Samenvatting voor studenten die het vak 'Biologische Grondslagen; cognitie' volgen aan de Open Universiteit. Samenvatting van de tentamenstof uit het tekstboek en de PDF Kolb & Whishaw.
Samenvatting The Student's Guide to Cognitive Neuroscience - Biologische grondslagen: Cognitie (PB0612)
All for this textbook (1)
Written for
Open Universiteit (OU)
Psychologie
Biologische grondslagen (PB0612)
All documents for this subject (41)
Seller
Follow
hildemars
Content preview
Thema 1 Hersenanatomie
Kennisclip 1: Zenuwstelsel
Kennisclip 2: De grove anatomie
3 hersenvliezen tussen de schedel en de hersenen.
Dura Mater
Anachnoid (bloedvaten)
Pia Mater
Sulcus en fissuur: groeven in de hersenen
Fissuur: groeven die tussen de hersenhelften in zitten.
Sulcus: kleinere groeven
Gyrus: hersenbinding
Corpus scolosum: balk/verbinding tussen de twee helften.
Zenuwcellen hebben uitlopers die verbinding maken met andere zenuwcellen. Hiermee wordt
informatie overgedragen. Al deze verbindingen vormen samen een netwerk.
Zie hiernaast een afbeelding van een neuron.
Cel body: bevat nucleus (genetische code). Daarnaast is het
belangrijk bij proteïne syntheses. Proteïne kan functioneren
als neurotransmitters en receptoren in neuronen.
neuronen ontvangen informatie van andere neuronen en
maken een keuze over of ze iets met die informatie moeten
doen of niet.
Myeline: zorgt ervoor dat informatie sneller overgedragen
wordt van de ene naar de andere cel.
bij de aandoening MS sterft myeline af, dat maakt dat bewegingen minder soepel en
vertraagd gaan.
Dendrieten: structuren die informatie kunnen overgeven van de ene naar het andere neuron.
,Axon: verzend informatie naar andere neuronen.
Chemische signalen maken communicatie
mogelijk tussen neuronen via de synapsen.
2 neuronen vormen samen een synaps. wanneer
een presynaptisch neuron actief is, wordt er een
action potentiaal via de axon gestuurd
Wanneer deze actiepotentie aankomt in
de axon, komen er neurotransmitters
vrij.
Neurotransmitters binden zich aan
receptoren op de dendrieten of de
celkern. dat gaat passief, er wordt geen
actie potentie aangemaakt.
Als de elektrische hoogte vanuit de presynaptische axonen hoog genoeg is, wordt er een
actiepotentiaal gestuurd naar de axon. Tijdens een actiepotentiaal vindt er hyperpolarisatie plaats;
KA+ stroomt de cel uit, waardoor het negatieve potentiaal in de cel toeneemt.
Dendrieten en cellichaam zorgen voor passieve overdracht van een signaal in een neuron.
Kennisclip 3: Cortex en subcorticale structuren
Grijze stof in de hersenen: celkern
Witte stof in de hersenen: axonen met myeline en glia
Hersenvocht loopt door ventrikels
GABA: zorgt dat overmatige activiteit in de neuronen voorkomen wordt.
Corticale structuur:
Central sulcus: tussen frontaal en pariëtaal
Parieto-occipital sulcus: tussen pariëtaal en occipitaal
Preoccipital notch: tussen temporaal en occipitaal
Hersengebieden en functies in corticale structuur:
Frontal Lobe: Motoriek en planning
prefrontale cortex: beslissingen maken,
zelfreflectie, planning.
Motor cortex: motoriek (kauwen, lopen, knippen)
somatosensory: het gevoel (tast, zintuigen)
Elk deel in de hersenen is gekoppeld aan een gebied in het lijf.
Gebieden die we intensief gebruiken representeren een groter deel van het brein: zoals
handen, tong en mond.
Pariëtaal lobe: integratie van zintuiglijke prikkels verwerken.
Occipital lobe: visuele informatie verwerken tot beeld.
Temporal lobe: Geheugen, verwerken van auditieve informatie.
,Interne structuren, onder de corticale structuur:
Thalamus: Prikkels die we binnenkrijgen gaan eerst naar
de thalamus en dan naar een corticale structuur.
Verwerkingscentrum van alle zintuiglijke
organen (behalve geur).
