Volledige samenvatting van de nieuwste druk (2019!) van het boek Algemene Wet inzake Rijksbelastingen voor de eerste 5 weken van het vak Fiscaal Bestuursrecht/Formeel Belastingrecht van de Universiteit Leiden
Zie de inhoudsopgave voor welke paragrafen behandeld worden
October 24, 2019
October 24, 2019
48
2019/2020
Summary
Subjects
formeel belastingrecht
fiscaal bestuursrecht
bestuursrecht
fiscaal
formeel
belastingrecht
rechten
fiscaal recht
belastingen
awr
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Fiscaal Recht
Fiscaal bestuursrecht
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
esmeedrost
Reviews received
Content preview
Algemene wet inzake rijksbelastingen
2. De verhouding tussen AWR, Awb, EVRM en Unierecht 2
2.2 De verhouding tussen de AWR en de Awb 2
2.3 De verhouding tussen de AWR en het EVRM/IVBPR 2
2.4 De verhouding tussen de AWR en het EU-recht 2
4. De verplichtingen van de belanghebbende 2
4.2 De aangifteplicht 2
4.3 Bijkomende verplichtingen ten dienste van de belastingheffing 5
5. Belastingaanslagen en voor bezwaar vatbare beschikkingen 11
5.1 Beschikking in de zin van de Awb 11
5.2 De methoden van heffing 11
5.3 De aanslag 12
5.4 De voorlopige aanslag 14
5.5. De verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen 14
5.6 De beschikking geen aanslag 15
5.7 De navorderingsaanslag 15
5.8 De naheffingsaanslag 18
5.9 Terugvordering van staatssteun 19
6. De algemene beginselen en de vaststellingsovereenkomst 19
6.1 Het kader van de wet, jurisprudentie etc. 19
6.2 De begrenzing van bevoegdheden van de inspecteur door de beginselen 20
6.3 De fiscale vaststellingsovereenkomst 24
6.4 Advance rulings 25
6.5 Onrechtmatige overheidsdaad 25
7. Rechtsbescherming 25
7.2 Bezwaar 25
7.3 Ambtshalve vermindering 29
7.4 Beroep 30
7.5 Hoger beroep 32
10. De bestuurlijke boeten 33
10.1 Inleidende opmerkingen 33
10.2 Overzicht van het bestuurlijke boetestelsel van de AWR 33
10.3 Verzuimboeten 34
10.4 Vergrijpboeten 37
10.5 Formeel boeterecht 40
11. Strafrechtelijke bepalingen 42
11.1 Algemeen 42
11.2 Opzet; het subjectieve delictsbestanddeel bij de misdrijven 43
11.3 Poging 43
11.4 Daderschap en deelneming 43
11.5 Daderschap van rechtspersonen, feitelijk leidinggeven 43
11.6 Tijd en plaats van het fiscale delict 43
11.7 Samenloop en specialiteit; ‘hetzelfde feit’ 43
11.8 Verval van het recht tot strafvervolging 44
11.9 De strafbare feiten in de AWR 44
11.10 Strafbeschikking 46
11.11 Fiscale strafvordering 46
,2. De verhouding tussen AWR, Awb, EVRM en Unierecht
2.2 De verhouding tussen de AWR en de Awb
De Awb kent dwingende bepalingen. Hier kan niet van afgeweken worden. In andere gevallen kan het wel.
Dat is in de AWR soms gedaan, omdat sommige bepalingen uit de Awb niet geschikt geacht werden voor de
fiscale praktijk. Vervolging kan pas aanvangen wanneer het bestuur het proces-verbaal in de handen van de
OvJ heeft gesteld zoals in art. 80 lid 2. Dit moet sowieso gebeuren wanneer er opsporingsbevoegdheden
nodig zijn waarvoor een machtiging van de rechter-commissaris nodig is, omdat de OvJ dit moet vorderen
(zie bijvoorbeeld art. 126m lid 5 Sv).
2.2.3 De betekenis van enkele begrippen van de Awb voor het belastingrecht
De Minister van Financiën, de directeur, de inspecteur en de ontvanger zijn bestuursorganen in de zin van
art. 1:1 lid 1 sub a Awb.
