100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Leerdoelen OZT periode 5. Fontys $13.65   Add to cart

Summary

Samenvatting Leerdoelen OZT periode 5. Fontys

  • Course
  • Institution
  • Book

De uitgewerkte leerdoelen van OZT periode 5, gegeven aan Fontys Hogeschool HBO-V technische stroom. De uitwerkingen zijn compact en inclusief plaatsjes ter illustratie en/of verduidelijking. Ook de uitwerking van de OK-lessen zijn hieraan toegevoegd.

Preview 5 out of 48  pages

  • Unknown
  • October 30, 2019
  • 48
  • 2018/2019
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: evamostart • 2 year ago

review-writer-avatar

By: scrubnurse • 4 year ago

avatar-seller
Anatomie & OZT periode 5

Taak 42 – Botweefsel en verbindingen

1. De histologische kenmerken van de bind-/steunweefsels beschrijven
Er zijn 4 soorten hoofdgroepen van weefsels:
- Epitheelweefsel/dekweefsel - Bindweefsel/steunweefsel
- Spierweefsel - Zenuwweefsel
Botten bestaan met name uit bindweefsel, er zijn verschillende ondersoorten:
1. Bindweefsel in strikte zin  los: onderhuidsbindweefsel en dicht: ligamenten en pezen (+ vetweefsel)
o Fibroblasten en fibrocyten
o Intercellulaire substantie (matrix)
▪ Vezels: collagene, elastische en reticuline vezels
▪ Basissubstantie  water en anorganisch materiaal
2. Vloeibaar bindweefsel  bloed en lymfe
3. Steunweefsel  kraakbeen en beenweefsel
o Kraakbeenweefsel:
▪ Chondroblasten en chondrocyten
▪ Intercellulaire substantie
• Vezels: collagene en elastische vezels
• Basissubstantie
▪ Soorten:
• Hyalien  hardste soort, komt voor in septum nasi, trachea, costa, uiteinde
botten/gewrichtsvlakken
• Vezelig  komt voor in tussenwervelschijven en tussen de schaambeenderen
• Elastisch  komt voor in de oren en de neusvleugels




2. De bouw van botweefsel beschrijven, de verschillende soorten cellen en hun functie, periost en beenmerg
Het bindweefsel heeft als kenmerk dat er veel celtussenstof (Matrix) aanwezig is  kan samen gaan/uit verschillende
samenstelling bestaan
- Tussencelstof
o Bevat vezels (collageen, elastisch en reticulair = sponsachtig)
o Organisch en anorganisch materialen
▪ Anorganisch  calcium, natrium
- Specifieke cellen
o Bloedcellen
o Botcellen  Osteoblasten  produceren botcellen / opbouw botweefsel
 Osteocyten  vastgehechte osteoblast
 Osteoclasten  afbreken botcellen / afbraak botweefsel
Typen:
- Spongieus  botweefsel dat beenbalkjes bevat die loodrecht worden gevormd op de belastingsrichting:
bevat het beenmerg
- Compact  dicht botweefsel
Beenmerg:
- Rood  aanmaak bloedcellen
- Geel  vetdepot  zit in de mergholte
* Rood beenmerg wordt in de loop van de ontwikkeling geel beenmerg
Beenvlies: voorziet het beenweefsel van bloedvaten en vele zenuwen
o Periost  beenvlies dat zich aan het buitenoppervlak bevindt
o Endost  beenvlies dat zich aan het binnenoppervlak bevindt  zit om het vetmerg heen
▪ Tussen het rode en het gele merg in

, 3. Het verschil tussen compact en spongieus bot beschrijven wat betreft structuur en functie
Compact bot  bevat de kanalen van Havers/Havers systeem/osteon  zijn kanaaltjes in het bot waarin één of
meerdere bloedvaten lopen  zorgen voor af- en aanvoer van stoffen voor de osteocyten
Spongieus bot  bestaat uit beenbalkjes (= trabeculae)
 kent geen Haversystemen
 bevat veel wijde bloedvaten: voeding beencellen 
rood beenmerg  hier vindt diffusie plaats
1) Compacta  heeft osteon/Haversystemen
2) Spongiosa
3) Periost
4) Osteocyten  zitten tussen de lamelen
5) Lamellen  cirkels om bloedvaten, bevat calcium zouten
6) Haversysteem
7) Volkmann kanaaltje  verbindt de Haversystemen met elkaar
8) Bloedvat




4. De groei en remodellering van botweefsel beschrijven en relateren aan fractuurgenezing

Bot is remdolleerbaar o.i.v. krachten: de beenbalkjes volgen de richting van de belastbaarheid

Een lang bot heeft een centrale schacht (= diafyse) die een centraal gelegen mergholte omgeeft à deze holte bevat
beenmerg (een zacht vettig weefsel). De verbrede gedeelten aan beide uiteinde zijn epifysen à zijn met gewrichtskraakbeen
bedekt. Elke epifyse is bij een gewricht met een aangrenzend bot verbonden. Een onvolwassen lang bot groeit op de plaats
waar de epifyse in de diafyse overgaat.

