Deze aantekeningen zijn héél uitgebreid: ze omvatten niet alleen de collegeslides maar ook vrijwel alle uitleg die hierbij werd gegeven! Ook staan er belangrijke plaatjes in de aantekeningen om de stof te verduidelijken. Deze aantekeningen behoren bij het vak Hersenen en Gedrag, gegeven in het tw...
College 1 (Hersenen en gedrag)
Inleiding
- Waarom hebben we hersenen? Wat is de reden dat we hersenen nodig hebben?
o Moeilijkere dingen te doen, zoals spraak. Daarom hebben we een groter brein
dan andere dieren. Maar waarom hebben alle dieren hersenen? Alles in het
lichaam wordt aangestuurd door de hersenen. Bepalen wat we moeten doen.
Mensen en dieren hebben hersenen, maar planten niet. Het grote verschil
tussen een plant en een dier is dat een dier beweegt. Een plant heeft geen
centraal zenuwstelsel. Alle functies, zoals visueel, taal en spraak, heeft een
plant niet nodig want het kan niet bewegen. We hebben een complex brein
met functies zoals taal.
o Cruciale functie is communicatie en interactie met de omgeving. Van de mens
met de omgeving. We krijgen input in de blackbox van de hersenen. We
reageren op de omgeving door motoriek, waaronder spraak. Verwerking
bepaald hoe je reageert. Hersenen zijn opgebouwd uit hersencellen. Hoe
communiceren hersencellen met elkaar? En hoe communiceren hersenen met
het lichaam?
o Onder centraal zenuwstelsel vallen de hersenen en het ruggenmerg.
Onderscheiden we van perifere zenuwstelsel: zenuwen die door je lichaam
lopen.
Hersencellen
Er zijn twee soorten cellen:
- Neuronen = zenuwcellen. Dit zijn de bouwcellen van de hersenen.
- Gliacellen = steuncellen
Vroeger dachten ze dat de hersenen een klier was die vloeistoffen afgaf aan het lichaam. Ze
gaven de cellen een kleur en zagen ze dat het niet een geheel was maar er kleine stukjes over
bleven. Er zijn dus onafhankelijke cellen, daar zijn de hersenen uit opgebouwd. Aparte
eenheden dus.
Neuron en gliacel zijn cellen en die hebben dezelfde kenmerken als cellen in het lichaam.
Neuroncellen hebben:
- Celmembraan. Beschermen de inhoud van de cel voor buitenaf.
o Hierin zitten kanalen waarmee stoffen kunnen worden uitgewisseld met de
omgeving. Zoals water of zuurstof.
- Celkern. Hierin ligt het genetische materiaal. Dit is het recept waarmee eiwitten
worden gebouwd waaruit ons lichaam is opgebouwd.
- Mitochondriën. Energiefabrieken van de cel. Neuronen hebben energie nodig. Deze
energie komt vanuit glucose. Glucose komt uit voeding. Glucose gaat via bloed naar
hersenen en komt zo bij de neuronen. In mitochondriën wordt dit verbrand.
- Ribosomen. Maken eiwitten. Lezen de code van DNA en maken zo bepaalde eiwitten.
Bij down syndroom worden er te veel eiwitten aangemaakt van een bepaald type. Dit
heeft allerlei gevolgen voor de ontwikkeling.
, ➔ Dit zijn kenmerken die alle lichaamscellen hebben en dus ook neuronen en gliacellen.
- Een neuron, gewoon een lichaamscel
- Maar ook, heel speciaal. Omdat het moet
communiceren. Er zijn twee kenmerken
van een neuron die het in staat stellen om
te communiceren (axon en dendrieten).
o Dendrieten zijn vertakte structuur,
die vangen informatie van andere
neuronen. Neuronen hebben
dendrieten. Bij de vertakkingen van
dendrieten komt informatie de cel binnen. Dit is de input.
o Vervolgens gaat informatie naar het cellichaam (soma) en dit integreert de
informatie. Optelsom van alle prikkels die binnenkomen.
o Vervolgens gaat informatie verder via axonen. Axon is tweede kenmerk.
Axonen vervoeren namelijk informatie/zenuwimpulsen. Elke neuron heeft
maar één axon. Axon kan heel lang zijn maar ook heel kort. Als laatste hebben
neuronen een terminal. Axon heeft een eindpunt. Aan het eind vertakt hij
waardoor informatie op verschillende andere plekken terecht kan komen.
o Presynaptische terminal geeft stoffen/informatie af aan de volgende cel.
Ruimte tussen twee cellen heet synaps. Dit is de output.
Er zijn twee soorten cellen in hersenen: neuronen en gliacellen. Gliacellen heb je nodig en
gebruik je, alleen ze hebben niet de kenmerken van neuronen omdat ze niet op die manier
informatie versturen. Ze ondersteunen wel de neuronen en zijn dus essentieel. Ze nemen
ongeveer de helft van het hersenvolume in en beïnvloeden de informatieverwerking indirect.
- Ondersteunen de functies van neuronen
- De helft van het hersenvolume
- Beinvloeden de communicatie/informatieverwerking
Gliacellen hebben een aantal functies:
- Letterlijke steun. Hersenen zijn puddingachtig, gliacellen geven fysieke steun.
- Aan en afvoer van stoffen (astrocyten nemen stoffen op uit bloedvat en geeft stoffen
af aan bloedvat en astrocyt kan stoffen doorgeven aan neuron. Zo kunnen
voedingsstoffen bij neuron terecht komen) (voeding/herstel)
- Productie hersenvloeistof. In hersenen heb je ruimtes die gevuld zijn met vloeistof.
Vloeistof wordt aangemaakt door gliacellen die in de wand liggen van fentricos. Zit ook
in ruggenmerg een kanaaltje met hersenvloeistof. Heeft beschermende functies voor
hersenen.
