Door deze uitwerking in één keer het tentamen gehaald met een 7.5! Hoorcollege wetenschapsfilosofie. Alle slides zijn hierin verwerkt, uitgebreide (bijna letterlijke) uitwerking van wat H. Dooremalen en M. Vlerick verteld hebben tijdens de colleges.
With this summary the exam passed with a 7,5!
By: anoukjel • 3 year ago
By: NeuropsychologyStudent • 4 year ago
Translated by Google
Very extensive and clear!
By: lottebeckers2 • 4 year ago
Translated by Google
Written very clearly, literally everything from the college's comes back into it!
By: LizzyScheltus • 4 year ago
By: IHEA • 4 year ago
Translated by Google
Full and easy to read.
Show more reviews
Seller
Follow
kimhabets78
Reviews received
Content preview
Alle slides van de hoorcolleges + aanvullingen vanuit de
docent H. Dooremalen en M. Vlerick
Wetenschapsfilosofie
Leerjaar 2019/2020 – Kim Habets
,Hoorcollege 1: Inleiding en Antieke filosofen
1. Wat is wetenschapsfilosofie?
Wetenschapsfilosofie / -leer is een filosofische reflectie op wat wetenschap is,
doet en aan kennis genereert. Bijvoorbeeld: waarom vallen Stephen Hawkings
zijn beweringen over zwarte gaten in het universum die zo groot zijn dat er geen
licht meer vanaf komt wel binnen de wetenschap valt en een waarzegster die het
heeft over witte geesten, die we ook niet kunnen zien, niet als voor waar
aannemen.
Ze zeggen allebei iets wat we niet zien, maar Hawking geloven we wel en
Jomanda niet. Verschilt tussen wetenschap en niet-wetenschap.
Wat is wetenschap?
We gebruiken het woord ‘wetenschap’ heel vaak en gebruiken dat ook goed.
Maar wat zijn nu de eigenschappen van wetenschap? We hebben wel een idee
van wat wetenschap is, maar geen helder antwoord, dus we gebruiken het woord
wel goed en kunnen mensen wijzen op foutief gebruik, maar wat is wetenschap
nu precies?
2. Waarom wetenschapsfilosofie voor niet-filosofen?
Psychologie heeft de status van wetenschap, het hoort bij je academische
vorming dat je een kritische houding in kan nemen ten opzichte van je eigen
studie.
Replicatiecrisis: wanneer data niet meer te repliceren lijkt zoals Diederik Stapel
(pseudowetenschapper) heeft gedaan.
Is wat wij afgelopen jaren bestudeerd hebben dan wel wetenschap?: om die
vraag te kunnen beantwoorden moeten we weten wat wetenschap is.
Wetenschap speelt een belangrijke rol in de samenleving, wetenschap heeft het
monopolie op kennisverwerving. Is dat terecht, of moet je zeggen dat iemand als
Jomanda ook weet kennis te verwerven? En wat is het antwoord voor de
psychologie? Kritisch denken dus.
Doel van deze cursus is om een beter inzicht te krijgen in wat de grondslagen zijn
van psychologie als wetenschap en daarmee in de psychologie. Een algemene
discussie van wat kennis en wetenschap is, is daarbij van belang om te kunnen
beoordelen wat het inhoudt, zodat we kunnen zeggen of psychologie wel of geen
wetenschap is.
Daarnaast is een belangrijk doel om ervoor te zorgen dat we kennis hebben die
kritische reflectie op de wetenschap mogelijk maakt.
3. Epistemologie: rationalisme vs. empirisme
Epistemologie = kennisleer
Wetenschapsfilosofie begon met epistemologie. Epistemologie stelt drie vragen:
1. Wat is (zekere) kennis?
2. Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen?
3. Wat is de bron van kennis?
Met betrekking tot deze kwesties zijn traditioneel twee posities ingenomen:
, A. Rationalisme: echte kennis is afkomstig van de ratio (je verstand). Als je
je verstand goed gebruikt kom je erachter wat echte kennis is, dit is heel
intuïtief.
B. Empirisme: echte kennis is afkomstig van je zintuigelijke ervaring, dit is
vooral common sense.
Kunnen we wel echte kennis hebben? / Wat weet je zeker?
Scepticisme: we kunnen geen echte kennis hebben zeggen ze. Scepticus zegt ik
weet helemaal niets zeker.
