Economics samenvatting | BK jaar 1
Boek; economics for business students, complied by Hans Bloemen
Chapter 3. Quantative demand analysis:
Economics; micro economics & the choice problem
Micro-economie is hoe individuen, huishouden, bedrijven en overheden keuzes maken. Iedereen
maakt investeringsbeslissingen, waarbij zij kijken naar de payoffs (uitbetalingen). Deze weeg je tegen
elkaar op en op basis daarvan maak je een keuze. Macro-economie gaat over de studie van de
economie als geheel. De optelling van alle beslissingen van mensen, bedrijven en de overheid noem
je samen het nationaal inkomen. Echter, waargenomen resultaten op macroniveau zijn een uitkomst
van onderliggende micro-beslissingen. Economen bouwen modellen en gebruiken deze modellen om
waargenomen data te testen (= toegepaste econometrie) Deze modellen zijn zeer vereenvoudigde
benaderingen van de werkelijkheid. Bijvoorbeeld, we weten dat de prijzen en het inkomen belangrijk
zijn voor het maken van keuzes, maar ook emoties en stemmingen hebben invloed op keuzes. Voor
de studie van het effect van de prijzen en het inkomen kunnen andere factoren worden gezien als
constant en kan je zien hoe keuzes worden beïnvloed wanneer we variëren prijzen en/of inkomen
(gegeven andere factoren). Optimalisatie is cruciaal in deze modellen. We zullen veronderstellen dat
de consumenten, de huishouden, de firma’s of andere streven naar het maximaliseren van
bijvoorbeeld welzijn en winst. Maar in de realiteit is dit niet altijd het geval door externe factoren. De
modellen helpen bij het formuleren van hypothesen die kunnen worden getest op data.
The demand curve:
De vraag van de markt is de aggregatie van de
individuele vraag. Maar pas op individueel niveau
kan je de prijs koppelen aan de hoeveelheden. In het
algemeen kunnen we verwachten dat de vraag curve
gepaard gaat met de Law of Demand. Dit houdt in
dat de vraag curve een neerwaartse / dalende lijn is:
hoe lager de prijs, des te hoger is de vraag. De
vraaglijn laat zien wat er met de vraag gebeurt als de
prijs verandert. De vraaglijn wordt, naast de prijs en
de vraag, beïnvloed door onder andere voorkeuren,
inkomen, prijzen van andere goederen etc.
Als P omhoog of omlaag gaat, dan gaat Q omlaag of omhoog –> krijg je een negatief getal.
Q = A – bP; b is de coëfficiënt die varieert met de prijs verandering. Je wil weten wat er met de vraag
gebeurt als je de prijs verandert. Hierbij heb je in een grafiek de prijs op de verticale as. Als de lijn
vlakker wordt, bijvoorbeeld bij een verlaging van de prijs, dan zie je dat de Q veel groter wordt. De
helling van de lijn geeft de gevoeligheid weer van de prijs naar de vraag (Q), wat af hangt van het
type product. De helling / richtingscoëfficiënt (=> 𝑀𝐶 = ∆𝑄 ∆𝑃
) geeft de verhouding aan tussen de vraag
en de prijs: een steile lijn is relatief ongevoelig voor prijs verandering. Een bijna verticale lijn is
nauwelijks tot niet gevoelig, bijvoorbeeld medicijnen, die heb je nodig. Horizontale lijnen zijn juist
wel gevoelig voor de prijs.
Elasticity:
Elasticiteit meet het reactievermogen van een procentuele verandering in een variabele als gevolg
van een procentuele verandering in een andere variabele (= De relatieve of procentuele verandering
van de vraag ten opzichte van de prijs). Een verandering van de prijs is langs de curve. Andere
belangrijke factoren zijn verschuivingen van de curve, bijvoorbeeld belastingen en subsidies.
, relative change in demand
Prijselasticiteit van de vraag =
relative change in price
- Prijswijziging van P1 naar P2: ∆P = P2 – P1 => Relatieve prijsverandering: ∆P / P1
- De vraag verandert van Q1 naar Q2: ∆Q = Q2 – Q1 => Relatieve vraag verandering: ∆Q / Q1
∆q/q1 ∆q p1 dq/q dq p
Prijs elasticiteit => E = = of door de afgeleide van de vraag curve Eq,p = = ∙
∆p/p1 ∆p q1 dp/q dp q
dq
dp
= Afgeleide van de vraag curve (helling!).
