Samenvatting van medische kennis toets 1, jaar 2. Gebaseerd op de bestuderende stof van de Hanzehogeschool Groningen. Overige literatuur (websites, farmacologie en artikelen) niet in verwerkt. Samenvatting is gebaseerd op de boeken Anatomie en fysiologie van de mens en Klinische pathologie. Week 8 ...
Inhoudsopgave
Week 1 celbiologie en genetica..................................................................................................2
Cellen.......................................................................................................................................2
Metabolisme...........................................................................................................................3
Bouw van een cel....................................................................................................................4
Organellen...............................................................................................................................6
Levenscyclus van de cel...........................................................................................................7
Meiose.....................................................................................................................................9
Overerving van eigenschappen...............................................................................................9
Ziekteoorzaken......................................................................................................................11
Endogene factoren............................................................................................................11
Exogene factoren..............................................................................................................12
Multifactoriële aandoeningen..........................................................................................13
Week 2 zwangerschap en de foetale ontwikkeling..................................................................13
Hormonale beïnvloeding.......................................................................................................13
Embryonale ontwikkeling = embryogenese..........................................................................14
Aanleg, groei en ontwikkeling van de orgaanstelsels...........................................................17
Zwangerschap.......................................................................................................................19
Bevalling................................................................................................................................21
Zwangerschapshypertensie, pre-eclampsie en HELLP..........................................................23
Week 3 bevalling en start pasgeborene...................................................................................24
Bevalling = partus..................................................................................................................24
Geboorte...............................................................................................................................25
Flexus (haemorrhagia) post partum.....................................................................................26
Week 4 ontwikkeling kind naar volwassenheid........................................................................28
Na de geboorte.....................................................................................................................28
Levensfasen...........................................................................................................................28
Week 5 huid..............................................................................................................................30
Bouw van de huid..................................................................................................................31
Bijzondere epidermale structuren........................................................................................32
Hypothermie/ onderkoeling.................................................................................................33
Koorts/hyperthermie............................................................................................................34
Verbranding..........................................................................................................................34
Wonden.................................................................................................................................35
, Tetanusprofylaxe...................................................................................................................36
Week 6 infecties........................................................................................................................36
Lymfevatenstelsel.................................................................................................................36
Immuniteit.............................................................................................................................37
SIRS, sepsis en septische shock.............................................................................................41
Hiv (human immunodeficiëncy virus) en aids (acquired immuno-deficiency syndrome)....42
Circulatoire shock..................................................................................................................43
Week 7 bloed en urine..............................................................................................................45
Bloed.....................................................................................................................................45
Regeling van water- en zoutenuitscheiding..........................................................................46
Urine......................................................................................................................................46
Vochtbalans en uitscheiding.................................................................................................47
Afwijkende vocht- en elektrolytenbalans.............................................................................48
Week 8 voeding zwangerschap.................................................................................................50
Voeding tijdens zwangerschap.............................................................................................50
Voeding bij peuters en kleuters............................................................................................52
Week 1 celbiologie en genetica
Cellen
Cellen zijn zowel de basisbouwstenen als de fundamentele stofwisselingseenheden van een
organisme. Ze hebben de kenmerken van het leven, zoals ademhaling, voedselvertering,
stofwisseling en reacties op veranderingen in de omgeving. De meeste cellen kunnen zich
vermeerderen.
,Metabolisme
Metabolisme is de medische term voor stofwisseling. Hierbij worden alle biochemische reacties
bedoeld die in de cellen kunnen optreden.
2 typen biochemische reacties:
- Anabole reacties, hierbij worden kleine moleculen samengevoegd tot grotere. Deze kosten
energie (ATP). De zo gevormde moleculen worden meestal tijdelijk ingebouwd in de cellen en
gebruikt voor groei, onderhoud en reparatie van weefsel. Daarom noem je dir soort
stofwisseling ook wel opbouwstofwisseling (assimilatie).
- Katabole reacties, zijn omzettingen waarbij grotere moleculen afgebroken worden tot
kleinere. Hierbij komt energie vrij. Deze energie kan gebruikt worden voor de
opbouwstofwisseling of andere energievragende processen als beweging en
warmteproductie. Omdat er sprake is van afbraak van stoffen wordt dit aangeduid met
afbraakstofwisseling (dissimilatie).
Verbranding
Veelvoorkomende afbraakreactie is verbranding. Hierbij reageert een energierijke stof (de brandstof)
met zuurstof. Er is bij verbranding altijd zuurstof nodig daarom wordt het aerobe dissimilatie
genoemd. Verbranding in een cel wordt ook wel celademhaling genoemd. Het doel hiervan is
vrijmaken van energie zodat hij allerlei activiteiten kan uitvoeren. De brandstof voor de verbranding
van een cel is meestal glucose. Na de verbranding ontstaan behalve energie ook afvalstoffen, onder
andere koolstofdioxide en water. Koolstofdioxide is een afvalgas; wij ademen het uit. Het water
wordt meestal in de cellen hergebruikt.
