blok 5 jaar 2 inholland samenvatting bestuursprocesrecht
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool InHolland (InHolland)
HBO-Rechten
Bestuursprocesrecht
All documents for this subject (14)
1
review
By: Patrickooo • 5 year ago
By: lawinhollandr • 5 year ago
Translated by Google
Thank you for your positive feedback! Good luck learning! (:
Seller
Follow
lawinhollandr
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 3
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat -> Bestuurt niet krachtens eigen recht.
Nederland bestaat uit 2 delen;
Territoriale decentralisatie; Organen die voor een bepaald territorium een algemene bevoegdheid
hebben gekregen tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften of tot het nemen van
andere beslissingen. Zij mogen alleen beslissingen nemen voor de personen van hun territorium.
Bijvoorbeeld; Gemeente, provincie, gemeenteraad, college van B&W.
Functionele decentralisatie; De wetgever heeft bestuursorganen ingesteld die slechts bevoegd zijn
beslissingen te nemen voor enkele in de wet omschreven terreinen of functies. Bijvoorbeeld; Het
UWV dat de uitkering verstrekt.
Openbare lichamen; Een aantal organen dat gezamenlijk een gemeenschappelijke band vormt.
Territoriale openbare lichamen; Organen die elk apart een taak uitvoeren. Bijvoorbeeld; Provinciale
Staten, het college van gedupeerde staten, commissaris van de koning.
Functionele openbare lichamen; ( 134 GW ) De organen van de openbare lichamen kunnen hun eigen
regels opzetten. Bijvoorbeeld; Nederlandse Orde van Advocaten.
Rechtspersoonlijkheid; Alle bovengenoemde lichamen hebben rechtspersoonlijkheid. Zij kunnen
deelnemen aan het privaatrechtelijke verkeer. ( Art 2:1 BW )
Publiekrechtelijke rechtspersonen; Publiekrechtelijke rechtspersonen door de wet ingesteld.
Bijvoorbeeld; De gemeente kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade die een persoon heeft
geleden door een aanrijding, door een gemeenschappelijk bedrijf.
A & B organen;
A – orgaan ; 1:1 AWB, 2:1 AWB, Deze rechtspersonen zijn publiekrechtelijk ingesteld.
Bijvoorbeeld; De regering, 42 GW, de ministers, 43 GW, Provinciale staten, gedupeerde staten,
commissaris van de koning 125 GW, 6 Provinciewet, De gemeenteraad, het college van B&W en
wethouders en burgermeester 125 GW , 6 GW.
B – orgaan; 1:1 AWB , 2:3 AWB, particuliere/privaatrechtelijke instellingen waarvan een deel een
overheidstaak opgedragen heeft gekregen.
Of je met een privaatrechtelijke rechtspersoon te maken hebt, zie je aan de naam van de instelling
(Art. 2:3 BW) Deze instellingen nemen deel aan privaatrechtelijk rechtsverkeer en zijn dus op het
eerste gezicht niet als overheid te herkennen. Zij kunnen een bestuursorgaan zijn, omdat de
wetgever hen met openbaar gezag belast. (= wettelijk openbaar gezag)
Het openbaar gezag criterium betekent dat deze instellingen publiekrechtelijke handelingen kunnen
verrichten. Bijvoorbeeld; een APK keuring. Hogescholen die getuigschriften mogen verlenen.
Buitenwettelijk openbaar gezag; Er worden meer privaatrechtelijke rechtspersonen met
overheidsachtige taken belast, zonder dat daar een wettelijke grondslag voor is. Bijvoorbeeld;
Gemeente subsidieert een vereniging om een activiteit te ondernemen. – Silicose Oud Mijnwerkers.
Belanghebbende; 1:2 AWB
,Geadresseerde – altijd belanghebbende.
OPERA.
Objectief bepaalbaar: niet subjectief.
Persoonlijk belang: Kun je voldoende onderscheiden van anderen? Nabij OPERA-criteria
zichtcriterium. Oude bundel: Uitspraak ABRvS 17-03-2010 (Windturbinepark).
Eigen belang: niet het belang van iemand anders.
Rechtstreeks belang: Causaal verband en niet afgeleid. Oude bundel: ABRvS Arriva.
Actueel: niet toekomst onzeker.
Hoofdstuk 5
Bestuurlijk handelen
Als iets geen besluit is in de zin van art 1:3 Awb, dan kan er ook geen bezwaar gemaakt worden.
Bezwaar is alleen ontvankelijk tegen een besluit – art 7:1 Awb – het bezwaar moet in behandeling
genomen worden. Bij ongelijk wordt bezwaar ongegrond verklaart.
Voorwaarden voor een besluit in de zin van 1:3 Awb: een schriftelijke beslissing van een
bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijk rechtshandeling.
Rechtshandeling: handeling die is gericht op een wijziging van de positie van de betreffende persoon
in het recht.
Feitelijke handeling = zonder beoogt rechtsgevolg.
