100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting lessen onderdeel 'omci' (13/20) $6.93   Add to cart

Summary

samenvatting lessen onderdeel 'omci' (13/20)

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting van de lessen, boek & ppt van het gedeelte 'omci' (organisatie)

Preview 3 out of 21  pages

  • August 20, 2024
  • 21
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Deel I: De organisatie
Organisatiestructuur en interorganisationele samenwerking
1. Organisatiestructuur
 Wat is een organisatie? Een sociale constructie met 4 kenmerken (Bv: studentenvereniging)
o Sociale entiteit: brengt mensen met eigen ideeën & opvattingen samen
o Doelgericht: mensen willen samen iets bereiken – bewuste samenbrenging
o Bewust gestructureerd & gecoördineerd:
o In relatie tot externe omgeving
 Wat is een organisatiestructuur (5 dimensies)? – structureel perspectief van Bolman & Deal
o Formalisatie: regels & procedures op papier (vooral bij publieke organisaties WANT nood aan
transparantie & gelijke behandeling)
 Gaat vaak samen met standaardisatie: hetzelfde verloop van processen, dezelfde kwaliteit &
dezelfde dienstverlening
 Teveel aan formalisatie = ‘Red Tape’
o Specialisatie: arbeidsverdeling/ spreiding van de taken over de WN’ers: hoe meer specialisatie, hoe
sterker opgedeeld (moet wel gecoördineerd worden)
o Gezagshiërarchie: verticale rapporteringsrelaties – “Span of Control”
 = het aantal WN’ers onder de leidinggevende – afhankelijk van de werkinhoud,
persoonlijkheid managers & WN’ers, organisatie
 Dankzij de technologische ontwikkelingen is een grotere “Span of Control” mogelijk
o Complexiteit: het aantal verschillende afdelingen: 3 dimensies
 Verticale complexiteit: “Depth of Control” = aantal hiërarchische niveaus
 Horizontale complexiteit: aantal nevengeschikte afdelingen
 Ruimtelijke complexiteit: aantal fysieke locaties
o Centralisatie: in hoeverre worden beslissingen gemaakt door 1 persoon (‘in extremis
hypercentralisatie’) (of juist door iedereen? = decentralisatie)
 Voordelen: eenheid van leiding, bescherming organisatiedoel, uniformiteit & gelijke
behandeling, laat politieke aansturing toe
 Nadelen: niet flexibel, overbelasting topmanagement, niet echt overzichtelijk
 Decentralisatie: autonome beslissingen op de werkvloer (=flexibel): WN’ers hebben meer
vrijheid om te leren & zelf dingen te beslissen + kan makkelijker inspelen op lokale behoeften
 MAAR: ongelijke behandeling want iedereen heeft andere belangen, geen
schaaleffecten, doel, belangen & diensten verschillen (geen ‘the bigger picture’),
grotere weerstand indien verandering
 Organogram = visuele weergave van de structuur dat moeilijk te wijzigen is MAAR verschilt vaak wel met de
praktijk
o Verticale verbindingen = regels, plannen, verticale informatiesystemen
o Horizontale verbindingen = aparte netwerken die samenwerken om tot het algemene doel te komen
 Klassieke organisatiemodellen (4) – 2 dimensies: mate van functionele specialisatie EN mate van focus op
product, dienst & klant
o Eenvoudige structuur: beide laag: geen specialisatie (iedereen kan ‘alles’) & geen focus op producten
(kleine organisaties)
o Functionele structuur: hoge specialisatie: afdelingen naargelang de gelijksoortigheid van taken – lage
klant-/productgerichtheid
 Sterkten: schaalvoordelen, gespecialiseerde vaardigheden, goed voor functionele doelen
 Zwakten: moeilijke coördinatie tussen de afdelingen want die zijn gericht op hun eigen
doelen (& niet op de organisatiedoelen – geen groot geheel), de afdelingen werken apart
waardoor de plannen niet op elkaar zijn afgestemd, veranderingen zijn moeilijk, risico op
‘information overload’ bij top
o Divisie structuur: lage specialisatie – hoge klant-/productgerichtheid


