100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Gebiedsontwikkelingsbeleid $5.95   Add to cart

Summary

Samenvatting Gebiedsontwikkelingsbeleid

8 reviews
 212 views  27 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een duidelijke samenvatting gemaakt aan de hand van het boek Stad en Beleid en de sheets van Hogeschool Rotterdam, docent meneer Kropman. Ondersteunt door afbeeldingen uit het boek en de lessen. Tevens bevat de samenvatting de stof van de reader Maatschappelijk vastgoed.

Preview 4 out of 34  pages

  • Unknown
  • October 24, 2019
  • 34
  • 2019/2020
  • Summary

8  reviews

review-writer-avatar

By: 0987163 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: 0980803 • 4 year ago

reply-writer-avatar

By: Eef0910482 • 4 year ago

Translated by Google

Reply deleted by the user

review-writer-avatar

By: hannekedane • 4 year ago

review-writer-avatar

By: mistert8573 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: oyraveerman • 4 year ago

review-writer-avatar

By: jellelutterman • 4 year ago

review-writer-avatar

By: Bashuis • 5 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Gebiedsonwikkelingsbeleid

Hoofdstuk 1
Steden fungeren op economisch, sociaal en cultureel gebied.
Belangrijke verschillen tussen stad en dorp;
1. de stedelijke bevolking: diversiteit is in steden groter
2. De stedelijke voorzieningen: meer voorzieningen en diverser, bijvoorbeeld ziekenhuizen
3. Het stedelijke grondgebied: stuk grond met hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid

Ville: Fysieke werkelijkheid: het geografische bepaalde en afgebakende grondstuk met
daarop de bebouwing en de fysieke (natuurlijke) omgeving van de bebouwing  zichtbare,
tastbarrer stad = het fysieke domein.
Cité: Sociale werkelijkheid: het samenleven van de bevolking binnen het fysieke domein. 
sociale, culturele en economische domein = de activiteiten die de stedelingen ontplooien
binnen deze domeinen.

Combinatie van kleine oppervlakte, heterogene bevolking en diversiteit  stedelijke
samenleving.

Jaren ‘60
- G4 (Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Rotterdam)
- Grote maatschappelijke problemen  bestuurlijk-financiële problemen  Rijk moest
meer decentraliseren (niet alles wordt door het Rijk bepaalt)
- Herstructurering: Verkrotten stadsdelen saneren, sloop kreeg een economische
functie en weinig aandacht voor bewoners en sociale problematiek.
Jaren ‘70
- Stadsvernieuwingsbeleid: sociaal karakter  gericht op emancipatie en integratie
van bewoners van oude stadswijken en het verbeteren van de sociale samenhang.
Toch vooral technisch, verkrotting werd aangepakt
Jaren ‘80
- Probleemcumulatiegebiedenbeleid (PCG-beleid)
- Gebiedsgerichte aanpak van 30 wijken uit 18 steden. Meer sociaal georiënteerd tot
1989. Toen kwam het sociaal vernieuwingsbeleid  gericht op emancipatie en
versterken van de sociale cohesie
- Verkokering= autonoom opererende organisaties in gescheiden beleidssectoren met
eigen middelen proberen problemen op te lossen. Dit levert stagnatie op.
Actoren zijn stakeholders: personen of instanties die vanuit eigen perspectief en met eigen
belangen en verantwoordelijkheid betrokken zijn bij maatschappelijk vraagstuk.

Grotestedenbeleid (Kok 1994-1998).
Steden hadden te maken met selectieve migratie, bewoners met hoge- en middeninkomens
verlieten de stad.

Grotestedenbeleid I (1994-1998)  Deltaplan door B. Peper. In 1995 convenant gesloten. In
een convenant worden prestatieafspraken vastgelegd.
Sociaal engineering  fysieke en sociaal gebruiken om de sociale problemen op te lossen.