Socrates staat op het marktplein en vraagt wat weet jij zeker? Mensen geven
antwoord als 2+2 = 4 of ik sta nu op het marktplein met jou te praten.
Maar zou het niet zo kunnen zijn dat je in een virtual reality zit, dat we nu alleen
maar denken dat we in CZ115 zitten. Socrates probeert je vragen te stellen die
het antwoord opleveren, misschien weet ik het toch niet zeker.
Kortom het scepticisme zegt dat misschien wel de conclusie is dat we niets weten
over alles en dat we dat ook nooit zullen weten.
Weten we dan niets zeker?
3.1 Rationalisme
Kennis komt voort uit goed gebruiken van je verstand = ratio, als je dat doet kom
je tot echte kennis en als je echte kennis hebt kun je de scepticus weerleggen.
Verstand leidt tot echte kennis.
Rationalisme centrale bewering: echte kennis komt (deels) voort uit het goed
gebruiken van je verstand = ratio (of wordt aan die ratio getoetst).
Rationalisme geassocieerde bewering: er bestaat ingeboren/ aangeboren
kennis = nativisme. Als je geboren wordt bezit je kennis. Plato die zegt dat je
alle kennis bezit als je geboren wordt, Descartes zegt je hebt een beetje kennis
als je geboren wordt maar niet alles. Ze houden allemaal vast aan het idee dat
als je geboren wordt dat je iets van kennis hebt, dus dat je niet kennisloos
geboren wordt.
Rationalist #1: Plato
Plato was een leerling van Socrates (scepticisme). Plato wil weten hoe het zit, en
denkt dat er wel kennis mogelijk is. Plato gaat proberen om een theorie die niet
mythologisch is op te stellen over de wereld. De bron van kennis bij Plato is je
ratio.
Als je verstand goed gebruikt, kom je tot echte kennis. Hij zegt: als je denkt dat je
nieuwe kennis opdoet, dan is dat niet leren, leren bestaat niet, wat je denkt dat
leren is dat is herinneren. Hij zegt je doet nooit nieuwe kennis op, want ‘echte
kennis’ dat heb je al.
Plato geloofde in reïncarnatie: voor je geboorte heb je alle kennis al, en die
geboorte was traumatisch daardoor ben je je kennis kwijt maar kan je
achterhalen.
Leren = herinneren en dat noemt hij anamnèsis.
Dat wil zeggen dat je nooit nieuwe kennis op doet. Maar wat in de les verteld
wordt wist je toch niet, dus je doet nu toch nieuwe kennis op?
,Plato maakte een verschil tussen epistème vs. doxa. Je kan een overtuiging
hebben en die overtuiging kan kennis zijn, maar ook slechts een mening.
Epistème is kennis van hoe de dingen zijn, onveranderlijke dingen. Doxa is
mening over hoe de dingen zijn, dat is geen kennis.
Naast Socrates is er een andere filosoof waar Plato op reageert.
Plato reageert hier op Heraclitus. Panta rhei. Als in onze wereld alles continu
verandert, dan is er niets. En dan kunnen we enkel doxa verwerven, geen
epistème.
Hij zegt er is geen rivier, maar er stroomt een rivier en je kunt niet twee keer in
dezelfde rivier stappen. Als je in de rivier stapt en eruit gaat, en dan wil je er
weer instappen, dan is het water dat door de rivier stroomt verandert. Het is een
proces, wat in wording is de hele tijd. Ook jij kunt niet twee keer in de rivier
stappen, want je bent zelf ook een klein beetje verandert. Ook jij bent een
systeem wat continu verandert.
Als de wereld die wij waarnemen continu verandert (zoals de rivier) en kennis, is
kennis van hoe de dingen zijn, dan moet dat onveranderlijk zijn. Als je via
zintuigen alleen maar kennis opdoet van dingen die niet veranderden, hoe kun je
kennis hebben van een rivier, die verandert steeds. Het moet iets onveranderlijks
zijn. De kennis zou dan moeten verklaren.
Plato: kennis moet kennis zijn van hoe de dingen zijn en niet van hoe de dingen
veranderen.
Plato wilde geen scepticisme.