Aanslagen zijn beschikkingen in de zin van art. 1:3 lid 2.
2.3 De verhouding tussen de AWR en het EVRM/IVBPR
Twee verdragen die de AWR beïnvloeden zijn het EVRM en het IVBPR. Voorbeelden zijn:
- Art. 14 lid 5 IVBPR
- Art. 6 EVRM: de verdachte moet binnen een redelijke termijn worden berecht. Daarnaast heeft de ver-
dachte het zwijgrecht en hij hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling (het nemo-teneturbegin-
sel). Art. 6 lid 2 EVRM bepaalt dat de verdachte onschuldig is tot het tegendeel is bewezen.
- Art. 7 EVRM en art. 15 IVBPR: niemand mag worden veroordeeld voor een strafbaar feit dat ten tijde van
het plegen nog geen strafbaar feit was.
- Art. 8 EVRM
- Art. 14 lid 7 IVBPR: het ne bis in idem-beginsel. Hierop is in art. 67q een uitzondering getroffen voor het
belastingrecht.
2.4 De verhouding tussen de AWR en het EU-recht
Unierecht heeft voorrang op het nationale recht. Er moet dus bij alle AWR-regels bekeken worden of dit niet
mogelijk in strijd komt met het Unierecht en dan vooral de regels van vrij verkeer.
4. De verplichtingen van de belanghebbende
4.2 De aangifteplicht
4.2.1 Inleiding
Het vertrekpunt voor de aangifteplicht is de uitnodiging tot het doen van aangifte (art. 6 en 7 AWR) (artike-
len waarbij hierna geen wetsaanduiding wordt gebruikt, zijn AWR-artikelen). Een ieder die uitgenodigd is tot
het doen van aangifte is verplicht aangifte te doen (art. 8). Er zijn twee soorten belastingen: aanslagbelastin-
gen, zoals de IB en Vpb en aangiftebelastingen, zoals de LB en OB. Art. 6, 7 en 8 hebben betrekking op bei-
de soorten.
Art. 9 en 10 regelen de termijnen. Art 9 geldt voor de aanslagbelastingen; art. 10 voor de aangiftebelastingen.
4.2.2 De betekenis van de aangifte
4.2.2.1 Heffing bij wege van aanslag
Voor vrijwel alle aanslagbelastingen wordt de belastingplichtige gevraagd gegevens te verstrekken. Dit
geschiedt door middel van een aangifte. Deze fungeert als een hulpmiddel bij het vaststellen van de aanslag.
De inspecteur kan immers van de aangifte afwijken. Zolang de inspecteur de belastingschuld niet heeft vast-
gesteld, mag de belastingplichtige zijn aangifte wijzigen. De fiscus mag deze wijzigingen niet negeren. De
belastingplichtige kan echter niet terugkomen op keuzes ingeval de belastingplichtige keuzerecht heeft, zoals
de toerekening tussen partners van art. 2.17 IB. Dit kan alleen wanneer de keuze nog geen invloed heeft
gehad op de hoogte van een aanslag.
4.2.2.2 Heffing bij wege van voldoening of afdracht op aangifte
De aangifte is voor aanslagbelastingen een hulpmiddel bij de vaststelling van de belastingschuld. Bij de
aangiftebelastingen is zij een geleidebrief bij de betaling. De belastingplichtige of de inhoudingsplichtige is
, gehouden om binnen een maand na afloop van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft of binnen een
maand na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan gehouden te betalen (art. 19 lid 1 resp. art. 19 lid
3). Aan het eind van de periode kan de belastingplichtige/inhoudingsplichtige vrijwillig het ontbrekende
bedrag betalen of de inspecteur kan naheffen (art. 20). Als de belastingplichtige het vrijwillig doet, wordt
gesproken van een suppletieaangifte.
4.2.2.3 Aangifte is geen aanvraag in de zin van de Awb
In art. 8 lid 2 is bepaald dat het doen van aangifte geen aanvraag is in de zin van de Awb.