1

,  Verschillende functies clusteren in divisies: elke afdeling heeft zijn eigen diensten waardoor
die voldoende autonomie hebben & dus zelf kunnen opereren
 Sterkten: sterke coördinatie tussen de functies, klanttevredenheid, flexibel,
decentralisatie
 Zwakten: geen schaalvoordelen, minder gespecialiseerde vaardigheden, moeilijke
coördinatie (zelfs competitie)
o Matrixstructuur: beide hoog: duaal management (= combinatie van de functionele en divisiestructuur
MAAR 2 evenwaardige bazen)
 Sterkten: efficiënt & flexibel, sterke coördinatie, veel kansen voor WN’ers
 Zwakten: frustraties, verwarring, conflicten, tijdrovend (veel vergaderingen), overgewicht bij
1 van de 2 bazen
 Recente organisatiemodellen:
o Horizontale structuur (bv: studentenvereniging): gestructureerd rond kernprocessen waarbij de klant
centraal staat, geen hiërarchie – wel zelfsturende teams
 Sterkten: flexibel, klantgericht, efficiënt, doelgericht, empowerment (eigen
verantwoordelijkheid), sterk aanpassingsvermogen, vloeiende interactie met omgeving
 Zwakten: tijdrovend, kernprocessen bepalen = moeilijk, mogelijke weerstand bij managers
want zij verliezen macht, beperkte ontwikkeling van de vaardigheden (geen specialisatie)
o Netwerkorganisatie: nood aan samenwerking TUSSEN organisaties: sterke horizontele organisatie
met veel & intensieve verbindingen met actoren buiten de organisatie, veel zelfsturing
o In de praktijk: hybride structuren: combinatie van modellen waarbij de voordelen worden behouden &
de nadelen worden ondervangen  vaak ontwikkelen organisaties een eigen structuur

2. Interorganisationele samenwerking (samenwerking wordt steeds belangrijker)
 Wat is samenwerking? Het actief ontwikkelingen van relaties tussen autonome organisaties met als doel om
bepaalde beleids-or beheersvraagstukken op te lossen MAAR:
o Waarover wordt samengewerkt? Thema = gemakkelijk te bepalen MAAR de concrete doelstellingen/
afbakening = moeilijker want elke organisatie heeft andere meningen & andere doelen
o Hoe intens wordt er samengewerkt? 4 niveaus – Bryson & Crosby (niet perse altijd de meest intense
samenwerking nodig, afstemming op doel (vaak is de ambitie groter dan de realiteit)
 Coöperatie/ consultatie: informatie uitwisseling
 Coördinatie: gedrag afstemmen maar autonomie blijft behouden (2 gelijke organisaties) + het
delen van activiteiten & hulpbronnen
 Collaboratie: er ontstaat een collectief engagement & resultaat (=verbinding tussen de 2
organisaties waarbij er een stukje wordt samengebracht)
 Fusie: de bevoegdheden/ autoriteiten worden samengevoegd waardoor er een nieuwe
organisatie ontstaat
 EXTRA: breedte (welke thema’s) & diepte (hoe diep ingaan op die thema’s) van de
samenwerking
o Hoe wordt de samenwerking georganiseerd?
 Hoe intenser, hoe belangrijker de organisatie – 3 soorten variaties
 Formalisering: in hoeverre kunnen de deelnemers eenvoudig uit de samenwerking
stappen?
 Bindend karakter: hoe makkelijk kunnen deelnemers uit de samenwerking stappen?
 Complexiteit
o Wat wordt er geïnvesteerd in de samenwerking? Organisaties tussen hulpbronnen (toegang tot
informatie,…) & kosten (tijd, geld,…) investeren MAAR altijd goed kijken naar de baten – brengt de
samenwerking iets op t.o.v. de niet-samenwerking
o Levenscyclus van de samenwerking: het is dynamisch dus evolueert naargelang de noden & ambities:
groeien & aanpassen aan de kansen & bedreigingen – 4 fasen (duurtijd kan verschillen, niet elke fase
wordt bereikt)
 Netwerkvorming, ontwikkeling & groei, maturiteit + duurzaamheid + weerbaarheid, streven
naar transformeren
 3 manieren om een samenwerking te versterken
2

