Ontwikkeling & Ontw.probl. v adolescentem (500839M6)
Summary
Summary of articles: adolescent development and developmental problems
29 views 0 purchase
Course
Ontwikkeling & Ontw.probl. v adolescentem (500839M6)
Institution
Tilburg University (UVT)
Summary of articles on adolescent development and developmental problems (achieved with a 9.5). The document is written in the language of the articles and therefore predominantly English, with the exception of a few pages
Ontwikkeling & Ontw.probl. v adolescentem (500839M6)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
sgleijm
Content preview
College 1
Steinberg & Morris
Enkele belangrijke punten omtrent probleemgedrag en de adolescentie:
1. Het is belangrijk dat er onderscheid gemaakt wordt tussen experimenteren en blijvend problematisch
gedrag.
2. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen problemen die voor de adolescentie zijn ontstaan en
problemen die uniek zijn tijdens de adolescentie.
3. De meeste problemen uit de adolescentie worden opgelost in de vroege volwassenheid. Wel blijven
interne problemen toenemen, ook in de volwassenheid.
Ouders
Tijdens de adolescentie is er sprake van een toename in milde conflicten tussen de adolescent en zijn of haar
ouders. Dit gaat gepaard met een afname in de gerapporteerde hechtheid en de tijd die ouders en kind samen
doorbrengen. Deze transformaties hebben op effect op zowel de ouders als het kind. Later ontstaat er een
meer gelijke relatie tussen de ouder en de adolescent.
Opvoedstijl van ouders heeft ook een aanzienlijke invloed op diverse uitkomsten van adolescenten.
Authoriative (warm and firm) zorgde voor meer competentie en psychosociale volwassenheid dan permissive,
authoritarian of indifferent opvoedingsstijlen.
Puberteit
Late puberteit (jongens): minder zelfvertrouwen.
Vroege puberteit (jongens): meer zelfvertrouwen en meer populariteit. Ook meer risico op delinquent gedrag
en andere risicogedragingen zoals alcohol en drugsgebruik. Deze toename in risicogedrag is waarschijnlijk
gelinkt aan het hebben van oudere vrienden.
Late puberteit (meisjes): meer emotionele problemen en minder zelfvertrouwen. Vooral sterk in westerse
culturen met een dun-ideaal. Ze zijn populairder en vertonen eveneens meer risicogedrag. Ze brengen meer
tijd voor met oudere vrienden (en dan voornamelijk jongens) die een negatieve invloed hebben op deze
uitkomsten.
Identiteitsontwikkeling
De adolescentie wordt gekarakteriseerd als een periode van zelf-exploratie (bijv. wie ben je en hoe pas ik in
deze wereld). Ze worden steeds zekerder van zichzelf (dit is wel afhankelijk van steun van vrienden en ouders,
de mate van positieve aanpassing en succes op school). Voor adolescenten die behoren tot etnische
minderheidsgroepen is een sterke etnische identiteit van belang voor zelfvertrouwen.
Peers
Adolescenten brengen steeds meer tijd door met peers en minder met hun ouders. Peers hebben veel invloed
op elkaar (zowel positief als negatief en individuele verschillen.) en worden vaak gekozen op basis van
gelijkwaardigheid. Er bestaan verschillen tussen crowds en cliques. Crowds zijn grotere groepen mensen die op
elkaar lijken (bijv. alle nerds bij elkaar) en cliques zijn kleinere groepen die gebaseerd zijn op vriendschap en
gedeelde activiteiten (hieruit ontstaan op latere leeftijd de romantische relaties). De relaties in cliques zijn
sterker dan de relaties in crowds.
Slachtofferschap leidt tot negatieve uitkomsten (bijv. internaliserende en externaliserende problematiek). Het
hebben van een vriend kan als beschermende factor dienen tegen de negatieve effecten van slachtofferschap.
APA manual
Er staan een aantal veranderingen centraal in de adolescentie, namelijk: fysieke veranderingen, cognitieve
veranderingen, emotionele veranderingen, sociale veranderingen en gedragsveranderingen. Het is belangrijk
dat adolescenten door volwassenen worden begeleid tijdens deze veranderingen om zo de adolescentie zo
goed mogelijk te laten verlopen.
, • Fysieke ontwikkeling: het is belangrijk om op tijd te beginnen met het praten over de puberteit
(helaas beginnen ouders vaak te laten). Voorbereiding is noodzakelijk. Daarnaast is het belangrijk dat
ouders op de hoogte zijn van de risico’s met betrekking tot vroege en late puberteit. Verder is het
belangrijk dat ouders indien nodig een luisterend oor bieden.