1

,Rijk en de steden gingen gezamenlijk beleid maken.
1e periode: integraal en gebiedsgericht beleid.  via deregulering en ontkokering.
(verkokering terugdringen, decentralisatie verbeteren en regels verminderen)
Bemoeilijken door
- GSB-minister ontbrak dus weinig agenda punten
- Departementen opereerde vanuit eigen beleid
- Niet vrij van bestedingen
- Onenigheid over criteria

Grotestedenbeleid II (1999-2004)
Er werd nu een speciale verantwoordelijken aangesteld voor het beleid. Het beleid werd
verder ontwikkeld door drie beleidspijlers:
- De fysieke: de fysiek-ruimtelijke stedelijke vernieuwing
- De economische: ontwikkelen van de werkgelegenheid en de economie
- De sociale: richtte zich op onderwijs, leefbaarheid, veiligheid en zorg
Dit beleid beoogde de complete stad te realiseren, wat inhoud dat iedereen zich thuis voelt.
Het beleid heeft een brede pragmatische aanpak gekregen. Er werden
Meerjarenontwikkelingsprogramma’s gemaakt. Tevens kwam er een brede doeluitkering. Dit
werd het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (subsidieregelingen). De convenanten
werden gesloten tussen steden en het Rijk. De ambities waren een outcome, wat inhield dat
beleidsinspanningen ook daadwerkelijk moesten leiden tot zichtbare uitkomsten.
Beleidsoutput is de GSB maatregelen die werden uitgevoerd tegenover de Beleidsoutcome
wat het maatschappelijke effect van die GSB maatregelen was.

Sectoraal beleid wilt zeggen dat het fysiek-ruimtelijke, sociale en economische beleid zich los
van elkaar ontwikkelen. Generiek beleid is beleid dat gezamenlijk gevoerd wordt. De 56-
Wijkenaanpak ontstond toen de G30 wijken moest aanwijzen waar snel ingegrepen moest
worden. Vooral gericht op een fysieke herstructurering.

Grotestedenbeleid III (2005-2010)
Steden kregen meer doorzettingsmacht. Rijk moest nu ondersteunen en de steden moesten
zelf de rest regelen. Het ontwikkelen van het beleid was eerst moeilijk door de generieke
beleidsinstrumenten van het Rijk, en weinig bevoegdheden. Vraaggericht werd er te werk
gegaan, er werd uitgegaan van specifieke behoeften van steden. Er kwamen wijkbudgetten.
In 2005 begon de G27 aan project ‘Aanval op de Uitval’  tegengaan van jeugduitval op het
gebied van school en arbeidsmarkt. In 2006 werden er problemen op fysiek, sociaal en
economisch gebied ontdekt  veertigwijkenaanpak. Het ging hierbij om 5 thema’s.

Opbrengst van het beleid, de innovaties;
1. Van rijksbeleid naar stedelijk beleid: afspraken worden in convenanten vastgelegd.
Steden krijgen meer ruimte en het Rijk ondersteunt.
2. Van stadsbeleid naar wijkbeleid: de steden stellen gelden beschikbaar op wijkniveau,
ondertekend in convenanten.
3. Van top-down beleid naar samenwerking met meerdere partijen: samenwerking
tussen publiek- en private partijen.




2

, 4. Van sectoraal beleid naar integraal beleid: integraal beleid houdt in dat beleid op
sociaal, economisch en fysiek-ruimtelijk gebied in samenhang wordt ontwikkeld. Dit
zorgt voor betere afstemming en biedt meer kansen.
Na het grotestedenbeleid
- Multidomeinvraagstukken: het gaat hierbij om domein overschrijdende problemen.
Deze beleidssectoren en oorzakelijk hangen ze vaak nauw met elkaar samen.
- Multi-actorvraagstukken: zowel bij de problemen als bij het beleid zijn veel
belanghebbende betrokken. Visies lopen uiteen.
- Multischaalvraagstukken: ze spelen op verschillende schaalniveaus. Op Rijk, provincie
en Regio.

Beleidsactoren: de vele verschillende personen en organisaties die betrokken zijn bij het
bedenken, vaststellen en uitvoeren van een beleidsplan
Beleidssysteem: een beleidssysteem is een systeem waar aan de ene kant maatschappelijke
problemen ingaan (input) en wordt deze input omgezet in een output (het beleidsaanpak
om de problemen op te lossen)
Verschillende vormen van samenwerking:
- Top-down: de overheid stuurt de andere partijen aan, de relatie is dan hiërarchisch
- Bottom-up: de overheid ontwikkelt vanuit een meer gelijkwaardige positie samen
met andere actoren het beleid.

Hoofdstuk 2
Beleid is het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen en
bepaalde tijdskeuzen, maar ook een politiek bekrachtigd plan.