, o Management (compromissen/ gemeenschappelijke belangen = ‘mutual gains’) zoeken & metabestuur
(vrijwillig samenwerken door incventives (=middelen/beloningen) te voorzien)
o Voldoende sterke deelnemers  samenwerkingsparadox: om de samenwerking te bevorderen, moeten
we eerst verlies maken om er nadien weer bovenop te komen (besparen indien men niet samenwerkt
MAAR nadien mist men alle voordelen van die samenwerking)
o Focus op belang van de burger & SL i.p.v. van de deelnemende organisaties  vanuit de realiteit
vertrekken om zowel beleidsproblemen als -oplossing te ontwikkelen om dat nadien naar de
bestuurlijke context te vertalen
 Besluit: samenwerking = belangrijk MAAR niet altijd beter

Organisatiestrategie en -beleid
1. Organisatiestrategie
 Wat is het? Een evenwichtsoefening tussen: het wenselijke, het noodzakelijke & het haalbare (op lange
termijn)
 Strategietypes van Mintzberg & Waters:
o Bedoelde strategie: het oorspronkelijke plan
o Niet-gerealiseerde strategie: delen van het plan dat je niet hebt kunnen realiseren (bewust)
o Bewuste strategie: delen van het plan dat we bewust wel kunnen realiseren
o Opduikende strategie: zaken die opduiken
 Opgelegd: zaken die opgelegd worden door bv: opdrachtgevers
 Opportunistisch: opportuniteiten die opduiken
o Gerealiseerde strategie: alles wat we uiteindelijk hebben gerealiseerd (plan + extra’s)
 Strategisch management = een holistische benadering van organisaties om op een systematische & coherente
wijze de strategische doelen van een organisatie te bepalen, realiseren, monitoren & evalueren
o Doel: focus op organisatiebrede doelen & thema’s, interne activiteiten afstemmen op output &
outcome die de stakeholders/ externe omgeving verwachten, strategisch kader op lange termijn
ontwikkelen (4+ jaar)
 Strategische planning: doelbewuste, systematische aanpak van het strategisch management: stapsgewijs de
abstracte begrippen vertalen in concrete acties
o ! dat stappenplan kan evalueren doorheen het proces (vormgeving in een systematisch proces)
o MAAR: Mintzberg: deze planning is gebaseerd op 3 mythes:
 Voorspelbaarheid MAAR de omgeving is turbulent & de toekomst kan niet voorspeld worden
 Afstandelijkheid – scheiding tussen planning & activiteiten (planners & uitvoerders) MAAR
een goede strategie komt in nauw contact met de implementatie
 Formalisatie – rationele & objectieve manier MAAR in de praktijk = “trial and error”
o Het is wel nuttig maar flexibel mee omgaan
 De omgeving wordt steeds meer “VUCA”
o Volatile: snelle veranderingen
o Uncertain: moeilijke voorspelbaarheid, te weinig informatie MAAR: onzekerheid door gebrek aan
kennis  inherentie/ onvermijdelijke onzekerheid
o Complex: meer & meer factoren die samenhangen (een hele keten)
o Ambiguous: informatie valt moeilijk te interpreteren
o MAAR: toekomstscenario’s plannen de toekomst niet, ze helpen bij het voorbereiden & nadenken
over hoe we bepaalde dingen kunnen ondernemen & hoe we op bepaalde gebeurtenissen kunnen
reageren
 5 instrumenten van strategisch management (Cuyvers)
o Opdrachtverklaring – Missie: Wat zijn de kernwaarden (oriënteert de leden)?, hoe onderscheiden van
andere organisaties  wat is de identiteit van de organisatie? Wat zijn de sterktes & zwaktes
(achterhalen d.m.v. een SWOT-analyse + kijken naar kansen & bedreigingen in de omgeving)? Wat is
het globale doel?
 5 functies: kadergevend, onderscheidend, evaluerend, motiverend & cultuurvormend
o Visie: de verdere uitwerking van de identiteit, de bestemming in de toekomst

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisadebeule. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.93
  • (0)
  Add to cart