Wet Bodembescherming (ontbreken materiële wederrechtelijkheid?)
Samenvatting
Verdachte heeft dierlijke meststoffen gebruikt, terwijl die dierlijke meststoffen niet emissie-arm
werden aangewend. De mest werd niet tegelijkertijd met het uitrijden van de mest in de grond
gebracht. Verdachte voert aan dat het rechtsgoed door zijn gedraging beter gediend wordt dan
wanneer hij zich zou gedragen volgens de wet. Verdachte doet een beroep op het ontbreken van de
materiële wederrechtelijkheid.
Slaagt het beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid?
Essentie
Een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid wordt niet snel aangenomen.
Het controleren en handhaven van het centraal staande rechtsgoed speelt een belangrijke rol. In
casu werd het niet aannemelijk dat de wijze van bemesting door verdachte het doel van het besluit
gelijk of beter diende.
Levensgevaar te duchten (wanneer is levensgevaar te duchten?)
Samenvatting
Verdachte had opzettelijk brand gesticht in een pand. Verdachte meent dat uit de bewijsmiddelen
niet kan worden afgeleid dat door de brandstichting levensgevaar voor personen te duchten was.
Wanneer is levensgevaar voor personen te duchten?
Essentie
Het levensgevaar voor personen dient ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels
voorzienbaar te zijn geweest. Dat de dader zelf het gevaar wellicht niet heeft voorzien, is niet van
belang. Van het vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien doorgaans geen
personen aanwezig zijn.
Week 1B Legaliteit
Een onbehoorlijke strafbepaling (bepaaldheidsgebod)
Samenvatting
Verdachte werd vervolgd omdat zij zich onbehoorlijk zou hebben gedragen door op het station haar
voeten op de stoel te leggen en de spooragenten uit te schelden. Gaat over het bepaaldheidsgebod
van het legaliteitsbeginsel.
Is de zinssnede ‘’zich op andere wijze onbehoorlijk te gedragen’’ als vaag te beoordelen en dus in
strijd met het legaliteitsbeginsel?
Essentie
HR achtte de strafbepaling niet onverenigbaar met art. 1 Sr en art. 7 EVRM. De norm is in zoverre
geconcretiseerd dat het gaat om gedrag op stations en in treinen (dus concreet naar locatie). Een
zekere vaagheid is onvermijdelijk, niet altijd is te voorzien op welke wijze de te beschermen belangen
in de toekomst zullen worden geschonden. Anders worden delictsomschrijvingen te verfijnd, met als
gevolg dat de overzichtelijkheid wegvalt en daarmee het belang van algemene duidelijkheid van de
wetgeving.
Een zekere vaagheid is onvermijdelijk en ook noodzakelijk omdat de wet moet kunnen inspelen op
veranderende omstandigheden in de toekomst.
Maar de strafbaarheid moet wel voorzienbaar zijn, de burger moet zijn gedrag op de bepaling
kunnen afstemmen.
,Art. 14fa Sr (verbod van terugwerkende kracht)
Samenvatting
Gaat om een voorlopige tenuitvoerlegging van een bij een eerder vonnis opgelegde voorwaardelijke
straf en dus het verbod van terugwerkende kracht. De proeftijd is ingegaan op 5 januari 2012. Art.
14fa is per 1 april 2012 in werking getreden. De RC stelt dat met invoering van de voorlopige
tenuitvoerlegging het karakter van de opgelegde straf verandert, en dat veroordeelde in een minder
gunstige positie is gekomen. Volgens RC is art. 14fa dus in strijd met het legaliteitsbeginsel ex art. 1 Sr
en art. 7 EVRM. Het middel strekt ertoe dat dit oordeel van de RC onjuist is.
Is de latere inwerking getreden art. 14fa in strijd met het verbod van terugwerkende kracht en dus
met het legaliteitsbeginsel?
Essentie
HR: de in art. 14fa Sr vervatte regeling heeft betrekking op de executie van de opgelegde straf. Deze
invoering kan niet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de
strafbaarstelling of de strafbedreiging. Omdat art. 14fa Sr als zodanig geen wijziging brengt in de
aard en de duur van de mogelijk ten uitvoer te leggen straf, is er geen strijd met het
legaliteitsbeginsel.
Hoofdregel: het verbod van terugwerkende kracht geldt wel bij de strafbaarstelling en de
strafbedreiging, maar niet bij de tenuitvoerlegging, TENZIJ er een wijziging is die de tenuitvoerlegging
verandert.
Week 2A Legaliteit
G. tegen Frankrijk (verbod van analogie)
Samenvatting
Een rijexaminator werd er van verdacht handtastelijk te zijn geweest bij een leerling, zonder dat er
sprake was van fysiek geweld. Hij had op een andere wijze afgedwongen dat hij handtastelijkheden
kon plegen. De Franse wet luidde in die tijd dat aanranding van de eerbaarheid door geweld
strafbaar is. Ook was er sprake van een nieuwe wet, die intrad ná de daad van de verdachte.