Bij een lineaire lijn is ∆Q/∆P constant, dus constante
hellingshoek. Maar elasticiteit is NOOIT constant,
want prijs en vraag verschillen altijd. Naarmate je
naar beneden loopt op de lijn, wordt de elasticiteit
kleiner. Een hoge elasticiteit suggereert dat er hoge
responsiveness is, hoge prijsgevoeligheid.
Linker hoek van de grafiek wordt geassocieerd met
weinig Q, waardoor er op een verandering van de
prijs sterk gereageerd wordt. Je betalingsbereidheid
is hoger als je ergens weinig van hebt.
Dus, de richtingscoëfficiënt is altijd constant, maar
de elasticiteit verschilt elke keer.
Elasticiteit kan zowel positief zijn als negatief. Wanneer de elasticiteit positief is, leidt een stijging van
de ene variabele tot een stijging van de andere variabele. Wanneer de elasticiteit negatief is, leidt
een stijging van de ene variabele tot een daling van de ander.
• /𝐸𝑄,𝑝/ >1 Het goed reageert sterk op veranderingen in de prijs / het goed is heel gevoelig.
• /𝐸𝑄,𝑝/ <1 Het goed reageert een beetje op veranderingen in de prijs / goed is niet gevoelig
Een product is inelastisch wanneer de elasticiteit ligt tussen -1 en 1, en elastisch wanneer deze
hierbuiten valt.
Bijschrift grafiek:
- Revenue (omzet) = $10 x 60 = $600
- Elasticiteit = -2 x $ = -1
- Conclusie: de vraag is elastisch en varieert langs de
vraagcurve.
De afzet gaat dus met 10% omlaag als je de prijs met
10% verhoogt. Ze zijn precies even hoog, waardoor de
omzet gelijk blijft. De elasticiteit is altijd kleiner dan -1,
namelijk -3. Voor dat punt, waar de elasticiteit -1 is,
daar blijft omzet gelijk. Maar ga je daar voorbij dan zal
de omzet altijd toenemen (aan de linkerkant van dit
punt).
Elasticity and total revenue:
Totale omzet: TR =P x Q.
Wanneer de vraag elastisch is, leidt een prijsverhoging (of daling) tot een daling (of verhoging) van de
totale omzet. En wanneer de vraag inelastisch is, dan leidt een prijsverhoging (of daling) tot een
verhoging (of daling) van de totale omzet. Wanneer de vraag volkomen inelastisch (unitary elastic) is,
dan is de totale omzet gemaximaliseerd en is de elasticiteit gelijk aan -1 of 1. Dus -1 < E < 0 dan
neemt Q maar een heel klein beetje toe als P verandert. Hier is geen compensatie, want de prijs is
lager, maar de vraag gaat niet omhoog, dus de winst neemt niet toe, maar daalt. Dus E < - 1 dan
,neemt de omzet toe, Q wordt heel veel meer na een kleine verandering van P. De toename van de
vraag compenseert de toename in de prijs.
Elasticity and Marginal Revenue:
De marginale opbrengsten (marginal revenue) kunnen worden afgeleid uit een marktvraag curve. De
marginale revenue snijdt de x-as precies op het midden van de vraagfunctie. De marginale opbrengst
is de toename in opbrengst door een kleine verandering in de output. Dus als je 1 eenheid meer gaat
verkopen, verdien je er zoveel meer aan. De link tussen marginale opbrengsten en de elasticiteit is:
1+𝐸
𝑀𝑅 = 𝑃 ( 𝐸
), met P=prijs en E=elasticiteit. Zoals je ziet wordt de marginale opbrengst voor een
groot deel bepaald door de elasticiteit.
• When − ∞ < 𝐸 < −1 then, MR > 0. • E < -1: Elastic demand, MR > 0, TR ↑
• When 𝐸 = −1 then, MR = 0. • E = -1: Unit elasticity, MR = 0, TR is max
• When -1 < E < 0 then, MR < 0. • 0 < E < -1: Inelastic demand, MR<0, TR ↓
Deriving the relationship between E and MR.
