Management accounting: berekenen beslissen en beheersen
In deze samenvatting leer je meer over het besluitvormingsproces, de verschillende knelpuntcalculaties en investeringsselectie.
Het is namelijk belangrijk om de rendement die je kan krijgen te weten. Welke verkoopprijs stel je vast? Dat leer je allemaal in deze samenvatting. In de voorbeeldpagina's...
Hoofdstuk 17. Budgettering (II) ...................................................................................................................... 35
17.1 Budgettering bij meerproductonderneming..................................................................................... 35
17.2 Bedrijfsproces en budgettering ......................................................................................................... 36
17.3 Beyond budgeting en better budgeting ............................................................................................ 37
Hoofdstuk 18. Divisiestructuren ..................................................................................................................... 39
18.1 Decentralisatie van de besluitvorming ............................................................................................. 39
18.2 Beoordeling van divisieprestaties ..................................................................................................... 39
18.3 Transfer pricing als beheersinstrument ............................................................................................ 42
18.4 Vaststelling van transfer prices als beheersingsinstrument ............................................................ 43
18.5 Transfer pricing als fiscaal instrument ............................................................................................. 44
,Hoofdstuk 10. Het besluitvormingsproces
10.1 De doelstelling van de beslisser
De door een onderneming aangeschafte productiemiddelen ontlenen hun waarde aan de opbrengst
van de met die productiemiddelen te fabriceren en te verkopen producten.
10.1.1 Bedrijfswaarde
In een onderneming speelt zich een transformatieproces af: in algemene termen geformuleerd
worden ‘inputs’ omgezet in ‘outputs’. De inputs worden aangeschaft op de inkoopmarkt en de
outputs worden verkocht op de verkoopmarkt.
Er wordt geïnvesteerd in productiemiddelen omdat er wordt verwacht dat ze leiden tot
waardecreatie: de (verkoop)waarde van de outputs dient hoger te zijn dan de (inkoop)waarde van de
opgeofferde productiemiddelen.
De waarde van de productiemiddelen afgeleid uit de waarde van de ermee te vervaardigen en te
verkopen goederen of diensten, wordt bedrijfswaarde of indirecte opbrengstwaarde genoemd. Deze
waarde wordt bepaald door een schatting te maken van de netto-ontvangsten die zullen worden
verkregen uit de verkoop van deze goederen en diensten. Met ‘netto’ wordt bedoeld het verschil
tussen te realiseren verkoopontvangsten en de te verwachten exploitatie-uitgaven.
Eerst moet geïnvesteerd worden. De financieringskosten die hiermee gepaard gaan, worden in de
berekening van de bedrijfswaarde verwerkt door de toekomstige netto-ontvangsten contant te
maken tegen de relevante disconteringsvoet. Als disconteringsvoet dient te worden gehanteerd de
gemiddelde vermogenskosten van de gehele onderneming die gelden bij een optimale
financieringsstructuur.
De bedrijfswaarde is niet met zekerheid vast te stellen, slechts geschat. We merken op dat de
bedrijfswaarde slechts te bepalen is voor de onderneming als geheel of althans voor een bepaalde
productielijn als geheel. Waardebepaling op het niveau van een afzonderlijk productiemiddel is
meestal niet mogelijk. Als een productielijn bestaat uit twee verschillende machines dan geldt:
zonder A werkt B niet en omgekeerd.
10.1.2 Directe opbrengstwaarde
Waardecreatie vindt plaats als de bedrijfswaarde hoger is dan de aanschafwaarde. Het kan zijn dat
het niet zo is. In dat geval dient overwogen te worden of het productieproces gestaakt moet worden
of dat de productie nog wordt voortgezet tot de productiemiddelen volledig opgeofferd zijn. Bij deze
beslissing dient de bedrijfswaarde vergeleken te worden met de directe opbrengstwaarde: de netto-
opbrengst van de productiemiddelen als zij door de onderneming verkocht worden in plaats van voor
voortgezette bedrijfsuitoefening gebruikt te worden. De netto-opbrengst is het bedrag waartegen
het productiemiddel naar verwachting verkocht kan worden onder aftrek van nog te maken kosten.
