Inhoudsopgave
Begrippenlijst: Fundamenten van de psychologie......................................................................................... 1
Hoofdstuk 1: Wat is psychologie?............................................................................................................. 2
Hoofdstuk 3: De waarneming.................................................................................................................... 7
Hoofdstuk 4: Conditionering................................................................................................................... 10
Hoofdstuk 5: Het geheugen.................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 6: Motivatie........................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 7: Intelligentie........................................................................................................................ 22
Hoofdstuk 9: Psychopathologie............................................................................................................... 26
Hoofdstuk 10: Therapieën....................................................................................................................... 28
1
,Hoofdstuk 1: Wat is psychologie?
1. Psychologie: een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die
gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten
grondslag liggen.
a. Interne processen: processen die niet rechtstreeks geobserveerd kunnen worden.
2. Filosofie in het oude Griekenland:
a. Eerste invloedrijke geschriften over het functioneren van de mens werden gepubliceerd
in de klassieke oudheid, meer bepaald door de Griekse filosofen Plato en Aristoteles.
b. Stelden vragen over het universum en de plaats van de mens hierin.
i. Plato: De ziel had kennis van de ideale wereld en de mens kon tot deze kennis
toegang krijgen door gebruik te maken van de rede.
ii. Aristoteles: hechtte meer belang aan observatie. Haalde kennis uit
‘demonstraties’.
3. De kerk:
a. Na de val van het Romeinse Rijk was de rooms-katholieke kerk de belangrijkste hoeder
van kennis in de westerse wereld.
4. Wetenschappelijke revolutie: overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op systematische
observatie en actief ingrijpen in de wereld.
a. Europa in de 16e en 17e eeuw
b. Factoren die een rol speelden:
i. Verminderde macht van de rooms-katholieke kerk
ii. Herwaardering van handel en handenarbeid
iii. Uitvinding van de boekdrukkunst
iv. Ontdekkingsreizen + confrontatie van de westerse wereld met de islamitische en
Chinese beschavingen
v. Oprichting van universiteiten
vi. Relatieve welvaart
5. Copernicaanse revolutie: het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het
heelal.
6. Mentale chronometrie: een techniek waarbij men de psychologische processen in
informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de tijd die mensen nodig
hebben om allerhande taken uit te voeren.
7. Evolutietheorie: volgens deze theorie waren levende wezens het resultaat van een
aanpassingsproces aan veranderde omstandigheden.
a. Natuurlijke selectie/survival of the fittest
8. Descartes: plaatste het eigen onafhankelijke denken van de Griekse filosofen opnieuw op
de voorgrond, maar zijn denken werd sterk beïnvloed door de gangbare opvattingen.
a. Dualisme: verwijst naar de overtuiging dat mensen uit twee onafhankelijke elementen
bestaan: een lichaam en een geest.
b. Rationalisme: stelt dat de ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het toepassen
van logica nieuwe informatie afleidt uit de bestaande.
c. Nativisme: verwijst naar de overtuiging dat de mens aangeboren kennis heeft, die het
uitgangspunt vormt van alle andere, afgeleide kennis.
9. Empirisme: de inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren ideeën en
afgeleide inzichten, maar via zintuiglijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
a. Tegenbeweging tegen nativisme en rationalisme.
b. John Locke
2
,10. Introspectie: de wetenschappelijke psychologie is als een alliantie tussen enerzijds de
fysiologie die ons informeert over de levensfenomenen die we met onze zintuigen kunnen
waarnemen, en anderzijds de psychologie waarbij de persoon van binnenuit naar zichzelf kijkt.
11. Structuralisme: probeerde op basis van introspectie de structuur van het bewustzijn te
ontdekken.
3
, 12. Functionalisme: vooral gericht op de toegepaste psychologie dan in fundamenteel
onderzoek. Het interesseerde zich vooral voor het nut van het bewustzijn. Psychologie diende in
de eerste plaats om het onderwijs te optimaliseren, om gevaarlijke afwijkingen op te sporen en te
behandelen en om de industriële productie te bevorderen.
a. Eerste belangrijke stroming binnen de Amerikaanse psychologie.
13. Behaviorisme: psychologische stroming waarin men het standpunt huldigt dat enkel
observeerbaar, meetbaar gedrag het onderzoek kan vormen van psychologisch onderzoek en
theorievorming.
a. Het behaviorisme zag weinig in de studie van de geest, de mentale processen en de
bewuste ervaring.
14. Positivisme: een beweging die ervan uitging dat de natuurwetenschappen de meest
succesvolle manier gebleken waren om de wereld te begrijpen en kennis te generen. Daarom was
het van belang om te expliciteren wat de wetenschappelijke methode precies inhield, zodat de
methode beschikbaar kon worden gesteld voor nieuwe disciplines.
15. Operationele definitie: men moest de concepten definiëren in termen van de gebruikte
meetprocessen en zo concreet mogelijke begrippen.
a. Denk aan het woord ‘honger’. Er moest gezegd worden: ‘dit experiment is uitgevoerd
met een rat die 24 uur geen eten heeft gekregen’ en niet: ‘dit experiment is uitgevoerd
met een hongerige rat’. Dit mocht niet omdat dit op verschillende manieren
geïnterpreteerd kon worden, waardoor het experiment niet herhaald kon worden op
dezelfde manier.
16. S-R-psychologie: een stimulus lokt een respons uit.
17. Psychoanalyse: het bewustzijn en het gedrag zijn slechts zeer oppervlakkige fenomenen
en de ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen
lag bij onbewuste krachten (trauma’s).
18. Hermeneutiek:
a. Volgens deze onderzoekers is het doel van psychologisch onderzoek niet om tot een
getalsmatige samenvatting te komen, maar tot een begrip van een complexe realiteit die
niet in cijfers uit te drukken valt.
19. Cognitieve psychologie: volgens deze stroming wordt informatie wordt in de hersenen
en kan men de mechanismen van de informatieverwerking blootleggen door gebruik te maken
van de natuurwetenschappelijke methode.
20. Biopsychosociaal model: volgens dit model is alle functioneren het gevolg van de drie
invloeden: een biologische, een psychologische (of cognitieve) en een sociale.
a. Agressie:
i. Biologische invloeden: agressie is goed voor de overlevingskansen van de soort.
Daarom zal deze eigenschap genetisch aan de volgende generatie doorgegeven
worden. Hierdoor hebben mensen agressiedrift.
ii. Psychologische invloeden: veel agressief gedrag wordt beloond. Een kind dat
merkt dat het niet meer gepest wordt wanneer het agressief gedrag vertoond, is
geneigd dit gedrag te herhalen. Ook hebben sommige mensen geleerd een
toestand heel snel als bedreigend te ervaren en negatief te reageren op deze
situaties, ondanks de anderen het niet bedreigend bedoelden.
iii. Sociale invloeden op agressie: doordat mensen leren op basis van de gevolgen
die ze bij anderen observeren, zullen kinderen in een gewelddadig gezin meer
geneigd zijn om agressief te reageren. Daarnaast kan de agressie ook komen
door situationele variabelen (frustratie, provocatie door anderen, bedreiging,
pijn, gebruik van drank en drugs).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Dagmar1997. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.