• Cognitieve ontwikkeling: het vermogen tot effectief redeneren, probleemoplossend denken, abstract
denken, reflecteren en plannen neemt toe tijdens de adolescentie. Wel is het belangrijk dat
adolescenten worden ondersteund in het maken van rationele beslissingen (gezien de ontwikkeling
van de hersenen).
• Emotionele ontwikkeling: het creëren van een realistische en coherente identiteit, het leren omgaan
met stress en de ontwikkeling van emotieregulatie. De cognitieve capaciteiten zijn voor het eerst groot
genoeg om bewust na te denken over wie je bent and wat je wilt worden. Centraal staat dus de
ontwikkeling van identiteit (dit omvat zelfkennis en zelfvertrouwen). Dit wordt sterk beïnvloedt door
fysieke veranderingen en leidt tot experimenteren. Ook ontwikkelt de emotionele intelligentie zich
(belangrijk voor sociale vaardigheden): emoties herkennen en reguleren, empathie ontwikkelen,
conflicten constructief oplossen en samenwerking. Tijdens de emotionele ontwikkeling moet er
rekening worden gehouden geslacht, etniciteit en seksuele oriëntatie.
• Sociale ontwikkeling: peers ontwikkelen meer autonomie en peers worden steeds belangrijker.
Acceptatie door leeftijdsgenoten is erg belangrijk en heeft positieve invloeden op de verdere
ontwikkeling (echter bestaan er hier ook individuele verschillen). Conflict is heel normaal en helpt bij
de ontwikkeling van autonomie. Ook school en werk zijn belangrijke contexten voor de ontwikkeling
van autonomie. Echter is het wel belangrijk dat ouders betrokken en ondersteunend blijven. Het
bespreken van seksuele risico’s en de invloed van media wordt steeds noodzakelijker.
• Gedragsontwikkeling: bovenstaande ontwikkeling hebben invloed op het gedrag van adolescenten.
Een belangrijke gedragsontwikkeling die adolescenten doormaken is het experimenteren met
risicogedragingen. Redenen hiervoor zijn: excitement, het streven naar acceptatie van leeftijdsgenoten
en het nadoen en romantiseren van volwassen gedrag. Risicogedrag is normatief voor de
ontwikkeling. Ouders kunnen er dus vrij weinig aan doen. Wel is het belangrijk dat ouders betrokken
blijven aangezien voor het maken van veilige beslissingen ouderlijke invloed belangrijk is (bijv. samen
praten over alcohol en drugsgebruik). Risicogedrag kan problematisch worden als het vroeg begint,
vaak voorkomt en ontstaat binnen een sociale context (peer pressure). De belangrijkste
risicogedragingen zijn: alcohol- en drugsmisbruik, zwangerschap en seksueel overdraagbare
aandoeningen, delinquent gedrag en het niet leveren van academische prestaties.
Het ontwikkelen van veerkracht is belangrijk zodat de adolescent effectief kan omgaan met eventuele
uitdagingen. Veerkracht kan worden ontwikkeld door het verminderen van riscofactoren en het vergroten van
het aantal beschermende factoren (bijv. stabiele en positieve relaties met ten minste een volwassene, religie
en spiritualiteit, realistische academische verwachtingen en daarbij de juiste ondersteuning, een positieve
gezinsomgeving en emotionele intelligentie en copingsstrategieën.
College 2
Steinberg: a social neuroscience perspective on adolescent risk-taking
Steinberg his dual system model proposes that the interaction between two systems is responsible
for the increased prevalence of risk-taking during adolescence.
1. Socioemotional system: risk-taking becomes more prevalent due to the increase in dopamine
levels (could possibly be explained by the hormonal changes that occur in puberty).
2. Cognitive control system: structural and functional brain developments lead to more
cognitive control and therefore less impulsivity.
These systems have to learn how to work together to enhance self-regulation and impulse control.
Due to the different developmental trajectories (the social emotional system develops faster than the
,cognitive control system) a maturity gap develops which leads to an increased vulnerability for risk-
taking during adolescence (see figures).