De hoogte van de directe opbrengstwaarde is onder andere afhankelijk van de volgende factoren:
• Is er een koper die de verschillende productiemiddelen in een ondernemingsverband
bijeenhoudt, of moeten ze los van elkaar verkocht worden?
• Is er sprake van courante productiemiddelen of betreft het uiterst gespecialiseerd materieel
dat slechts voor enkele bedrijven interessant is?
• Dient de verkoop van de onderneming op zeer korte termijn zijn beslag leggen of heeft men
tijd?
• Is er in de bedrijfstak sprake van een tekort aan productiecapaciteit of juist van
overcapaciteit?
3
,Normaliter is de directe opbrengstwaarde (veel) lager dan de boekwaarde. Bij faillissement is die nog
lager. Als de directe opbrengstwaarde hoger is dan de bedrijfswaarde dient de conclusie te zijn dat
de productie onmiddellijk gestaakt moet worden en is de directe opbrengstwaarde de relevante
waarde van de productiemiddelen. Als de directe opbrengstwaarde lager is dan de bedrijfswaarde, is
men met voortgezette productie beter af.
De beslissing de activiteiten voorlopig voort te zetten, wil niet zeggen dat een onderneming een
productiemiddel ook de volledige levensduur zal laten uitdienen. Iedere wijziging van de
bedrijfswaarde of van de directe opbrengstwaarde kan aanleiding zijn om dan de activiteiten alsnog
stop te zetten.
Situatie Beslissing
Op moment van aankoop
Bedrijfswaarde > Aanschafprijs Aanschaffen
Bedrijfswaarde < Aanschafprijs Niet aanschaffen
Gedurende de gebruiksduur
Bedrijfswaarde > Directe opbrengstwaarde Activiteiten voorlopig voortzetten
Bedrijfswaarde < Directe opbrengstwaarde Activiteiten onmiddellijk staken
De boekwaarde van de duurzame productiemiddelen is geen relevante factor bij de beslissing. De
boekwaarde heeft betrekking op in het verleden gedane uitgaven en daarmee is er sprake van sunk
costs die geen invloed hebben op de vraag: doorgaan met de productie of afstoten van het
productiemiddel?
De boekwaarde heeft echter wel invloed op het te betalen belastingbedrag over de winst en
daarmee kunnen er toch gevolgen zijn voor de toekomstige kasstromen.
Mocht een productiemiddel verkocht worden tegen een prijs die hoger is dan de boekwaarde, dan
kan gebruikgemaakt worden van de herinvesteringsreserve. Deze fiscale faciliteit biedt de
mogelijkheid om boekwinsten voorlopig buiten de fiscale winst te houden, door ze op te nemen in
een reserve, die vervolgens in mindering wordt gebracht op de aanschafprijs van een nieuwe
investering. Als gevolg daarvan betaalt de onderneming uiteindelijk toch belasting over de
boekwinst, doordat er in de komende jaren lagere afschrijvingen en daarmee hogere fiscale winsten
zijn.
Het voordeel van gebruikmaking van de herinvesteringsreserve is dan ook uitstel van
belastingbetaling, wat leidt tot een rentevoordeel; bovendien geeft de speelruimte in de financiering.
Opmerkingen:
• Beslissingen worden genomen door mensen, die worden gekenmerkt door bounded
rationality: de geestelijke vermogens van de mens zijn beperkt. Niet iedereen kan alle
consequenties van een beslissing overzien.
• De doelstelling waardecreatie impliceert dat de ondernemingsleiding gedreven wordt door
financiële overwegingen. Het streven naar een zo hoog mogelijke bedrijfswaarde houdt
winstmaximalisatie in. Uiteraard kunnen andere overwegingen een rol spelen bij het nemen
van een bepaalde beslissing.