Wat (organen van) gewone (rechts)personen zonder publieke taken of bevoegdheden niet kunnen;
bestuursorganen kunnen publiekrechtelijke rechtshandelingen verrichten. = beslissingen die
eenzijdig rechtsbetrekking bepalen tussen het bestuursorgaan en de personen die onder de
rechtsmacht van dit orgaan vallen.Het bestuursorgaan moet wel uitdrukkelijk bevoegd zijn gemaakt
door de wetgever tot het nemen van dergelijke beslissingen.
Bestuurshandeling bezien naar doel: instrumenten om publieke doelen te dienen.
(beleids-) Instrumenten: middelen dat het bestuur kan aanwenden om een bepaald publiek doel te
bereiken. Subsidie voor zonnepanelen is een financiële prikkel voor duurzame energieopwekking.
Een vergunning kan het uitoefenen van activiteiten reserveren voor een selecte en te controleren
groep personen of bedrijven. Met civielrechtelijke handelingen kan het bestuur grond verkopen en
daaraan bepaalde voorwaarden verbinden. Die voorwaarden kunnen dan publieke doelen bereiken.
Bestuur beschikt dus over privaatrechtelijke en publiekrechtelijke instrumenten om algemeen belang
te dienen. Enkel het nastreven van een publiek doel maakt een handeling echter niet tot een
publiekrechtelijke rechtshandeling, maar wel een bestuurshandeling.
Bestuurshandeling bezien naar aard van de (rechts)handeling: Aard van de (rechts)handeling:
beslissingen van bestuursorganen kunnen ook bezien en ingedeeld worden naar hun aard. Feitelijke
handelingen (= beslissen zonder beoogde rechtsgevolgen) vs. rechtshandelingen privaatrechtelijk of
publiekrechtelijk (= beslissen met beoogde rechtsgevolgen).
Rechtshandelingen zijn in te delen in privaatrechtelijk en publiekrechtelijk.
, Niet-exclusieve bevoegdheid van bestuursorganen: de bevoegdheid komt niet alleen de overheid
toe, maar alle eigenaren en is dus niet van publiekrechtelijke aard.
Exclusieve bevoegdheid van bestuur: heeft publiekrechtelijke rechtsgevolgen als gevolg van een
door de wetgever omschreven bevoegdheid.
Besluiten
Of een beslissing als een besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt, is van belang voor de
toepasselijkheid van de Awb en de mogelijkheid van rechtsbescherming! (8:1)
Schriftelijke en mondelinge beslissingen
Beslissing = de uitkomst van een afwegingsproces van argumenten van een bestuursorgaan. (in art.
1:3 > en de uitkomst is bekendgemaakt)
In tegenstelling tot het begrip besluit is beslissen een neutrale term in de wet.
Schriftelijk is papier & elektronisch.
Rechtshandeling
Er is sprake van een besluit op grond van art. 1:3 Awb als het een rechtshandeling van een
bestuursorgaan betreft.
Een feitelijke handeling heeft geen beoogd rechtsgevolg, maar kan wel rechtsgevolgen hebben!
Rechtsfeiten = feiten waaraan het privaatrecht of publiekrecht rechtsgevolgen verbindt; beoogde en
niet-beoogde rechtsgevolgen.
Feitelijk handelen van de overheid KAN wel rechtsgevolgen hebben. De overheid is aansprakelijk
voor de schade die ontstaat als gevolg van onrechtmatige feitelijke handelingen van een
bestuursorgaan dat tot die overheid toebehoort. (onrechtmatige uitlatingen van een minister die tot
schade van een instelling leiden > betalingsverplichting was geen beoogd rechtsgevolg van het
feitelijk handelen van de minister)
Publiekrechtelijke normen= gelden voor het verrichten van feitelijke handeling door de overheid, ook
al zijn het geen besluiten. (bepalingen in h2 Awb)
3:1 Awb op andere handelingen van bestuursorganen dan besluiten (dus ook feitelijke handelingen)
zijn de afdelingen 2/3/4/5 van h3 van overeenkomstige toepassing – voor zover de aard van de
handelingen zich daartegen niet verzet. Bestuursorganen moeten bij het verrichten van feitelijke
handelingen de in afdeling 2 en 3 gegeven normen voor behoorlijk bestuur in acht nemen.
Concluderend
Besluiten in de zin van art 1:3 Awb zijn publiekrechtelijke rechtshandelingen van het bestuur. Tegen
deze besluiten kan men in de regel procederen bij de bestuursrechter (8:1). Sommige handelingen,
die geen rechtshandelingen zijn, zijn ook appellabel bij de bestuursrechter.
Tabel p62
Rechtsfeiten
1. Blote rechtsfeiten: geen ‘menselijke’ invloed nodig voor ontstaan rechtsgevolg; bijv. je wordt
18 en verkrijgt dus het kiesrecht, je kunt het niet actief bespoedigen. natuurlijke gebeurtenissen
waar het recht toch juridische gevolgen aan verbind.
2. Feitelijke handelingen: wel menselijke invloed voor nodig maar rechtsgevolg is niet beoogd.
Bijv. je laat na iemand te waarschuwen waardoor iemand schade lijdt.
3. Rechtshandelingen: wel menselijke invloed nodig voor ontstaan rechtsgevolgen en
rechtsgevolgen zijn beoogd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lawinhollandr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.