Basale ganglia: Grote ronde massa in beide
hersenhelften rondom de thalamus.
Bewegingen maken en initiëren.
Leren van skills en gewoontes.
- Wanneer de basale ganglia niet goed werkt,
heeft dat invloed op de beweging: bv Parkinson.
Limbisch systeem: Verwerken van emoties en het opslaan van herinneringen.
Betrokken bij detectie van en expressie van emotionele reacties.
Hippocampus: Verwerking van geheugen
Betrokken bij detectie van angstige of bedreigende stimuli.
Zorgt dat we kunnen leren.
Amygdala: Emoties
Hypothalamus: Regelen van temperatuur, honger en dorst.
Midbrain en hindbrain:
Midbrain:
Superior colliculi: grijze stof dat informatie integreert van verschillende zintuigen (zien,
voelen, horen).
Inferior colliculi: grijze stof dat is gespecialiseerd in het verwerken van auditieve informatie.
Cerebellum: zit vast aan het hindbrain.
Grote dichtheid grijze stof.
Belangrijk voor behendigheid en beweging.
Hindbrain:
Pons: belangrijke link tussen cerebellum en cerebrum.
o Ontvangt info van visuele gebieden om ogen en bewegingen te controleren.
Medulla oblongata: reguleert vitale functies als ademen, slikken, hartslag en slaapcyclus.
4 ventrikels in het brein:
Ventrikels zijn holle kamers. Deze zijn gevuld met cerebrospinale vloeistof (CsF). Het vocht vervoerd
signalen en zorgt voor een beschermende laag om het brein.
,Beschrijven vanaf waar we het brein bekijken:
Anterior: richting voorkant
Posterior: richting achterkant
Superior: richting achterkant
Inferior: richting de onderkant
Dorsal: richting de top
Ventral: richting de onderkant
Lateral: de buitenkant
Medial: in of richting het midden
Brodmann’s area’s: scheiden van hersenen op basis van de relatieve verdeling van celtypes over
corticale lagen.
Overzicht centrale zenuwstelsel:
Thema 2 Het brein in ontwikkeling
Hoofdstuk 6
Nature-nurture debat: Debat over of cognitie en gedrag toegekend kunnen worden aan genen of de
omgeving.
Neuroconstructivisme: Benadering dat zegt dat het proces van interactie tussen de omgeving en het
basisbrein constructen leidt tot het meeste van het cognitieve systeem.
Structurele ontwikkeling van het brein:
Prenatale ontwikkeling:
In ongeveer 38 weken is de baby volledig ontwikkeld in de baarmoeder.
, o Het zenuwstelsel ontstaat uit een set cellen gerangschikt in een holle cilinder:
Neural Tube.
o Neuroblasts: stamcellen voor neuronen.
Ongeveer 250.000 neuronen per minuut worden er ontwikkeld (volgens Purves).
Radial Glial Cells: cellen die nieuwe neuronen vanuit de neurale tube gidsen naar hun vaste
locatie in het brein.
Prenatale neuronen hebben weinig functionerende input vanuit de omgeving.
o Toch kunnen ze spontaan elektrische activiteit laten zien, dat zorgt dat netwerken
het brein kunnen vormen.
Hebbian Learning: versterken van de synaps dat voorkomt wanneer presynaptische en post
synaptische neuronen tegelijkertijd actief zijn.
Postnatale ontwikkeling:
Bij de geboorte is de grootte van het hoofd ongeveer de helft van helft van het hele lichaam. De
meeste neuronen zijn gemaakt tijdens de zwangerschap. Na de zwangerschap groeit het brein vooral
door de groei van synapsen, dendrieten en axon-bundels.
Myelination: Een verhoging van de myeline, een vettige laag om de axonen.
Verhoogd de snelheid van informatie-uitwisseling.
o Proces is te zien op de MRI, waarbij witte stof in de hersenen de eerste twee jaar
groeit.
o Prefrontale cortex is als laatste aan de beurt voor myelination.
Plasticity: Vanaf de geboorte zorgen dagelijks ervaringen voor kleine veranderingen in de
hersenstructuur.
Wanneer je leert jongleren is op de MRI een verhoogde hoeveelheid grijze stof te zien bij
gebieden die geassocieerd zijn met visueel-motorische perceptie.