10.2 Omgaan met onzekerheid
10.2.1 Gradaties van onzekerheid
Het streven is een zo hoog mogelijke bedrijfswaarde te verwezenlijken. Om deze doelstelling te
realiseren dienen er voortdurend beslissingen genomen te worden. Deze beslissingen zijn gebaseerd
4
, op een inschatting van wat er in de toekomst zal gaan gebeuren. Verwachtingen daaromtrent
kunnen achteraf blijken te kloppen, maar meestal zal de werkelijkheid anders zijn. Er is dus sprake
van besluitvorming onder onzekerheid. Er bestaat het risico dat de zaken anders uitpakken dan
vooraf verwacht werd, als gevolg van het feit dat omgevingsvariabelen, die niet door de
onderneming beïnvloed kunnen worden, zich niet gedragen overeenkomstig de verwachting. We
noemen die omgevingsvariabelen states of nature; ze omvatten alle buiten de macht van de
onderneming liggende factoren die bepalend zijn voor het al of niet succesvol zijn van de beslissing.
De manier waarop een beslisser met onzekerheid omgaat, hangt af van zijn risicohouding. Drie:
1. Risicoafkeer: onzekerheid wordt negatief gewaardeerd;
2. Risico-indifferentie: risico-indifferentie: onzekerheid wordt noch negatief noch positief
gewaardeerd;
3. Risicovoorkeur: onzekerheid wordt positief gewaardeerd.
Het lijkt voor de hand te liggen dat risicoafkeer in ieder geval aanwezig zal zijn bij de leiding van een
normaal winstgevende onderneming, waarvan de continuïteit niet bedreigd wordt.
Als de onderneming op de rang van de afgrond staat, kan diezelfde ondernemingsleiding
risicovoorkeur vertonen. Aan het andere uiterste van het spectrum, bij extreem hoge
winstgevendheid van de onderneming, kan het management van mening zijn dat het geen kwaad
kan een gokje te wagen.
Zeer goede financiële positie → Risicovoorkeur
Normale financiële positie → Risicoafkeer
Zeer slechte financiële positie → Risicovoorkeur
Bedacht dient wel te worden dat de term risico een negatieve lading heeft, maar ook dat het positief
kan zijn.
We gaan in ieder geval van uit dat het mogelijk is om te bepalen welke omstandigheden (states of
nature) van invloed zijn op de uitkomst van de beslissing. Er kan een verband gelegd worden tussen
die omstandigheden en de financiële uitkomst van de beslissing.
We kunnen nu de volgende situaties onderscheiden:
• Er kan geen waarschijnlijkheidsverdeling opgesteld kan worden inzake het zich al of niet
voordoen van de omstandigheden.
• Op basis van ervaring of intuïtief van de beslisser kan er een waarschijnlijkheidsverdeling
opgesteld worden ten aanzien van de states of nature. Er is hier sprake van subjectieve
kansen.
• Op basis van theoretische of empirische uitgangspunten kan er een
waarschijnlijkheidsverdeling opgesteld worden ten aanzien van de states of nature. Er is hier
sprake van objectieve kansen.
Deze objectieve kansen kunnen zich in de volgende situaties voordoen:
1. Bij zuivere kansspelen kan een theoretische waarschijnlijkheid worden afgeleid uit de regels
van het spel.
2. In situaties waarin het mogelijk is om gedurende lange tijd een zich steeds herhalend
fenomeen te observeren kan een empirische waarschijnlijkheid bepaald worden, zoals in het
geval dat een apotheek gedurende een bepaalde periode bijhoudt wat de wachttijd van de
klanten is.
Bij objectieve kansverdeling, is het mogelijk dat deze kansverdeling voldoet aan de normale
verdeling. Indien dat het geval is, is er extra informatie beschikbaar voor de beslisser.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller louist. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.