Een document met 50 pagina's aan uitgewerkte examenvragen, in totaal zijn het er bijna 200.
Het juiste antwoord is aangeduid, en telkens is er ook bij genoteerd waarom een bepaalde optie juist/fout is.
2e bachelor diergeneeskunde, UGent
EXAMENVRAGEN FYSIOLOGIE EN PATHOFYSIOLOGIE II
1. Kopzenuwdefecten. Op de foto ziet u een paard met een kopzenuwdefect. Welke
kopzenuw is aangedaan? Maak 1 keuze
A. 5e kopzenuw
B. 6e kopzenuw
C. 7e kopzenuw
D. 8e kopzenuw
2. Welke uitspraak over neuronen is niet juist?
A. Myeline geeft de witte stof zijn witte kleur
B. Nissle bodies zijn aangekleurde ruwe endoplasmatische reticula in neuronen
C. Dendrieten zijn het receptieve deel van een neuron, hier vindt input plaats
D. Neuronen zijn een soort gliacellen
3. Welke definitie voor ‘enterisch nerveus systeem (ENS)’ is correct?
A. Het ENS maakt deel uit van het autonoom zenuwstelsel en heeft dus geen
communicaties met het centraal zenuwstelsel
B. Het ENS heeft een stimulerende functie op de darmspieren via sympathische vezels
en zorgt dus voor secreties en spiercontracties
C. Het ENS maakt deel uit van het autonoom zenuwstelsel en kan zowel een
stimulerende als inhiberende invloed hebben op spiercontracties en darmsecreties in
functie van de inhoud van de darmlumen
D. Het ENS maakt deel uit van het autonoom zenuwstelsel, in tegenstelling tot de plexus
van Auerbach die deel uitmaakt van het centraal zenuwstelsel
,4. Welke uitspraak over het neuronale micromilieu in het CZS is niet juist?
A. De gliacellen conditioneren het extracellulaire hersenvocht en reguleren daarmee het
CZS micromilieu
B. De cerebrospinale vloeistof beïnvloedt sterk de samenstelling van het extracellulaire
hersenvocht en zorgt o.a. voor chemische stabiliteit van het CZS micromilieu
C. Het extracellulaire hersenvocht ligt in de circumventriculaire organen veel dichter bij
de cerebrospinale vloeistof dan bij het bloedplasma
D. De bloed-hersen barrière is opgebouwd uit tight-junctions tussen endotheelcellen,
een lipide bilayer, een continue basaalmembraan en de eindvoetjes van astrocyten
5. De interne structuur van het ruggenmerg: welk antwoord geeft de juiste combinaties
weer?
Dorsale hoorn = sensorisch
Ventrale hoorn = motorisch
Laterale hoorn = autonoom
6. Welke pathofysiologische aandoening wordt op de afbeelding weergegeven?
A. een foramen ovale persistens
B. een tetralogie van Fallot
C. een ductus arteriosus persistens
D. een interventriculair septum defect
7. Welke van onderstaande stellingen m.b.t. de harttonen is correct?
A. S4 is te horen wanneer de ventrikels contraheren, nl de laatste fase van de
ventriculaire systole
B. De 3e harttoon komt overeen met de snelle vullingsfase van de ventrikels
C. S2 is de harttoon die je hoort wanneer de AV kleppen sluiten en de ventrikels in
systole gaan
D. De tweede harttoon is duidelijk te horen bij het sluiten van de aorta- en mitraalklep,
wanneer de ventrikels beginnen te relaxeren
,8. Welke van de volgende stellingen is niet correct?
A. Een aorta stenose geeft aanleiding tot een diastolische souffle
B. Een mitraal insufficiëntie geeft aanleiding tot een systolische souffle
C. Een Aorta insufficiëntie geeft aanleiding tot een diastolische souffle
D. Een Ductus Arteriosus patens geeft aanleiding tot een machine geruis type souffle
9. Welke bewering met betrekking tot speekselen bij het rund is correct?
A. Zorgt ervoor dat de pens pH niet boven de 5.5 eenheden stijgt
speeksel zorgt dat de pH niet te laag (onder de 6) wordt -> voorkomt dat het zuur
wordt
B. Het rund kan tot 200L speeksel per dag produceren
C. Bij erg verlies van speeksel kan het rund een metabole alkalose ontwikkelen
verlies van speeksel -> verlies van bicarbonaat -> kan pH niet neutraliseren -> pH
daalt -> metabole acidose
D. De hoogst geconcentreerde ionen in speeksel zijn kalium en bicarbonaat
natrium & bicarbonaat
bicarbonaat: neutraliseren van de zuren
natrium: reguleren van de osmotische balans, verschillende fysiologische functies
ondersteunen in lichaam van rund
10. Benoem op onderstaande pressure-volume loop de door middel van nummers (1 tem
4) aangeduide momenten. (1 = letter A, 2 = letter D, 3 = lijn tussen B en C, 4 =
schuine lijn)
A. in de ochtend bij een gestresseerd dier
B. in de ochtend bij een rustig dier
C. in de avond bij een gestresseerd dier
D. op de middag bij een gestresseerd dier
Cortisol is een stresshormoon dat wordt geproduceerd door de bijnierschors en het
volgt een dagelijks ritme. Bij de meeste diersoorten, evenals bij mensen, is het
cortisolniveau het hoogst in de vroege ochtend en daalt het naar het laagste punt in
de avond. Stress kan echter op elk moment van de dag leiden tot een verhoging van
het cortisolniveau.
12. Welk orgaan wordt hoofdzakelijk niet gereguleerd door hypothalamo-hypofysaire as?
A. bijniermerg
B. testikel
C. schildklier
D. lever
-> groeihormoon
13. Wat is juist?
A. Mineralocorticoiden zijn krachtige remmers van de inflammatie
Mineralocorticoïden, zoals aldosteron, spelen een belangrijke rol in de regulatie van
zout- en waterbalans in het lichaam en hebben geen significante anti-inflammatoire
effecten. Glucocorticoïden, zoals cortisol, zijn de hormonen die krachtige remmers
van de inflammatie zijn.
B. Cortisol verhoogt de GFR en verlaagt de gevoeligheid van de distale tubulus voor
vasopressine bij de hond
Cortisol heeft inderdaad effecten op de nierfunctie. Het kan de glomerulaire
filtratiesnelheid (GFR) verhogen. Daarnaast kan cortisol de gevoeligheid van de
distale tubulus voor vasopressine verlagen, wat kan leiden tot polyurie en polydipsie.
C. Cushing wordt bij de hond meestal chirurgisch behandeld
De behandeling van de ziekte van Cushing (hyperadrenocorticisme) bij honden is
meestal niet chirurgisch, tenzij het om een bijniertumor gaat die operatief kan worden
verwijderd. De meer gebruikelijke behandeling voor hypofyse-afhankelijke Cushing is
medicamenteus, met bijvoorbeeld trilostane of mitotaan.
D. Huidatrofie ziet men vooral bij dieren met hypocortisolisme
Huidatrofie wordt vooral gezien bij dieren met hypercortisolisme (de ziekte van
Cushing), niet hypocortisolisme (Addison). Hypocortisolisme kan leiden tot
symptomen zoals lethargie, braken en gewichtsverlies, maar niet specifiek
huidatrofie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joliengommers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.