Functionele ontwikkeling van het brein:
Er is geen genetische blauwdruk die de hersenen maakt. De genen geven een soort recept van hoe
de hersenen eruit zouden moeten zien.
Wanneer het bij de ontwikkeling van de hersenen niet helemaal goed gaat, zou het brein in
staat zijn om dit zelf op te lossen door te reorganiseren.
Kennard principe: het idee dat hoe jonger tijdens breinschade, hoe beter de uitkomst.
Fillial imprinting: het proces waarbij jonge dieren hun ouders herkennen: duurt 15u tot 3 dagen.
Er is een kritische periode waarin de omgeving essentieel is om te kunnen leren.
2 belangrijke eigenschappen van deze periode:
1. Leren kan alleen in een gelimiteerde tijd.
2. Het geleerde in deze periode is moeilijk te veranderen.
De meer gebruikte theorie gaat uit van een sensitieve periode in plaats van kritieke periode.
Hierbij is de omgeving een beetje belangrijk is voor het leren, maar niet essentieel.
Aangeboren kennis?
Een controversieel onderwerp binnen de neuropsychologie is of een vorm van kennis aangeboren is.
Verschillende stromingen:
Nativist: Geloven dat tenminste sommige vormen van kennis aangeboren zijn.
Empiristen: Geloven dat de hersenen een blank canvas zijn.
, Instinct: een gedraging dat product van natuurlijke selectie.
Prepared learning: De theorie dat fobieën biologisch aangelegd zijn, vanuit evolutionaire druk.
Vb.: we zullen sneller een fobie ontwikkelen voor slangen dan voor bloemen.
Nature en nurture van individuele verschillen.
Behavioral genetics: een onderzoeksveld dat de erfelijkheid van gedrag en cognitie bestudeerd.
Vooral door tweelingstudies en adoptiestudies.
Een genetische code bevat 23 paren van chromosomen.
Chromosomen: een georganiseerd pakket van DNA gebonden met proteïnes. Elke chromosoom
bevat veel genen.
Genen kunnen bestaan in verschillende vormen: alleles.
Relatief gebruikelijke genetische afwijkingen:
Downsyndroom: dubbeling bij chromosoom 21
o IQ lager dan 70, slechte fijne motoriek
Turner syndroom: missend copy van het X-chromosoom
o Moeilijkheden bij sociale skills
Williams’ syndroom: verwijdert deel bij chromosoom 7
o Sociaal, maar lagere sociale intelligentie
2 soorten tweelingen:
Een-eeige: MZ Twins: delen 100% van hun genen, identiek aan elkaar.
Twee-eeig: DZ Twins: delen 50% van hun genen.
Tweeling en adoptiestudies worden gebruikt om te kijken of er genetische invloed is.
Heritability: een schatting van hoeveel genen bijdragen aan karaktereigenschappen.
Zegt niet iets over specifieke genen en die functies, het vergelijkt groepen in de populatie.
Wanneer de omgeving gelijke kansen biedt, zullen genetische verschillen duidelijker
worden.
Koppelen van genetische verschillen tussen brein en gedrag
De meest gebruikte manier voor DNA-onderzoek is door cellen aan de binnenkant van de wang te
pakken.
2 benaderingen voor analyses van genetische verschillen:
1. Genotype-first: analyse waarbij verschillende genotypen (alleles, verzameling van erfelijke
informatie) worden gebruikt om fenotypische variatie te ontdekken.
2. Fenotype-first: analyse waarbij verschillende fenotypes (waarneembare eigenschappen,
uiterlijk/karakter) worden gebruikt om genetische verschillen te ontdekken.
Genome-wide association study (GWAs):
Een fenotype first benadering waarbij de aan- of afwezigheid of een variantie, in een
karaktereigenschap dat gelinkt is aan veel verschillende plekken in de genetische code.
Bv. Onderzoek naar autisme en dan kijken op welke chromosoom een afwijking is.
Mechanismen voor Gene-environment Interpay:
Elman (1996) zegt dat zowel nurture en nature van belang zijn.
3 grote scenario zijn bedacht (Rutter 2006):
1. Epigenetics: onze genetische code is dynamisch. Verschillende genen worden actief of
inactief op verschillende momenten in ons leven (bv genen die ons haar grijs laten worden).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hildemars. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.