- Aanmaken van myeline. Rondom axonen zit laagje myeline. Is om
informatieoverdracht te bespoedigen, lekt zo niet weg naar de omgeving. Myeline
wordt aangemaakt door oligodendrocyten. Maakt uitlopers en rolt zich om axonen
heen. Die myeline zit er omheen, uitloper van oligodendrocyt.
- Afweer tegen virussen en schimmels. Microglia spelen hier een rol in.
, - Ontwikkeling van hersenen. Werken als een soort rails waarlangs neuronen kunnen
groeien.
Samenvatting gliacellen:
- Steun
- Aan/afvoer stoffen
- Hersenvloeistof maken
- Myeline maken
- Afweer
- Rol in ontwikkeling
Communicatie van hersenen met omgeving en lichaam
Er moet informatie binnenkomen van zintuigen naar centrale zenuwstelsel. Dan moet er
informatieverwerking zijn in de black box. Bijvoorbeeld van gezichtsherkenningsgebied naar
spraakgebied. En dan output van het centraal zenuwstelsel naar de spieren. Er zijn drie
begrippen belangrijk:
- Afferent (voert informatie aan). Bijvoorbeeld: van de zintuigen naar de hersenen
- Intrinsiek: de dendrieten en axon liggen in dezelfde structuur
- Efferent (voert informatie af). Bijvoorbeeld: van de hersenen naar de spieren.
➔ Belangrijk: kijk naar vanuit welk standpunt je kijkt! Je kan ook op een andere plek gaan
staan, zoals taalgebied. Dan is afferent bijvoorbeeld uit het visuele gebied. Dan gaat
het van visuele gebied naar taalgebied. Alles wat binnen het taalgebied gebeurt qua
informatieoverdracht is intrinsiek. Van taalgebied naar emotiegebied is dan
bijvoorbeeld efferent. Waar, in welke structuur sta ik? Dit moet je je dus afvragen.
Sensorische neuron
Het gaat hier om een afferente neuron (als we in het zenuwstelsel staan), die in perifere
zenuwstelsel (bijvoorbeeld de huid).
Motorische neuron
Deze is efferent, voert informatie af (als we in het zenuwstelsel staan). Informatie gaat
richting de spieren. Dendrieten, cellichaam, axon, presynaptische terminal, geeft
neurotransmitter af waardoor spier samentrekt. Zo kan je je lichaam bewegen.
Meest primitieve vorm van reageren op de omgeving is een reflex. Zoals het vasthouden van
een pan die te heet is. Dit doet pijn, die pijnprikkel wordt doorgegeven via receptoren in de
huid, via de axon en komt zo in het ruggenmerg terecht. Dan gaat er een prikkel door naar de
spier waardoor je snel kan reageren. Reflex gaat onbewust en heel snel. Gaat ook een signaal
naar de hersenen, dus bewustwording komt later. Je ziet een voorbeeld van een afferente
informatiestroom, een afferente neuron, een interneuron en efferente informatiestroom
naar de spieren.
, Brein en zijn omgeving
Hersenen worden goed beschermd voor invloeden van buitenaf. Voedingsstoffen moeten
toegelaten worden en schadelijke stoffen niet. De hersenen worden beter beschermd dan de
rest van het lichaam omdat het grotere gevolgen heeft als er iets misgaat met het brein. Als je
hersencellen kwijtraakt (zoals hersenschudding), krijg je die er niet meer bij. Er komen geen
hersencellen meer bij en daardoor zijn hersenen kwetsbaarder en wordt het dus beter
beschermd door bloed-hersen barrière.
- De hersenen en zijn omgeving
o Voedingsstoffen toelaten
o Schadelijke stoffen niet
- Bloed-hersen barrière
o Beschermt de hersenen
o Gevormd door cellen, die liggen in en om de wand van de bloedvaten. Er ligt
een laag cellen die een tight-junction hebben: ze liggen dicht bij elkaar
waardoor er bijna geen stoffen doorheen kunnen. In het lichaam is dit minder
strak. Astrocyten liggen om het bloedvat heen.
o Houdt schadelijke stoffen buiten, net als virussen en medicijnen. Bijvoorbeeld
bij parkinson is er te weinig dopamine waardoor de motoriek niet goed
verloopt, maar dopamine komt niet door de barrière heen. Ze geven dan
aminozuren die dopamine kunnen maken in de hoop dat deze door de barrière
heenkomen en zo dopamine aanmaken. Sommige schadelijke stoffen, zoals
alcohol en nicotine, kunnen wel door de barrière heen en merk je het effect op
je gevoel en gedrag.
o Kleine stoffen kunnen er wel doorheen, sommige stoffen kunnen oplossen in
vet en andere stoffen zijn ongeladen zoals zuurstof en CO2. Ook kunnen
sommige vitamines er wel doorheen. Er zijn speciale kanaaltjes in de bloed-
hersen barrière die water vervoeren.
▪ Via speciale kanaaltjes die water vervoeren
▪ Via actief transport wordt glucose, aminozuren, sommige vitaminen en
ijzer vervoerd. Actief transport betekent dat het energie kost om het de
hersenen binnen te krijgen. Deze stoffen zijn te groot om er zelf,
zonder hulp,
doorheen te
komen.
➔ Bloed-hersen barrière kan
stuk gaan. Soms komt er een
virus in de hersenen. Bij een
hersenschudding kan er iets
stuk gaan waardoor er
schadelijke stoffen
binnenkomen. Gevolg kan
bijvoorbeeld een
hersenvliesontsteking zijn.
Probleem is dat hersencellen niet vervangen worden. Nu is het niet erg als je er een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lexaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.28. You're not tied to anything after your purchase.