Plato’s allegorie van de grot: mensen zitten in een grot en kijken naar een
scherm / muur die voor zich bevindt. Ze zien de schaduw van de stoel, dat is de
schaduw van de echte stoel. Omdat deze mensen alleen de schaduw kunnen
zien, dan denken ze dat de schaduw van de stoel de echte stoel is. Die mensen
gaan denken dat schaduw de echte stoel is, maar de echte stoel staat voor het
vuur.
De echte stoel is een onveranderlijke stoel, daar kan je kennis van hebben: het
idee van de stoel.
Plato: als kennis bestaat moet het van onveranderlijke dingen zijn, het concept
stoel is niet iets wat in onze hoofden bevindt, maar iets buiten ons. Hij zegt dat
hij echte kennis wil, maar gaat een wereld creëren waardoor er dingen
onveranderlijk zijn. Jouw ziel in je lichaam die hoort eigenlijk in die ideeën wereld,
en heeft daar ook alle ideeën al gezien. Je ziel is verwant aan die ideeën. Kennis
verwerven is daarmee je de ideeën herinneren = anamnèsis.
Hoe krijg je kennis van de ideeën die in je zitten?: je gaat de ideeën herinneren,
dat doe je met je verstand = anamnèsis. Je moet je verstand goed gebruiken.
Rationalisme van Plato is heel extreem: alle kennis is ingeboren. En wat je denkt
dat kennis is, is maar een mening waarvan je denkt dat het kennis is.
3.2 Empirisme
Aristoteles is een empirist. Staat ergens wel tegen rationalisme, maar ook samen
tegen scepticisme.
Empirisme zegt: kennis doe je op wanneer je je zintuigen gebruikt.
,Empirisme centrale bewering: empiristen menen dat de bron van kennis,
ervaring opgedaan via de zintuigelijke waarneming is. Dit is de common sense
opvatting: als je wilt weten hoe iets zit, moet je kijken (of luisteren).
Empirische geassocieerde bewering: als alle kennis uit de ervaring via de
waarneming voorkomt, is er geen ingeboren kennis. Dus als je geboren wordt,
dan heb je geen kennis.
Empiristisch ≠ Empirisch: er is een verschil tussen empiristisch en empirisch.
Empiristisch verwijst naar het empirisme, de opvatting dat kennis voortkomt uit
de zintuigelijke waarneming. Empiristisch staat tegenover rationalistisch.
Empirisch: verwijst naar de wetenschappelijke methode, waarbij men gebruik
maakt van observeerbare of experimentele gegevens om conclusies te trekken
over de wereld. Empirisch bewijsmateriaal voor een theorie is dus het
bewijsmateriaal dat verkregen is door observatie en experimenten. Empirisch
staat tegenover hypothetisch of louter theoretisch.
Empirist #1: Aristoteles
Aristoteles wordt gepresenteerd als de eerste echte empirist.
Hij verwerpt Plato’s twee werelden theorie: er is slechts één wereld en die is met
de zintuigen waar te nemen. Dit impliceert tevens een afwijzing van ingeboren
ideeën: de mens is een tabula rasa.
Aristoteles zegt dat er geen ideeën wereld is.
Peripatisch principe: niets is in het intellect dat zich niet eerst in de zintuigen
bevond. Alle kennis komt binnen via je zintuigen. Thomas van Aquino noemde
het empirische principe het peripathische principe.
Het belangrijkste bij Aristoteles’ epistemologie is de zintuigelijke waarneming. In
die zin kunnen we Aristoteles met recht een empirist noemen. Maar hij heeft wel
wat rationalistische elementen in zijn epistemologie.
Voorbeeld stoel: bij Plato is de (algemene) idee stoel een bestaande entiteit in de
ideeënwereld. Aristoteles verwerpt dit. Aristoteles neemt alleen de concrete
individuele dingen (de individuele stoelen) waar. Hoe kom je dan aan een
universeel, abstract begrip zoals het begrip stoel dat van toepassing is op alle
individuele stoelen.
Er is een idee stoel, een algemeen begrip, wat van toepassing is op alle stoelen
die wij waarnemen. Aristoteles zegt dat is een gekke theorie, die verwerpen we.
Ik ben empirist, iemand die observatie als bron van kennis gebruikt, als je in de
wereld kijkt zie je geen algemeen begrip stoel. Je ziet individuele stoelen. Maar
we hebben wel het algemene begrip stoel in ons hoofd, wat je kan toepassen op
alle individuele stoelen.
Hoe komen we dan aan dat algemene begrip ieder voor zich?