Total Revenue in a market: TR= p(Q).Q
𝑑𝑇𝑅(𝑄) 𝑑(𝑝(𝑄) ∗ 𝑄 𝑑𝑝(𝑄)
𝑀𝑅 = = = 𝑝(𝑄) + 𝑄
𝑑𝑄 𝑑𝑄 𝑑𝑄
𝑑𝑝(𝑄) 𝑄 1 1+𝐸
= 𝑝(𝑄) (1 + ) = 𝑝(𝑄) (1 + ) = 𝑝(𝑄) ( )
𝑑𝑄 𝑝(𝑄) 𝐸 𝐸
Er zijn drie factoren die de eigen prijselasticiteit van de vraag
beïnvloeden, namelijk:
• De aanwezigheid van substitutie goederen
• Tijdshorizon tot aankoop, dus hoelang je hebt tot je aankopen moet doen.
• Aandeel van de geplande uitgaven in het budget van de consument.
Factors affecting own price elasticity:
Less elastic: More elastic:
Fewer substitutes More substitutes
Short run (less time) Long run (more time)
Categories of product Specific brands
, Necessities Luxuries
Small budget share Large budget share
Cross-price elasticity:
De kruisprijselasticiteit geeft de gevoeligheid van de vraag van het ene goed, voor veranderingen in
de prijs van het andere goed weer. Dus bijvoorbeeld de vraag van goed X en de prijs van goed Y.
%∆𝑄𝑥𝑑
𝐸𝑄𝑥𝑑𝑝𝑦 = %∆𝑃𝑦
.
Wanneer E<0 dan zijn X en Y complementaire goederen. Dit houdt in dat wanneer de prijs van het
goed Y stijgt de vraag naar goed X minder wordt, omdat deze elkaar aanvullen. Wanneer E>0 dan zijn
X en Y substitutie goederen. Dit houdt in dat wanneer de prijs van goed Y stijgt de vraag naar goed X
groter wordt, omdat deze elkaar kunnen vervangen.
Income elasticity:
Inkomenselasticiteit meet de mate waarin de vraag naar een bepaald goed verandert, wanneer het
inkomen van de vragende partij verandert. Doorgaans wordt bij dit vak het inkomen uitgebeeld met
%∆𝑄𝑥𝑑
de letter M => 𝐸𝑄𝑥𝑑𝑚 = .
%∆𝑀
De elasticiteit die hieruit komt, heeft wat te zeggen over het betreffende goed namelijk:
• E<0 dan is X een inferieur goed, een stijging van het besteedbare inkomen zal leiden tot een
daling in de gevraagde hoeveelheid.
• E>0 dan is X een normaal goed (ook wel primair goed), een stijging van het besteedbaar inkomen
zal leiden tot een stijging in de gevraagde hoeveelheid.
• E>1 dan is X een luxe goed (ook wel een secundair goed), een stijging van het besteedbaar
inkomen zal leiden tot een meer dan evenredige stijging van de gevraagde hoeveelheid.
Other elasticities:
• Eigen reclame elasticiteit (Own advertising elasticity) van de vraag naar goed X is de verhouding
van de procentuele verandering in het gebruik van X tot de procentuele verandering in het
verbruik van X tot de procentuele verandering in de reclame van X. Dit meet de mate waarin de
vraag naar product X reageert op een verandering van product Y.
• Cross-advertising elasticity tussen de goederen X en Y meet de procentuele verandering in het
verbruik van X dat de resultaten, van 1% verandering in de reclame in de richting van Y.
Determinants of Elasticity of Supply:
Less elastic: More elastic:
- Difficult to increase output at constant unit cost - Easy to increase output at constant unit cost
- Large share of market for inputs - Small share of market for inputs
- Global supply - Local supply
- Short run - Long run
Elasticities for linear demand curves:
• From a linear demand function, we can easily compute various elasticities.
• Given a linear demand function:
𝑄𝑥 𝑑 = 𝛼0 + 𝛼𝑥𝑃𝑥 + 𝛼𝑦𝑃𝑦 + 𝛼𝑚𝑀 + 𝛼ℎ𝑃ℎ
𝑃𝑥
Own price elasticity: 𝛼𝑥 𝑄𝑥 𝑑
𝑃𝑦
Cross price elasticity: 𝛼𝑦 𝑄𝑥 𝑑
𝑀
Income elasticity: 𝛼𝑚 𝑄𝑥 𝑑
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller racheldr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.