Het buitenste oppervlak van het bot is met periost bedenkt (beenvlies). De vezels van pezen en gewrichtsbanden zijn
verweven met die van het periost. Het periost isoleert het bot van aangrenzende weefsels, biedt plaats aan de verbinding
met bloedvaten en zenuwen en speelt een rol bij de groei en herstel van beenderen.

Er zijn 2 manieren van botvorming:
- Intramembraneuze botvorming  bot ontwikkelt direct uit membraan (bindweefsel) à schedel en clavicula
- Enchondrale verbening  kraakbeen wordt tot bot ontwikkelt. De meeste botten groeien op deze
manier. Als een embryo 6 weken oud is begint de vervanging van het
kraakbeen van de toekomstige beenderen
Achondroplasie (lilliputter)  hierbij werkt de Enchondrale botgroei niet meer maar de Intramembraanmeus botgroei
nog wel  daarom hebben zij een groot hoofd en brede schouders

, 5. De effecten van het verouderingsproces beschrijven
Osteopenie  onvoldoende verbening van het bot het bot wordt poreuzer  stevigheid van het bot neemt af 
verhoogd risico op botbreuken
- Vaak bij ouderen t.g.v.:
o Verminderde activiteit van de osteoblasten terwijl
o Activiteit van de osteoclasten gelijk blijft
Wanneer osteopenie toeneemt wordt er gesproken van  osteoporose: vergevorderd stadium osteopenie: het is de stille
epidemie  wordt vaak pas opgemerkt als er een botbreuk plaatsvindt door een val

6. De botten van het skelet indelen op grond van hun vorm
Functies skelet: Soorten botten:
- Stevigheid - Lange pijpbeenderen
- Bescherming organen - Korte pijpbeenderen
- Maakt beweging mogelijk - Platte beenderen
- Is aanhechtingsplaats voor spieren  beweging - Onregelmatige beenderen
- Productie bloedcellen in rood beenmerg
- Opslag van vet en calciumzouten

7. De 3 soorten beenverbinding beschrijven en hiervan voorbeelden benoemen
Beenverbindingen:
- Diartrose  echte synoviale verbinding
- Synartrose:
o Syndesmose  bindweefselverbinding
▪ Schedeldelen bij een pasgeborene (de naden zijn de  suturen)
▪ Tandkassen
▪ Membrana interossea  bindweefselvlies tussen radius en ulna en de tibia en fibula
o Synchondrose  kraakbeenverbinding
▪ Sternum  costa
▪ Symphysis pubis
o Synostose  verbeende verbinding
▪ Schedeldelen bij een volwassene

Beenverbinding Beschrijving Voorbeeld
Diartrose Complex gewricht omgeven door gewrichtskapsel Knie, elleboog
dat gewrichtstvloeistof (= synoviale) bevat. Bewegelijk
Synartrose Vezelige verbindingen plus in elkaar grijpende oppervlakken. Tussen de beenderen van de schedel,
Geen beweging tussen gebitselementen en kaken
Amfiastrose Verbinding met banden/verbinding door een kussentje van Tussen de fibula en tibia, tussen linker
vezelig kraakbeen. Weinig beweging en rechterhelft van sternum

8. De basisbouw van een gewricht beschrijven
Een synoviaal gewricht bestaat uit:
- Gewrichtsuiteinden
- Gewrichtskraakbeen
- Gewrichtskapsel
o Binnenste  productie synovia
o Buitenste  bescherming/stevigheid
- Gewrichtsholte
- Gewrichtssmeer  ter voorkoming van wrijving
- Ligamenten
o Extracapsulair
o Intracapsulair
o Capsulair
- Bursa = kussentje/slijmbeurs  gevuld met vocht ter
voorkoming van wrijving
- (Desci en Menisci)  drukverdeling

