) Eerst wie, dan wat
c) Cultuur van discipline
d) De hare feiten onder ogen zien, zonder het vertrouwen te verliezen
e) Het Egelconcept
f) Technologie
g) Het vliegwiel
h) De kern bewaken en vooruitgang stimuleren
9. Kjell Anders Nordstrom en Jonas Ridderstrale en veranderingen in organisaties=
- omgeving belangrijk, een plaats waar mensen gebruikmaken van hun talenten en hun
creativiteit kunnen aanwenden.
10. Gary Hamel en de toekomst van management=
- het management DNA van bedrijven is nog steeds gebaseerd op het realiseren van
productiviteitsverhoging door systematisch management met als principes:
a) standaardisatie
b) specialisatie
c) uitlijning van doelen
d) hiërarchie
e) planning
f) controle en extrinsieke beloningen
Sleutelprincipes in het nieuwe management zijn:
a) Diversiteit
b) Actief experimenteren mogelijk maken
c) Depolitisering van besluitvoering
d) Wijsheid van de massa en marketen benutten
e) Decentraal leiderschap
f) Rekenschap van de top aan de eerste lijn
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noorv. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.58. You're not tied to anything after your purchase.