Aristoteles gebruikt hiervoor inductie: je gaat veralgemeniseren. Je neemt
individuele concrete gevallen waar en op basis daarvan maak je een algemene
regel. Dit doe je in de wetenschap ook: je hebt een steekproef, en generaliseert
dit naar de populatie.
Dat doe je met stoelen en ook met een algemene uitspraak als: ‘alle mensen zijn
sterfelijk’.
Je kunt waarnemen dat individuele mensen sterfelijk zijn. Aristoteles zegt dat dan
alle mensen wel sterfelijk zullen zijn.
,Een empirist zou zeggen: je weet pas als je dood bent of je onsterfelijk bent of
niet. Dus je weet nu helemaal niet dat je niet onsterfelijk bent. Je hebt dit via
inductie gekregen. Misschien zijn wij wel allemaal onsterfelijk.
Probleem met indictie: je hebt een conclusie getrokken waarvan je niet zeker
bent, dus het is niet kennis. Aristoteles was van mening dat het noodzakelijk
waar was. Aristoteles zegt dat hij de capaciteit heeft om te kunnen zeggen dat
een aantal mensen onsterfelijk zijn dus alle mensen zijn onsterfelijk. Hij ziet dat
in zijn verstand / ratio.
Hij heeft het dus over intuïtieve inductie, het is een rationeel inzicht /
verstandelijk inzicht. Hij heeft de kennis omdat het in zijn verstand zit, dit is geen
empiristische redenatie meer een rationalistische redenatie.
Hierdoor is Aristoteles geen pure empirist.
Aristoteles was als hij eenmaal zo een conclusie getrokken had niet meer kritisch
op de algemene beweringen, en nam het voor kennis aan. Dat is ook te
begrijpen, want hij dacht dat hij via intuïtieve inductie vastgesteld had dat die
algemene bewering waar was.
3.3 De rol van Aristoteles in de late Middeleeuwen
In de middeleeuwen had de katholieke kerk erg veel macht. Kwesties met
betrekking tot kennis en werkelijkheid werden opgelost door ofwel de bijbel te
citeren, ofwel Aristoteles te citeren. Aristoteles had door God gegeven
vermogens gebruikt en die was ook tot openbaringen gekomen. Twee wegen van
de waarheid: 1) openbaring (bijbel) 2) je verstand goed gebruiken (Aristoteles,
had dat al gedaan dus niet zelf meer gebruiken maar gewoon Aristoteles
opzoeken.)
Thomas van Aquino: probeerde werk van Aristoteles te pakken en de bijbel te
pakken en zeggen dat het hetzelfde is alleen anders opgeschreven. Hij ging
Aquino probeerde de Christelijke leer met de opvattingen van Aristoteles ( de
filosoof) te verenigen.
Voorbeeld: Aristoteles had een theorie over stof en vorm. Je hebt een stuk
marmer in een rots, en dat is potentieel een mooi standbeeld. Maar je moet de
vorm van een standbeeld eraan toevoegen. Als je het marmer (de stof) hebt en
de juiste vorm eraan geeft, dan heb je een mooi beeld, maar dat beeld kan stuk
gaan. Dit is het proces van ontstaan en vergaan. Thomas van Aquino zegt dat
het proces van vergaan en ontstaan ook in de bijbel staat.
Aristoteles: processen van ontstaan en vergaan, een gevolg moet een oorzaak
hebben gehad, maar een oorzaak is weer een gevolg van een eerdere oorzaak,
dit zijn allemaal processen. Het is een opeenvolging van causale verbanden,
steeds opnieuw. Hierbij zegt Aristoteles dat er een onbewogen beweger is, dat
is de eerste oorzaak die al die oorzaken en gevolgen in gang heeft gezet.
Aquino zegt dat is wat wij God noemen, Aristoteles wist niet dat dat God was
maar bedoelt hetzelfde hiermee.
Gevolg koppeling Aristoteles aan de Bijbel: men kon het daarna niet meer
zomaar oneens zijn met Aristoteles. Want wat Aristoteles gezegd had, was de
waarheid die ook in de Bijbel stond. En dus: Aristoteles aanvallen impliceerde de
Bijbel aanvallen.
,Aristoteles’ opvattingen over experimenten: Aristoteles wilde weten hoe de
natuurlijke wereld in elkaar stak. Zo had hij al een hele classificatie van planten
en dieren. De methode was die van observatie. Maar Aristoteles verbood
experimenten, want door dingen te manipuleren ging je in tegen de natuur en
leer je dus ook niets over de natuur.
