Hoofdstuk 1: In vivo gebruik van antilichamen
1.1 Inleiding
Antilichamen/ immunoglobulines:
• Fysisch belang: welke rol spelen AL bij infecties
• Diagnostisch belang AL:
o Zijn we al in contact gekomen met bepaalde infecties
o Kijken naar bepaalde parameters i/h bloed
o Isotypes AL: je kan aan een AL zien of je recent of lang geleden een infectie hebt gehad
o IgM: recente infectie, zal terug dalen
o IgG: langer verworven immuniteit, lang geleden (door vaccinatie of door ziekte)
• Therapeutisch belang: AL gebruiken in therapie (dit hoofdstuk)
• AL in, in vitro bepalingsmethoden (denk aan ELISA)
1.1.1 Traditionele chemische GM vs. antilichamen (AL)
AL in therapie:
• AL zijn EW, grote moleculen
• Zie verschil in grootte met bv. aspirine figuur
• Dat vertaalt zich in eigenschappen à AL die niet identiek zijn als aspirine
Een bepaald gevolg hiervan voor gebruik in therapie is:
• Je gaat AL parenteraal toedienen
• In het begin was het vaak IV toedienen, maar nu meer en meer naast IV ook subcutaan
• Maar parenteraal worden AL afgebroken als ze de maag passeren
1.1.2 Monoklonale polyklonale AL
Monoklonaal:
• Afkomstig van 1 kloon van cellen
• In natuurlijke omstandigheden afkomstig van B-cellen
• In dit vb. gevormd door hybridomacellen
1
,Voorbeeld:
• Wanneer we een proefdier injecteren met een Ig dan gaan daar verschillende B-cellen op reageren
o Deze maken verschillende AL aan
o Als je serum gaat isoleren van dat dier, dan hebben we een verzameling van AL
o Deze zijn afkomstig van verschillende B cellen
• Dit preparaat is een polyklonaal preparaat
o Ook al neem je AL tegen 1 AG, is het nog polyklonaal
o Als je bepaalde B cel kan isoleren en die kan vermenigvuldigen zullen ze allemaal identiek zijn
o MAAR dit kan je niet doen
• Dus er is een techniek om B cellen te fusioneren met kankercellen
o Dan krijg je de eigenschap van oneindig doorgroeien en dan krijg je wel 1 soort AL
1.1.3 Opfrissing structuur AL
Delen van AL moeten we kennen:
• 2 variabele delen & een constant deel
• Fc deel kennen en (Fab)2 fragmenten (worden gebruikt in therapie)
IgG heeft nog 4 subklassen:
• Scharnier zone verschilt
o Heeft gevolgen voor effectorfunctie AL
o Interageren met andere moleculen (Fc receptor, complement,...)
• Bijna alle therapeutische AL op enkele uitzonderingen na zijn IgG moleculen
o Meestal IgG 1, soms IgG 2 en zelden IgG 3
o IgG 3 heeft soms ongewilde effector functies
2
,Welke elementen zijn belangrijk in de AL structuur?
• In de binding met het Ag zijn belangrijke elementen de CDR (= complimentarity-determining region)
• Zit in het variabele deel en maakt contact met het antigeen
• Zijn loops die niet in bèta of alfa structuur zitten
• Zijn ontstaan tijdens de recombinatie
• Fc regio is voor complement binding
Epitoop Deel AG dat wordt herkend door het IS (antigene determinant)
Paratoop Deel AL dat contact maakt met het antigeen, dus het antigeen bindende deel van AL
1.2 Polyklonale antilichaampreparaten
Wanneer zou je polyklonale preparaten gebruiken en zijn ze allemaal hetzelfde?
