Deze samenvatting omvat het hele boek "Oikonomia", althans de hoofdstukken die gekend moesten zijn (exclusief H9, wel H12). De samenvatting is behapbaar en vrij snel in te studeren op een goede dag. Succes!
H1: Welvaart en marktevenwicht
De rijkdom of het inkomen per hoofd van de bevolking van een land, wordt berekend op
basis van het bbp, het bruto binnenlands product.
→ vanaf 1850 grote divergentie op vlak van rijkdom door industrialisatie.
→ CO₂-concentratie stijgt door productie van economische welvaart (= energie-intensief).
1.1 Goed, maar niet goed genoeg
Het gaat goed met onze economie, maar niet goed genoeg voor iedereen.
→ arbeidskrachten kampen met burn-out, andere vinden geen job of slechts tijdelijk.
→ economische groei zorgt voor meer jobs en hogere fiscale ontvangsten voor overheid.
→ maar: nog steeds veel tekorten, geen perfect story dus.
Economie komt van het Griekse oikos nemein (= orde van het huishouden).
→ = het economisch gebeuren met 3 spelers (= bedrijven, overheden en consumenten).
→ = economische wetenschappen (= studiedomein, op basis van rationaliteit).
→ moderne economie = complex systeem waarin iedereen zijn taken moet vervullen.
Er is een verschil tussen economen (= macro) en bedrijfseconomen (= micro).
→ econoom onderzoekt globale systeem of delen ervan (bv. arbeidseconoom).
→ bedrijfseconoom spitst toe op operationele werking van organisaties (bv. overheden of
bedrijven).
Wat wordt nu precies bedoeld met welvaart?
→ = kwalitatieve maatstaf die meet in welke mate de inzet (= “allocatie”) van schaarse
middelen leidt tot de creatie van economische baten.
→ schaarste = potentieel gebruik van een middel > beschikbaarheid ervan (≠ zeldzaam).
Welvaart draait dus om de mate waarin behoeften binnen de maatschappij worden
bevredigd via schaarse middelen. Dat levert economische baten op.
→ monetaire baten: hervormingen kunnen leiden tot minder werkloosheid en meer
tewerkstelling (= minder werkloosheidsuitkeringen te betalen door overheid en meer
omzet/winst voor bedrijf).
→ niet-monetaire baten: als onderneming na lang zoeken genoeg arbeidskrachten
vindt, gaat werkdruk in bedrijf omlaag en gaat welbevinden omhoog (≠ in euro’s).
Welvaart wordt beoordeelt vanuit verschillende tijdsperspectieven.
→ direct effect: consumptie van voeding en dranken.
→ toekomstig effect: investeren in nieuwe technologie/goed onderwijssysteem.
→ kosten-batenanalyses om te checken of huidige investering rendeert in toekomst.
MAURO PAUWELS 1
, Economie
1.2 België in de Global Competitiveness Index (GCI)
Laten we kijken naar de situatie van de Belgische economie. De beste vergelijking van
de gezondheidsstatus van nationale economieën wordt jaarlijks door het World
Economic Forum (WEF) gepubliceerd.
→ publiceert ook het World Competitiveness Report tussen 137 landen.
→ basisgroepen ‘basisvereisten’, ‘efficiëntiestimuli’ en ‘innovatie en sofisticatie’.
→ toont op welke dimensies harder/minder hard gewerkt moet worden i.f.v. economie.
België (plaats 20) kampt met een problematische macro-economische omgeving.
→ door zwakke begrotingsdiscipline van onze regeringen en hoge uitstaande schuld.
→ Belgische arbeidsmarkt werkt ook niet optimaal.
→ wél goed inzake gezondheidszorg, kwaliteit basisonderwijs en sofisticatie bedrijfsleven.
→ de trend is niet positief, andere landen tonen dat het beter kan (want onze
competitiviteit zou op lange termijn in het gedrang kunnen komen).
De beste landen op de GCI hebben dus een economie die niet alleen goed presteert
vanuit een welvaartsperspectief, maar die zich bovendien ook goed voorbereidt op
toekomstige evoluties en opportuniteiten.
1.3 Welvaart: een interdisciplinaire zoektocht
Welvaartsanalyses beperken zich niet tot de fysieke productie van goederen en
diensten. Dikwijls zijn deze interdisciplinair van aard.
→ modern welvarend land streeft naar efficiënte economie, maar ook naar inclusieve
maatschappij met hoog niveau van welzijn.
→ bv. gezondheidszorg: niet alleen globaal, ook focus op chronische ziektes en
prijskaartje (en hoe te vermijden – levensstijl – door actief preventiebeleid).
→ aanvulling: in de rijkste landen wordt 2 tot 3% gespendeerd aan preventiemaatregelen
en gaat tot 98% naar curatieve gezondheidszorg.
Economen zien dan ook dat nudging vaker toegepast zou kunnen worden.
→ = mensen stimuleren om gedrag aan te passen.
→ bv. hogere prijzen voor minder gezonde voeding of financiële beloning voor
gedragsaanpassing.
→ econoom Richard Layard: investeren in geestelijke gezondheidszorg draagt bij aan
hoger geluksniveau in de maatschappij (“mens sana in corpore sano”).
1.4 Welvaart uit markttransacties
We bekijken in deze paragraaf enkel de elementaire economische welvaartsanalyse.
→ klassieke startpunt = creatie van welvaart op basis van markttransacties.