, 9. Een indeling maken in de verschillende soorten gewrichten op grond van hun vorm en hun structurele
kenmerken in verband brengen met hun functie (bewegingsmogelijkheden)
Soorten gewrichten:
- Kogelgewricht (heup, schouder) - Ei-gewricht (pols, onderste vingerkootje-hand)
- Scharniergewricht (vingerkootjes, knie) - Rolgewricht (ulna met radius samen)
- Zadelgewricht (duim) - Vlakgewricht (tussenwervels en
- Strafgewricht (sacro-iliacaal gewricht) handwortelbeentjes)

a. Longitudinale as  lengteas, draaien om de as
b. Transversale as  buigen, naar voren en achteren
c. Sagittale as  staat loodrecht/horizontaal: radslag

1. Frontaal vlak  verdeling in voorst en achterst deel
2. Sagittaal vlak  hebben van een rechter en linker deel
3. In het midden: mid-sagittaal
4. Transversaal vlak  verdeling in onderste en bovenste deel



Flexie Buigen
Extensie Strekken
Abductie Bewegen van de mediaan (van lichaam af)
Adductie Bewegen naar de mediaan (naar lichaam toe)
Exorotatie Naar buiten draaien
Endorotatie Naar binnen draaien
Pronatie Naar binnen draaien van onderarm/enkelgewricht
Supinatie Naar buiten draaien van onderarm/enkelgewricht
Opponeren Duim tegenover de vingers brengen
Reponeren Duim terugbrengen
Anteflexie/-versie Naar voren brengen
Retroflexie/-versie Naar achteren brengen
Palmairflexie Naar de palm toebewegen
Dorsaalflexie Naar de dorsale zijde toebewegen

, Taak 43 – Skelet

1. Van het skelet de verschillende botstukken en de belangrijkste structuren hiervan herkennen in een figuur

2. Van de schedel de belangrijkste onderdelen herkennen
De schedel bestaat uit:
- Aangezichtsschedel, kent holten:
o Mondholte
o Neusholte
o Oogkassen
- Hersenschedel
o Schedeldak, bestaat uit schedeldelen die verbonden zijn met suturen (=naden)
o Schedelbasis
▪ Gaten in de schedelbasis  Kleine gaten, lopen de zenuwen doorheen
▪ Foramen magnum  Groot gat, loopt het ruggenmerg doorheen

3. De basisbouw van een wervel beschrijven en tekenen
Een wervel bestaat uit:
- Foramen vertebralis  Canalis vertebralis: alle openingen/foramen tezamen
- Corpus  Het lichaampje van de wervel
o Aanhechting met de arcus vertebrae is de pedicle/pedical
- Arcus vertebrae, met:  De boog die het foramen vormt
o Processus spongiosus
▪ Stekelvormig uitsteeksel, dorsaal gericht
o Processus transversus
▪ Transversale/zijuitsteeksels
o Processus articulares superior en inferior (facetgewrichten)
▪ Uitsteeksels naar boven en beneden  zorgt voor het op elkaar passen van
de wervels
- Foramen intervertebrale  Tussenwervelgat: uitmondingen van de spinale zenuwen,
bevindt zich aan de dorsale zijde

4. De verschillende wervels van elkaar onderscheiden
Je wervelkolom bestaat uit 4 niveaus:
- Cervicaal: C1 t/m C7
o De 1e wervel  Atlas: drager  ja knikker
o De 2e wervel  Axis: draaier  nee schudder
▪ Heeft een dens (tand), zit vast aan de atlas. Is een rolgewricht
o De 7e wervel  Prominence: heeft een langere processus spongiosus
o Foramen transversarium  Bevat de a. vertebralis, de arterie naar de hersenen
- Thoracaal: T1 t/m T12
o
o Gewrichten met daaraan de costa
o Er is een extra gewrichtsvlak aanwezig voor de aanhechting/verbinding met de ribben
- Lumbaal: L1 t/m L5
o Extra uitsteeksel  Processus costales, steekt dorsaal naast de processus spongiosus
- Sacraal: S1  Waren er 5, maar deze zijn verbeend tot 1
o Canalis sacralis  Opening in het sacrum
o Promontorium  Laatste uitsteeksel bij overgang L5 naar S1
o Foramina sacralia  Kleine openingen: uitlopers van de spinale zenuwen
- Os coccygis

De wervels zijn onderling verbonden door middel van:
- Tussenwervelschijven  Discus intervertebralis
o Stootkussentje van kraakbeen
o Vezelige buitenkant, zachtere binnenkant
- Gewrichten
- Ligamenten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophie-1994. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $13.65. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

63613 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$13.65  15x  sold
  • (2)
  Add to cart