4.2.3 Het ontstaan van de verplichting tot het doen van aangifte
4.2.3.1 Het uitnodigen tot het doen van aangifte
De inspecteur kan een persoon die vermoedelijk belastingplichtig is uitnodigen tot het doen van aangifte (art.
6). De inspecteur is hiertoe niet verplicht. Op grond van art. 8 resulteert de uitnodiging in een aangifteplicht.
Wanneer de belastingplichtige om een uitnodiging verzoek krijgt in ieder geval een uitnodiging (art. 6 lid 2).
Tegen een uitnodiging staat geen rechtsmiddel open. Wel kan in het kader van een procedure tegen de
aanslag worden gesteld dat er geen grond was voor het vermoeden van de belastingplichtig. Art. 2 t/m 4a
Uitv.reg. AWR geven nadere regels over de uitnodiging.
Wanneer de uitnodiging als gevolg van een verzuim van de inspecteur naar een onjuist adres is gestuurd en
daardoor niet is ontvangen, is de uit te nodigen persoon (nog) niet uitgenodigd.
4.2.3.2 De verplichting te verzoeken om tot het doen van aangifte te worden uitgenodigd
De belastingplichtige is bij aanslagbelastingen verplicht te verzoeken om een uitnodiging wanneer hij niet is
uitgenodigd binnen 6 maanden na het ontstaan van de belastingschuld (art. 2 lid 1 Uitv.reg. AWR). Bij
aangiftebelastingen moet de belastingplichtige die niet is uitgenodigd voor het tijdstip waarop de belasting
moet worden betaald om een uitnodiging verzoeken (art. 3 Uitv.reg. AWR).
Wanneer de belastingplichtige niet verzoekt om een uitnodiging kan een verzuimboete worden opgelegd ex
art. 67ca.
4.2.4 Het doen van aangifte
4.2.4.1 De verplichting tot het doen van aangifte
Door de uitnodiging wordt de belastingplichtige verplicht tot het doen van aangifte. Daarnaast volgt hieruit
de verplichting tot het doen van de ‘vereiste aangifte’ in de zin van art. 25 lid 3 en 27e lid 1.
Als de belastingplichtige is overleden na de uitnodiging, dan gaat de verplichting over op zijn erven.
4.2.4.2 De wijze waarop aangifte moet worden gedaan
De aangifte moet worden gedaan door de gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te
vullen, te ondertekenen en in te leveren of toe te zenden (art. 8 lid 1 sub a) en door de gevraagde bescheiden
of gegevensdragers in te leveren of toe te zenden (art. 8 lid 1 sub b).
Indien een geschil rijst omtrent de vraag of de aangifte is ingeleverd of toegezonden rust de bewijslast hier-
van op de belastingplichtige.
Sinds 2009 vult de Belastingdienst gegevens in middels de Vooraf ingevulde aangifte (VIA). Het gebruik
hiervan laat onverlet dat de belastingplichtige verantwoordelijk blijft voor de juistheid van de aangifte, in-
clusief de daarin opgenomen vooringevulde gegevens. Hier kan geen vertrouwen aan worden ontleend.
4.2.4.3 Gegevens, bescheiden en andere gegevensdragers
Van belang is dat gegevens, bescheiden en andere gegevensdragers van belang kunnen zijn voor de belast-
ingheffing (art. 7). De inspecteur heeft hierbij beoordelingsruimte.
4.2.4.4 Duidelijk, stellig en zonder voorbehoud
De aangifte moet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud gedaan worden. Zonder voorbehoud houdt in dat er
geen ruimte voor twijfel moet zijn. Stellig is het invullen van €4000 en niet €3000 à €5000.
De aangifte is gedaan indien de inspecteur zonder nader onderzoek tot vaststelling van de belastingschuld
kan komen. Art. 8 ziet niet op het vereiste dat de aangifte juist gedaan moet worden. Ex art. 69 is het
opzettelijk onjuist of onvolledig invullen van de aangifte als strafbaar feit aangemerkt. Daarnaast kan een
boete opgelegd worden voor het opzettelijk niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeedrost. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.55. You're not tied to anything after your purchase.