• Worden gebruikt als substitutie bij mensen met een immunodeficiëntie en niet genoeg AL aanmaken
• Welk type gebruik je dan, en waar haal je ze?
o Men gaat immunoglobulinen verzamelen uit gezonde personen die donoren zijn
o Polyvalente Ig gaat men isoleren uit minstens 1000 plasma EW
o Dit zodat de patiënt een tijdje is beschermd tegen infecties
o Reden: IgG hebben een tijdige halfleven (redelijk lang, maar niet oneindig)
• Andere types preparaten: mensen die een infectie hebben doorgemaakt
o Hiermee kan je een persoon beschermen tegen een bepaalde ziekte
o Plasma toedienen v/e patiënt die net de ziekte heeft doorgemaakt
o Hiermee kan je een specifieke Ig preparaten preparaat maken
Bij polyklonale preparaten maak je onderscheidt tussen:
1) Polyvalente humane Ig (breed)
2) Specifieke Ig
(!) Kan humaan of niet humaan. Niet humaan (vb. konijn en paard) niet vaak gebruikt want zijn niet
immunogeen voor de mens/ kunnen immuunreactie veroorzaken.
1.2.1 Polyvalente humane immunoglobulinen
• Zijn plasma Ig van minstens 1000 donoren
• Hebben breed spectrum aan antistoffen
• Vooral gegeven aan mensen die zelf geen Ig kunnen maken
o Worden profylatisch toegediend om hun verdediging op niveau te houden
o Worden dus niet pas gegeven na infectie
o Er zijn nog andere zeldzame indicaties
• Zelden toxisch bij goed gebruik
• Farmacokinetiek:
o IgG kan buiten de BB komen in EC vloeistof
o IgM niet
o IV toediening en IM ook à via plasma en extravasculair vloeistof
o Duur bescherming is beperkt
3
, 1.2.2 Specifieke immunoglobulines
Specifieke immunoglobuline:
• Dierlijke Igs:
o Ethisch niet verantwoord om vrijwilligers te infecteren met infecties als ze bijwerkingen krijgen
o Vb. paarden immuniseren met slangengif zodat je Ig krijgt hiertegen
• Humane Igs: 3 types
o Specifieke Ig tegen hepatitis B
o Specifieke Ig tegen cytomegalovirus
o Anti Rhesus D-Ig
1.2.3 Dierlijke Igs
• Vaak ‘sera’ genoemd
• Zelden gebruikt
• Niet op Belgische markt
• Vb. ‘slagenbeet Ig’: Ig preparaat uit het serum van paarden
1.2.4 Specifieke immunoglobulinen tegen Hepatitis B (humane Igs)
• Ter preventie van herinfectie bij hoog risico patiënt
• Kan ook voor tijdelijke bescherming tegen Hepatitis B (HB)
o Vb. bij contact met Hepatitis Bs AG
o Bij mensen m/e hoog risico
o Wanneer een kind geboren wordt van HB (+) moeder
o Gaat men het bij de geboorte toedienen om het te beschermen
o Adaptief IS v/e pasgeborenen staat nog niet op punt
o Men gaat ook al starten met een vaccin
• De toediening bij elkaar is wel belangrijk
1.2.5 Specifieke immunoglobulinen tegen CMV
• 2e preparaat is Ig tegen CMV
• Preparaten met een hoge titer aan CMV à toedienen tegen preventie bij immunodeficiënte personen
o Vb. bij personen die immunosuppressiva nemen na transplantatie
o Men haalt deze Ig van gezonde mensen die net een infectie hebben doorgemaakt
1.2.6 Anti-Rhesus D immunoglobulinen
Anti-Rhesus D immunoglobulinen = Ig uit plasma van gesensibiliseerde vrouwen met hoge titers van anti-D
antistoffen
• Rhesusantagonisme:
o Het D-antigeen is binnen het Rhesus-bloedgroepen systeem het krachtigste antigeen
o Bij aanwezigheid op RBC spreekt men over Rhesus (+)
• Probleem bij geboorde als mama (-) en kind (+)
o Men neemt Ig uit gesensibiliseerde Rhesus (-) vrouwen die AG hebben
o Profylaxe toedienen aan vrouwen, voor geboorte, na miskraam of tijdens bevalling
• Andere mogelijke indicatie is ook transfusie (komt niet vaak voor)
• Werkingsmechanisme: anti-Rhesus D Igs gaan sensibilatie v/d moeder voorkomen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller byEl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.