Formule verbranding van glucose:
Glucose + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide
Indien geen glucose beschikbaar dan worden vetten gebruikt, deze is minder schoon want er
ontstaan meer afvalstoffen. Formule verbranding van vetten:
Vetten + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide + afvalstoffen
Soms is een cel geen zuurstof aanwezig maar is er toch behoefte aan energie. Dan schakelt de cel
over op afbraak van energierijke stoffen zonder dat daar zuurstof bij gebruikt wordt.
Dit wordt anaerobe dissimilatie genoemd. Een voordeel is dat de cel toch energie kan vrijmaken. De
nadelen in vergelijking met aerobe dissimilatie zijn: de energieopbrengst is veel langer en er zijn
meer afvalstoffen.
Formule anaerobe dissimilatie:
Glucose -> energie + melkzuur + water
Dit proces gebeurt onder andere in de spieren als ze veel arbeid moeten verrichten. Spierpijn is vaak
het gevolg van melkzuur in de spiercellen. Melkzuur moet zo snel mogelijk worden afgebroken
omdat het giftig is.
Energie
Meestal wordt de energie eerst opgeslagen doordat er in de cel zogenoemde energierijke bindingen
worden gevormd. De stof die energie kan opladen het adenosinedifosfaat (ADP), hierin zitten 2
fosfaatmoleculen vast aan het eiwit adenosine. In de cel zweven ook losse fosfaatmoleculen rond.
Zodra er energie door de vebranding vrijkomt kan er een 3 de fosfaatmoleculen aan ADP worden
gebonden. Dan heet de stof adenosinetrifosfaat (ATP). Tegelijk met het fosfaatmolecuul wordt er een
, beetje energie opgeslagen. Die 3de fosfaatbinding noem je dan ook energierijke binding. ADP is nu
opgeladen, ATP bewaart de energie.
Formule vorming van adenosinetrifosfaat:
ADP + P + energie -> ATP
De ATP-moleculen kunnen zich overal in de cel bevinden. Zodra er ergens energie nodig is, wordt het
3de fosfaatmolecuul heel snel losgekoppeld en komt de opgeslagen energie vrij.
Formule vrijmaken van energie uit ATP-moleculen:
ATP -> ADP + p + energie
Enzymen
Alle biochemische reacties in de cellen vinden plaats met behulp van reactieversnellers, de enzymen.
De belangrijkste kenmerken van enzymen zijn:
- Zijn altijd eiwitten
- Worden door het lichaam zelf gemaakt
- Kunnen biochemische reacties razendsnel laten verlopen. Bijvoorbeeld in je mond kunnen
enzymen binnen een seconde 10000 omzettingen realiseren, zetmeelafbraak.
- Zijn reactiespecifiek: voor elk soort reactie bestaat een eigen enzym
- Zijn temperatuurspecifiek: elk enzym werkt het beste bij een bepaalde temperatuur (de
optiumtemperatuur). Bij een lagere temperatuur werkt het enzym trager en wordt het te
hoog dan wordt de moleculaire structuur van het enzym onherstelbaar beschadigd.
- Zijn zuurgraadspecifiek: optimale werking bij een bepaalde zuurgraad. In een te lage of te
basische omgeving werkt het enzym trager of helemaal niet
- Worden zelf niet verbruikt of chemisch veranderd bij de reacties die ze beïnvloeden. Kunnen
dus steeds weer ingezet worden.
- Hebben in veel gevallen een bepaalde stof nodig, die meehelpt de reactie goed te laten
verlopen. Zo’n extra stof wordt co-enzym genoemd. Denk hierbij aan een metaal zoals zink,
koper, magnesium of ijzer. Ook een klein organisch molecuul zoals vitamines B1 en B2
kunnen helpen.
- Worden meestal genoemd naar de stof die ze splitsen of naar de reactie die ze beïnvloeden.
De naam heeft vaak als uitgang -ase. Bijvoorbeeld: lipase splitst lipide, amylase splitst
amylum
Bouw van een cel
Een cel is gevuld met cytoplasma ofwel protoplasma, een geleiachtige vocht, dat bestaat uit water
waarin onder meer eiwitten, koolhydraten, vetten en zouten zijn opgelost. Bovendien beat het een
groot aantal structuren, elk gespecialiseerd in het uitoefenen van een bepaalde functie. Deze
structuren zijn functioneel te vergelijken met de organen in het menselijk lichaam. Ze worden
organellen genoemd. Het waterige bestanddeel van de cel wordt ook vaak aangeduid met het
cytosol. Het cytoplasma en de meeste organellen worden omgeven door een uiterst dun vliesje, de
celmembraan respectievelijk plasmamenbraan.
Celmembraan
In een levende cel vinden voortdurende stofwisselingsactiviteiten plaats. Het cytosol heeft een
hieraan gepaste samenstelling die min of meer constant moet blijven. De celmembraan speelt hierbij
een belangrijke rol. Deze schermt de intracellulaire ruimte af van het omringende milieu in de
extracellulaire ruimte en zorgt ervoor dat er geen stoffen zomaar uitlekken of ongewenste stoffen
zomaar binnendringen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mkveen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.