Verdachte werd vervolg voor het delict aanranding door geweld. Het verweer was dat er geen
geweld was gebruikt en dat ten tijde van het feit het gepleegde feit niet dus niet strafbaar was.
Is het toepassen van de oude bepaling op de verdachte in strijd met het legaliteitsbeginsel (het
verbod van analogie) en dus een schending van art. 7 EVRM?
Essentie
EHRM: kijkend naar de Franse jurisprudentie werd de term ‘geweld’ erg ruim uitgelegd. De
strafbaarheid voor de verdachte was kenbaar en voorzienbaar, waardoor er geen sprake is van een
schending van art. 7 EVRM. In deze zaak was er sprake van een min of meer afgeronde
rechtsontwikkeling (vaste jurisprudentie). Dit was kenbaar op het moment van plegen van het delict.
Of sprake is van analogie, wordt niet afgemeten aan een tekst van de delictsomschrijving, maar
aan de daarin in jurisprudentie gegeven uitleg.
C.R. tegen het Verenigd Koninkrijk (verbod van analogie)
Samenvatting
Verdachte werd vervolgd voor verkrachting binnen het huwelijk. Verkrachting binnen het huwelijk
was destijds niet strafbaar in Engeland, want het was niet ‘unlawful’. Er waren al wel uitzonderingen
(als er bv. al een echtscheiding was aangevraagd), maar dit was in deze zaak niet het geval.
Verdachte voerde aan dat hij niet onder de uitzonderingen viel en dat strafbaarheid in zijn geval in
strijd zou zijn met art. 7 EVRM, omdat het niet voorzienbaar zou zijn.
Wanneer is extensieve interpretatie toegestaan en voorzienbaar?
Essentie
, Extensieve interpretatie is niet in strijd met art. 7 EVRM, mits die uitleg in de jurisprudentie aansluit
bij de essentie van het delict en redelijkerwijs voorzienbaar is. Bepaalde interpretatie is dus
toegestaan indien:
1. Er een geleidelijke ontwikkeling gaande is in de jurisprudentie
2. Deze ontwikkeling in overeenstemming is met de essentie van het delict
3. Deze ontwikkeling redelijkerwijs voorzienbaar is
In geval van verdachte zijn zaak was het voorzienbaar dat hij onder de strafbepaling zou vallen, gelet
op de ontwikkelingen in de jurisprudentie. De ontwikkeling was waarneembaar, waarin steeds meer
uitzonderingen werden gemaakt. Verdachte had kunnen voorzien dat het recht zich zodanig zou
kunnen ontwikkelen, dat zijn gedrag strafbaar was.
Gaat dus een stap verder dan G. tegen Frankrijk.
Week 2B Ne bis in Idem
De Emmense bromfietser (hetzelfde feit?)
Samenvatting
Verdachte was al veroordeeld voor openbaar dronkenschap op een brommer, deze uitspraak was
onherroepelijk geworden. Vervolgens werd dezelfde verdachte vervolgd voor dronken rijden. Het
Hof heeft het OM niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Hof het als één feit zag.
Wanneer valt een gedraging onder ‘hetzelfde feit’ ex art. 68 Sr?
Essentie
HR overweegt, anders dan het Hof, dat beide strafbare feiten los van elkaar begaan kunnen worden
omdat de ratio van beide strafbepalingen verschilt, maar toch zag de HR het als één feit gelet op de
strekking van art. 68 Sr. Daarbij was beslissend dat de strafbaar gestelde feiten kunnen worden
begaan onder omstandigheden waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de
gelijktijdigheid van de gedraging en de wezenlijke samenhang in het handelen in de schuld van de
dader.
SCHEMA
1. Juridische aard van de feiten
- Zelfde delictsomschrijving?
- Juridisch verwantschap?
* Welk rechtsgoed wordt beschermd?
* Wat is de strafmaxima?
2. Gedraging
- Gelijktijdigheid + wezenlijke samenhang van handelen en schuld
- Mate van verschil in tijd/plaats/omstandigheden
Strafkorting in Oude Pekela (administratieve sanctie vs. Strafrechtelijke vervolging)
Samenvatting
Verdachte had een strafkorting gekregen op zijn bijstandsuitkering en werd vervolgens vervolgd voor
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Verdachte stelt dat het opleggen van een administratieve
sanctie moet worden aangemerkt als een straf in de zin van art. 6 EVRM en dat hij daarom niet
vervolgd kan worden gelet op art. 68 Sr.
Brengt deze administratieve sanctie mee dat de verdachte niet meer vervolgd kan worden voor
valsheid in geschrift?
Essentie
Nee, een sanctie van het B&W brengt niet mee dat verdachte niet meer vervolgd zou mogen worden
voor valsheid in geschrifte. Op het formulier was ook vermeld dat de ondertekenaar zich met het
onjuist invullen blootstelt aan strafrechtelijke vervolging en intrekking/vermindering van de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller girthekramer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.