Gevolg is dat in de Middeleeuwen zowel de filosofie als de wetenschap (waar
feitelijk geen verschil tussen gemaakt werd) min of meer stil stond.
4. Samenvatting
Er zijn traditioneel twee antwoorden op de vraag wat de bron van kennis is:
rationalisme en empirisme. Zij denken allebei wel dat echte kennis mogelijk is,
hierdoor zijn ze het samen oneens met een scepticus. Plato’s opvattingen zijn in
onze ogen wel heel vreemd en hij redeneert niet goed = bijna mythologie.
Aristoteles’ opvattingen werkten door tot aan het eind van de Middeleeuwen. Pas
als iemand durft te breken met Aristoteles (Francis Bacon), zonder met de Bijbel
te breken kon je weer experimenten gaan doen.
5. Tentamenvraag
Plato was de oprichter van de eerste academie. Wat was zijn opvatting over
ideeën?:
A. Ideeën zitten in je hoofd en zijn voor iedereen hetzelfde.
B. Ideeën zitten in je hoofd en zijn voor iedereen (een beetje) verschillend.
C. Ideeën bestaan onafhankelijk van mensen en zijn verschillend per cultuur.
D. Ideeën bestaan onafhankelijk van mensen en zijn dus voor iedereen
hetzelfde.
, Hoorcollege 2: Francis Bacon, René Descartes en de
Britse empiristen
Rationalisten: meende dat de rede de bron van kennis is Plato.
Empiristen: meende dat de ervaring door de waarneming de bron van kennis is
Aristoteles.
1. Francis Bacons Nieuwe Methode
De Oude Methode is die van Aristoteles, nu komt de nieuwe methode van Bacon.
Francis Bacon had er geen problemen mee dat het Aristotelische wereldbeeld ter
discussie gesteld werd. Hij ging onder andere in tegen het idee dat je geen
experimenten zou mogen gebruiken.
Francis hield zich duidelijk vast aan de bijbel, maar niet meer aan Aristoteles. Hij
houdt een pleidooi voor het doen van experimenten.
De nieuwe methode:
A. stelt dat we onze vooroordelen moeten laten varen: mensen hebben een
bepaalde hersenstructuur, wij zitten zo in elkaar dat we allerlei
vooroordelen hebben, kennis theoretische vooroordelen. Dit nooemen we
nu bias. Bacon noemde dit idols of falls perceptions. Hierbij houdt hij zich
toch vast aan de bijbel.
B. stelt dat we de empirische methode moeten gebruiken: dus niet meer naar
de autoriteitsboeken zoals die van Aristoteles. Nu mag er weer
geëxperimenteerd worden om te onderzoeken of het goed is wat
Aristoteles zegt.
C. Inductie is hiervoor een belangrijk middel: observeren, experimenten doen
en dan generaliseren. Je wilt algemene regels gaan creëren, iets kunnen
vertellen over alle personen. Dit hebben we bij Aristoteles ook gezien,
maar Bacon zegt dat Aristoteles hier ongelijk in heeft.
A) de vooroordelen opgeven
Er zijn een aantal hardnekkige voordelen, Bacon spreekt ook wel van false
conceptions, die mensen hebben. Deze staan in de weg bij het proberen te
verwerven van kennis. Dus moeten we er beducht op zijn om die niet te
gebruiken. Het gaat om de volgende vooroordelen (idolen/idols/idola):
Idols of the Tribe (= vooroordelen van de mens)
Idols of the Cave (= vooroordelen door onze culturele groep)
Idols of the Marketplace (= vooroordelen omdat we erover kunnen praten)
Idols of the Theatre (= vooroordelen omdat autoriteiten zeggen
dat ze kloppen)
Als je vooroordelen hebt en je wilt kennis verwerven, maar je weet niet dat je die
idols hebt, dan gaat het fout. Je denkt dat je kennis verwerft maar dat doe je niet,
want die vooroordelen zitten in de weg. Daar moet je je op beducht zijn dat je die
idols hebt.
Idols of the tribe = idola tribus: dit zijn de vooroordelen die we als mens
hebben. We zijn geneigd om typisch menselijke fouten te maken, zoals het je
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimhabets78. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.