Het beleidsproces vanuit analytisch rationalistisch perspectief (klassiek model)
- Het beleidsproces is bij dit model een reeks van samenhangende, doelgerichte en
weloverwogen handelingen die gericht zijn op het oplossen van maatschappelijke
problemen
- Beleidsvoering vooral een taak van de overheidsinstanties  visies
- De overheid is de centrale sturende actor en beleid is waarmee de overheid stuurt
- Beleid komt top-down tot stand
In dit klassieke perspectief wordt sterk gedacht in termen van de beleidscyclus. Gaat uit van
alwetende overheid.
Fasen beleidscyclus:
1. Agenda vorming:
o Signalen vanuit de samenleving of politiek dat er iets aan de hand is
o Problemen die leven onder het publiek worden tot de publieke agenda
gerekend. De bestuurlijke agenda hoort bij de beleidsbepalers. Politieke
agenda is publiekelijk en bestuurlijk samen.
o Wel of niet tot de agenda behoren:
 Ernst van het probleem:
 Overwinnen van hindernissen: pas na een aantal overwinningen.
 Aandacht in het verleden: als een probleem al een tijd verwaarloosd
is, is de kant groter dat dit op de agenda komt.
 Toevallige omstandigheden en onverwachte gebeurtenissen: vanuit
het niets op de agenda, bijv. mediahype.

3

, 2. Beleidsvoorbereiding: het beleid wordt ontworpen om de problemen aan te pakken
die door de politiek zijn erkend. Het resultaat is een inhoudelijk beleidsontwerp. Het
uitvoeren van het beleidsonderzoek is belangrijk.
3. Beleidsbepaling:
o De politiek neemt beslissingen over het beleidsontwerp, gemaakt door
ambtenaren of externe adviseurs. De beleidsbepaler maakt een rationale
afweging. De hoogste baten een voordelen wegen op tegen nadelen en
geringe kosten.
- Rijksniveau: ministers en leden van parlement
- Provinciaal niveau: gedeputeerde staten en de statenleden
- Gemeentelijk niveau: wethouders en raadsleden
4. Beleidsuitvoering, de naleving en handhaving
o De gekozen beleidsmaatregelen moeten in de fase van de beleidsuitvoering in
praktijk worden gebracht. De woorden (beleidsplan) moeten worden omgezet
in daden (beleidseffecten).
o Maatschappelijk middenveld zoals de gezondheidszorg zijn ook betrokkenen.
o Uitvoeringsplan: doelen, middelen en keuzen verder uitwerken. Uiteindelijk
dient iedereen het beleid na te leven en te handhaven, dit doet de overheid.
5. Beleidsevaluatie:
o Hierbij gaat het om de waardering of beoordeling van het nieuwe beleid (=ex
post-evaluatie).
o Terugkoppeling/feedback is bijstellen van het beleid op basis van uitkomsten
uit de beleidsevaluatie.
Overigens kan in elke fase sprake zijn van evaluatie.
Beleidspraktijk  soms overlappen fasen elkaar, dus ze zijn moeilijk te herkennen.

Beleidsproces vanuit sociaal-interactief perspectief
- Het belang van de chronologisch opeenvolgende fasen van de beleidscyclus sterk
gerelativeerd.
- In beleidsnetwerken vind er een strijd om het beleid plaats door interactie en
onderhandeling van actoren. Actoren behoren tot een bepaald probleem.
Wicked problems zijn problemen waaraan het netwerk werkt en ongestructureerd. Een
netwerkmanager nodigt de actoren uit. De interacties staan centraal. In
besluitvormingsronden komen de interacties aan bot. Het beleid ontstaat door een
wisselwerking van beslissingen. De strijd om het beleid speelt af binnen het
beleidsnetwerken en niet in debatten.
We spreken van een beleidsnetwerk:
• als er meerdere actoren aanwezig zijn, die hun eigen visies, doelen, strategieën en
belangen hebben;
• als de actoren afhankelijk zijn van elkaar bij het realiseren van hun doelen;
• als de actoren onafhankelijk zijn van elkaar bij het bepalen van hun gedrag en
hun strategieën om de eigen doelen te bereiken;
• als er in het interactieproces tussen de actoren verwevenheid is van doelen en als er
onderlinge relaties zijn;
• als de relaties en interacties dynamisch zijn, maar ook duurzame kenmerken hebben.



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Eef0910482. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.95  27x  sold
  • (8)
  Add to cart