Uitgebreide economie samenvatting over het boekje 'Economisch beleid' van LWEO. In de samenvatting komen onderwerpen langs zoals het IS-MB-GA model, conjunctuur, monetair beleid, begroting beleid en het (potentieel) BBP.
Inleiding
Tijdens een crisis / laagconjunctuur geven overheden meer geld uit dan ze
hebben om de economie te stimuleren → dit lenen ze op de kapitaalmarkt →Door
meer vraag op de kapitaalmarkt stijgt de rente →Lenen wordt duurder voor de
overheid →Centrale bank kan de overheid helpen door de rente laag te houden.
Centrale banken zijn verantwoordelijk voor het monetaire beleid, rente is hun belangrijkste
instrument.
Functies van geld:
- Ruilmiddel
● Door geld kunnen mensen op een efficiënte manier ruilen →weinig
transactiekosten
● Geld is een algemeen aanvaard ruilmiddel →iedereen accepteert het
- Oppotmiddel (spaarmiddel)
● Het is van belang dat geld zijn waarde (als oppotmiddel) over langere tijd
behoudt.
● Voorbeeld: als iemand nu spaart en het pas over 10 jaar uitgeeft als geld
minder waard is, dan is zijn koopkracht / de reële waarde van het geld
gedaald.
- Rekenmiddel
● Door geld als rekenmiddel kunnen mensen totaal verschillende producten in
waarde vergelijken →dit zorgt voor een beter ruilproces.
De Centrale Bank zorgt ervoor dat geld zijn waarde behoudt.
Het publiek →de gezinnen en de bedrijven
Maatschappelijke geldhoeveelheid (M1)= De geldhoeveelheid waarmee het publiek
directe bestedingen kan doen. Dit bestaat uit al het chartale geld en het girale geld.
- Chartale geld →munten en bankbiljetten
- Girale geld →al het geld op een direct opeisbare betaalrekening bij banken
Geld op spaarrekeningen behoort niet tot M1.
- Geldschepping →M1 groeit, er komt meer geld in de handen van het publiek en
bestedingen kunnen toenemen.
- Geldvernietiging →M1 daalt, er is minder geld in handen van het publiek,
bestedingen kunnen dalen.
Banken kunnen de omvang van M1 vergroten of verkleinen →zo kunnen zij invloed
uitoefenen op de bestedingen van het publiek, dit gaat via de kredietverleningen
,Krediet = een kredietverlening is een economische activiteit waarbij de kredietgever
goederen / geld ter beschikking stelt, de kredietnemer betaalt dit later terug.
Als de bank een krediet verleent aan het publiek dan stijgt M1, op deze manier kunnen de
banken het publiek geld scheppen. →Zie voorbeeld blz 7
Banken moeten voldoende geld overhouden voor het geval dat klanten giraal geld willen
omzetten naar chartaal geld of om betalingen te doen aan klanten bij andere banken.
Het spaargedrag van mensen heeft invloed op M1 →als mensen geld gaan sparen,
dan behoort dit geld niet meer tot het girale geld →er is dan geldvernietiging.
Als een bank failliet gaat dan verliezen mensen het vertrouwen in geld, dit is schadelijk
voor het efficiënte ruilproces→Om dit te voorkomen houdt de Centrale Bank
toezicht op alle financiële gegevens van een bank.
Intertemporele ruil = Ruilen over de tijd
De mate van tijdsvoorkeur →geeft aan in hoeverre iemand de voorkeur geeft aan
huidige bestedingen in plaats van toekomstige bestedingen
- Spaarders →lage tijdsvoorkeur →zij stellen hun bestedingen uit naar een
later tijdstip
- Leners →hoge tijdsvoorkeur →zij halen hun bestedingen naar voren
Waarom krijgen spaarders rente?
- Een vergoeding omdat zij tijdelijk niet over hun geld kunnen beschikken
- Debiteurenrisico
- Inflatierisico
Debiteurenrisico = Het risico dat spaarders lopen dat zij hun geld niet terug krijgen.
Inflatierisico = Het risico dat de reële waarde van het spaargeld van spaarders daalt
doordat de inflatie stijgt.
De bank is een soort tussenpersoon tussen spaarders en leners.
De leners betalen een hogere rente dan dat de spaarders ontvangen, het verschil tussen
deze percentages is de rentemarge.
De rentemarge is een inkomstenbron voor de bank.
Spaargeld bij banken in Nederland is vrij opneembaar, maar banken lenen dit
ontvangen spaargeld uit als lening aan gezinnen / bedrijven →dit zijn langlopende
leningen.
Maar zodra spaarders het idee hebben dat het niet goed gaat met de bank, dan gaan zij hun
geld gelijk massaal opeisen (bankrun). Het geld van de bank zit op dat moment vast in
langlopende leningen en is niet direct beschikbaar.
, De bank kan dan failliet gaan.
Bankrun = Een verschijnsel waarbij heel veel rekeninghouders tegelijkertijd al hun
spaargeld opnemen bij een bank.
De Europese Centrale Bank (ECB) is financieel toezichthouder in de eurozone →samen
met centrale banken uit andere landen vormen zij het Gemeenschappelijk
Toezichtmechanisme
Deposito = geld op een spaarrekening bij een bank
Depositogarantiestelsel →Dit stelsel zorgt ervoor dat als een bank binnen de
Europese Unie failliet gaat de rekeninghouder tot maximaal 100.000 euro per
rekeninghouder per bank vergoed krijgt.
→Als er niet genoeg geld in het garantiefonds zit moet de nationale overheid bijspringen
Internationale en nationale banken zijn tegenwoordig erg verweven, hierdoor heeft
faillissement van de ene bank ook grote gevolgen voor andere banken.
Interbancaire lening = Leningen van banken aan elkaar op dagelijkse basis. Als de ene
bank een tijdelijk geld tekort heeft, dan leent de andere bank hem geld.
Crisis 2008 →Een gebrek aan onderling vertrouwen bij banken, er was onduidelijkheid over
het risico dat banken liepen om failliet te gaan. Hierdoor wilden banken elkaar geen geld
meer lenen, ze waren bang dat ze het niet terug zouden krijgen. Banken kwamen hierdoor
in de problemen.
Lender in last resort (lener in laatste instantie) → De centrale bank kan banken in
noodsituaties helpen. Een bank die geld nodig heeft en alle andere opties al heeft
geprobeerd kan geld lenen van de Centrale Bank in dat land, op voorwaarde dat deze bank
op lange termijn 'gezond' is.
Een centrale bank kan als taak een enkelvoudig mandaat of een duaal mandaat
aangewezen krijgen.
- Enkelvoudig mandaat →zorgen voor prijsstabiliteit
De ECB heeft dit als monetair beleid
- Duaal mandaat →zorgen voor prijsstabiliteit en maximale werkgelegenheid (dus
economische groei)
De Amerikaanse bank Fed heeft dit als monetair beleid. De ene keer geven zij
inflatiedoelstellingen voorrang en de andere keer maximale werkgelegenheid.
Monetair beleid eurozone →alle maatregelen die de ECB neemt om de koopkracht
van de euro te stabiliseren. Hierbij gaat het om de reële waarde van de euro in de
eurozone, niet ten opzichte van andere valuta,
De ECB streeft naar een jaarlijkse inflatie van ongeveer 2%.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller idenbesten9. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.49. You're not tied to anything after your purchase.