Crone and Dahl (2012): understanding adolescence as a period of social -affective
engagement and goal flexibility
Crone and Dahl highlight two important challenges regarding the prevailing models of adolescent brain
development:
1. Prevailing models emphasize the role of frontal cortical immaturity (or a maturational gap in
cognitive control) to explain the emergence of risky, impulsive and dangerous behaviours in
adolescence. However, neuroimaging studies do not support this. Rather, the data point to an
adolescent flexibility in cognitive engagement, depending on the social and motivational
context.
2. Prevailing models are based studies that have relied primarily on cross-sectional comparisons
between samples of ‘adolescents’ and ‘children’ and/or ‘adults’ and these groups have been
defined by widely varying age ranges. As a result, the current understanding of the
maturational processes that underlie adolescent development is limited.
Crone and Dahl propose a new model that proposes that the combination of flexibility in PFC
recruitment and changes in social-affective processing can create vulnerabilities to engaging in negative
behaviours in some incentive situations but is generally adaptive and developmentally appropriate to
the tasks and learning demands of adolescences. There are two key aspects to this model.
1. nSocial-affective engagement and goal flexibility
Adolescence is a developmental period during which the degree of cognitive engagement is relatively
flexible, depending on the social and emotional salience of a goal. This flexibility (and sensitivity to
social and affective influences) may confer greater vulnerabilities for adolescents to act in ways that
appear impulsive and immature such as placing greater motivational value on gaining peer admiration
for a daring action than considering the risks and long-term health consequences of that behaviour.
However, this capacity to quickly shift goal priorities may also enable adolescents to effectively engage
cognitive systems in situations in which they are highly motivated to do so and in ways that facilitate
learning, problem-solving and the use of divergent creative abilities. Crone and Dahl’s model is also
consistent with the idea that adolescence is an important period for developing cognitive control skills
through training and experience. When adolescents are motivated, their capacity to engage can result
in quick mastery of complex tasks (e.g. texting to communicate with peers). This flexibility of cognitive
control may also confer adaptive advantages for learning to navigate the often unpredictable social
challenges of adolescence. The increased tendencies towards novelty-seeking and greater social–
affective engagement might naturally nudge motivational tendencies towards the exploration of peer
, and romantic contexts. This may promote behavioural exploration in ways that create risks and
vulnerabilities but also in ways that contribute to learning and developing new social–cognitive and
social–affective skills. As described earlier, the fundamental task of adolescence is to achieve mature
levels of social competence. The requisite skills require a great deal of practice, learning and refinement
— particularly in the realms of self-control and affect regulation in socially charged situations. Natural
tendencies to approach, explore and experiment with these often frightening, but sometimes thrilling,
peer and romantic social situations — and to quickly engage frontal cortical systems in flexible ways —
may promote key aspects of learning and social–affective development in adolescence
2.nThe role of pubertal hormones on social-affective development
Crone and Dahl believe that testosterone (which influences the motivation to attain and maintain social
status) and its social effects are particularly relevant to understanding some key changes in
adolescence. Studies have shown that testosterone influences neural systems that regulate reward and
social motivation. These findings indicate that testosterone promotes the search for and maintenance
of social status and that testosterone alters the appraisal of threats and rewards — particularly when
these are relevant to social status.
Figure 3 |This figure illustrates a proposed model of adolescent brain development that begins with
changes in social and affective processing (yellow boxes) associated with the onset of puberty.
Specifically, rapid increases in hormone levels at the onset of puberty influence the development of
limbic circuits, probably by inducing changes in the ventral striatum and amygdala (enables affective
stimuli to influence goals and behaviour).These pubertal changes contribute to increases in novelty-
seeking, sensation-seeking and a tendency to process status-relevant social stimuli (for example,
receiving attention and admiration from peers) as having increased motivational salience. Although
these social and affective changes begin early (near the onset of puberty), they appear to peak in mid-
adolescence and continue to influence behaviour, decisions and learning throughout several years of
adolescent experiences (indicated by the colour gradient in the bottom yellow box). These social and
affective influences interact with a broader set of changes in cognitive control and social cognitive
development (blue boxes), which includes the acquisition of social and cognitive control skills that
develop gradually across adolescence. These interactions between social–affective processing systems
and cognitive control systems contribute to flexibility in the engagement of frontal cortical systems in
adolescents, depending on the motivational salience of the context. In many contexts, these changes
lead to increased social motivation and tendencies to explore, take risks and try new things —
particularly when such bold behaviours may bring admiration from peers. An important feature of this
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sgleijm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.79. You're not tied to anything after your purchase.