→ transacties ontstaan wanneer kopers en verkopers het eens raken over P en Q.
MAURO PAUWELS 2
, Economie
Consumenten kopen enkel wanneer ze een baat of voordeel zien in een transactie.
→ = het economisch motief, door economen gekwantificeerd als surplus of welvaart.
→ belangrijke rol voor organisatie en gebruik van markten m.b.t. welvaartscreatie.
→ markt ≠ toegankelijk, markt ≠ welvaartscreatie.
→ dienst/goed = homogeen, prijs = exogeen (≠ invloed kopers en verkopers).
Maar hoe bepalen we de welvaart die één individu geniet na één transactie?
→ via vraag- en aanbodrelaties (dus marktspecifiek).
→ veel potentiële consumenten (met andere koopkracht en nutswaardering per product)
in een lokale markt.
→ op verschillende markten, andere inzet: arbeidsmarkt = allocatie van arbeid,
kapitaalmarkt = allocatie van kapitaal, enz.
De bereidheid tot betalen hangt ook af van het aantal producten dat wordt aangekocht.
→ grensnut (= nut per bijkomende eenheid die wordt aangekocht) kan dalend zijn.
→ dalend grensnut = lagere betalingsbereidheid, en vice versa.
→ bv. eerste en tweede drankje voor man uit woestijn heeft nut, veel meer niet (dus
betalingsbereidheid kan voor identiek product variabel zijn).
Wet van de vraag: gevraagde hoeveelheid in een markt zal toenemen indien de prijs
daalt. Stijgt de prijs, dan daalt gevraagde hoeveelheid (ceteris paribus) – negatieve relatie.
→ verklaring: het verschil tussen de individuele bereidheid tot betalen en de unieke
marktprijs is van belang.
→ het verschil tussen nut en marktprijs = individuele consumentensurplus.
→ bv. betalingsbereidheid = €100 en marktprijs = €60, dan is €40 vrij voor ander product.
Het gedrag van de consument is in enkele fases te vervatten.
→ (1) consument bepaalt wel/niet interesse in product.
→ (2) bij interesse wordt de betalingsbereidheid of nutswaardering vastgelegd.
→ (2) is uiteraard afhankelijk van de capaciteit tot betalen (= koopkracht).
→ (3) in geval van genoeg koopkracht (via eigen middelen of lening) zal bereidheid
vergeleken worden met de marktprijs.
→ (4) marktprijs < nutswaardering = aankopen (+individueel consumentensurplus).
→ (5) marktprijs > nutswaardering = geen transactie (+negatief consumentensurplus).
Consumenten vormen de vraagzijde, producenten de aanbodszijde van de markt.
→ producenten gebruiken arbeid, energie, technologie, kapitaal, kennis, … om goederen
diensten te produceren voor de consument.
→ elke producent wil minimaal de relevantie productiekosten recupereren bij verkoop.
→ kan alleen als marktprijs > productiekosten per eenheid product.
→ productiekost hangt af van gebruikte technologieën, omvang onderneming, …
MAURO PAUWELS 3
, Economie
Wanneer de prijsdaling van goed A leidt tot een vraagdaling naar goed B, dan noemen
we deze goederen substitutiegoederen (bv. bier – sinaasappelsap).
Wanneer de prijsdaling van goed A leidt tot een vraagstijging naar goed B, dan noemen
we deze goederen complementaire goederen (bv. printers – inktpatronen).
Producent heeft kapitaalkost (= prijs machine/productiecapaciteit) en marginale kost
(= bijkomende productiekost per extra geproduceerde eenheid).
→ aanbieder wil steeds marginale kost recupereren (zelfs in geval van sunk cost of niet te
recupereren uitgave).
→ aanbieder gaat met ‘marginale kost’ naar de markt.
→ aanbodrechte = marginale productiekost gerangschikt van laag naar hoog.
Op die bewuste aanbodrechte staan de meest efficiënte producenten links, rechts de
minder efficiënte.
→ naarmate de prijs in een markt stijgt, kunnen meer potentiële aanbieders hun
marginale productiekosten recupereren.
Aanbieders nemen enkele belangrijke beslissingen op de aanbodzijde.
→ (1) bepalen of ze bepaalde producten wel/niet kunnen produceren.
→ (2) kostprijs per eenheid product in kaart brengen.
→ (3) vergelijken van kostprijs met marktprijs.
→ (4) rendabele productie niet mogelijk = product niet aanbieden.
→ voor totaal nieuwe producten zijn nog heel wat onzekerheden rond productiekosten,
niet verwonderlijk dat hierbij soms verliest wordt gemaakt.
1.5 Vraag, aanbod en marktevenwicht
Bij de evenwichtsprijs is de aangeboden hoeveelheid gelijk aan de gevraagde
hoeveelheid (zie figuur 1.1).
→ maakt het mogelijk dat iedereen die wil aankopen tegen deze prijs ook effectief kan
aankopen en dat iedereen die wil verkopen ook écht kan verkopen.
→ ‘wet van het aanbod’ = daling van prijs leidt tot daling aangeboden hoeveelheid, en
omgekeerd (bij ceteris paribus) – positieve relatie.
→ ceteris paribus in economie = veronderstelt dat alle andere grootheden hetzelfde
blijven.
Het marktevenwicht vermijdt enkele dingen.
→ geen overschotten of tekorten (≠ dure overproductie of frustratie bij consument).
MAURO PAUWELS 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mauropauwels2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.33. You're not tied to anything after your purchase.