Basisstof 1
De wetenschap die de relatie tussen organismen en hun milieu
bestudeerd noem je ecologie. In Nederland hebben we geen wilde
natuur, alles wordt beheerd, er worden maatregelen genomen om
de situatie te verbeteren. Het aantal verschillende soorten in een
gebied noem je de biodiversiteit. Doordat in de 19 e en de 20e eeuw
de bevolking groeide werden er veel bomen gekapt, daardoor
daalde de biodiversiteit in Nederland.
Organismen beïnvloeden hun milieu (leefomgeving), bijvoorbeeld
als konijnen hollen graven veranderd de grond. Het milieu heeft
ook invloed op organismen, bijvoorbeeld dieren of planten die als
voedsel dienen. Invloeden die afkomstig zijn van de levende
natuur noem je biotische Factoren. In vloeden die afkomstig zijn
van de niet levende natuur noem je abiotische factoren.
Een enkel organisme: individu.
Een groep van dezelfde individu’s in een bepaald gebied (onderling voortplanten): populatie
Verschillende populaties van verschillende soorten in een bepaald gebied: levensgemeenschap
Een gebied waar alle biotische en abiotische factoren een eenheid vormen (duingebied, bos, sloot):
ecosysteem
Alle abiotische factoren samen: biotoop
In een bos vormt de levensgemeenschap samen met de biotoop een eenheid.
De biosfeer is het gedeelte van de Aarde waar leven mogelijk is. Hierin kun je grote gebieden met
een kenmerkend klimaat onderscheiden, dit wordt een bioom genoemd. (Toendra)
Bassistof 2
In een ecosysteem spelen voedselrelaties een belangrijke rol. Bijvoorbeeld kan een wolf alleen
overleven in een ecosysteem als hij er een prooi kan vangen. Die prooi is bijvoorbeeld een hert, die
eten weer graag bessen en knoppen van planten.
Carnivoren: vleeseters (wolven)
Herbivoren: planteneters (herten)
Omnivoren: alleseters (merel)
De bes, hert en wolf vormen samen een voedselketen. Een voedselketen (opvolgend) is een reeks
soorten waarbij elk soort een voedselbron is voor de ander. De eerste schakel is altijd een plant. In
een ecosysteem is er nooit maar 1 voedselketen. In een ecosysteem lopen dan ook meerdere
voedselketens door elkaar. Dit heet een voedsel web of voedselnet.
We noemen platen produceten omdat ze zelf voedingsstoffen kunnen produceren (fotosynthese).
Dieren eten andere organisme (leven van stoffen die door de planten zijn gemaakt), daarom noemen
we dieren consumenten. Om aan te geven waar in de voedselketen de consumenten staan delen we
ze in.
Consumenten van de eerste orde: planteneters (alleseters)
Consumenten van de tweede orde: vleeseters (alleseters)
Alleseters zijn in de ene voedselketen consumenten van de eerste orde en in een andere
voedselketen consumenten van de tweede orde. Ze kunnen soms zelfs consumenten van de derde
orde zijn.
, Niet alle planten en dieren worden gegeten, ze kunnen ook
doodgaan. Dieren die leven van dode resten zijn afvaleters.
Uiteindelijk gaan zij ook dood, alle resten worden verder
afgebroken door bacteriën en schimmels. Deze bacteriën en
schimmels noem je reducenten. Door de reducenten
ontstaan stoffen die de producenten weer kunnen opnemen.
Hierdoor ontstaat er een kringloop van stoffen.
Autotrofe organisme (planten):
o Zijn in staat tot fotosynthese
o Kunnen energierijke stoffen maken van
energiearme stoffen
o Nemen alleen energiearme stoffen op
Heterotrofe organisme (dieren, schimmels en meeste bacteriën):
o Hebben andere organisme nodig voor hun voedsel om energierijke stoffen binnen te
krijgen
o Nemen energierijke en energiearme stoffen op uit hun milieu
Basisstof 3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SilvaHonig04. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.39. You're not tied to anything after your purchase.