1. Welk van onderstaande handelingen heeft betrekking op het rechtsgebied
“verbintenissenrecht”?
a. De gemeente bestelt voor de inrichting van het nieuwe gemeentehuis een
portret van de koning en vijf Nederlandse vlaggen.
b. Bewoners van De Markthal maken bezwaar tegen plaatsing van het reuzenrad voor
hun huis vanwege een inbreuk op hun privacy.
c. Er wordt uitlevering van een Nederlandse verdachte gevraagd die in Colombia is
aangehouden op verdenking van drugshandel naar Nederland.
d. In de Tweede Kamer wordt gestemd over een voorstel van wet over het uitsluiten
van mensen met dubbele nationaliteit tot toetreding tot inlichtingsdiensten.
2. Wat is een correct voorbeeld van de gelaagde structuur van het BW?
a. Art. 2:201 lid 1 BW jo. art. 1:245 lid 1 BW
b. Art. 3:2a lid 1 BW jo. art. 1:233 BW
c. Art. 6:74 lid 1 BW jo. art. 3:99 lid 1 BW
d. Art. 7:176 BW jo art. 3:44 lid 4 BW
3. In welke van de onderstaande, opeenvolgende gebeurtenissen speelt het formele
privaatrecht een rol?
a. Frank bestelt bij de firma “Stoelen en Banken” een tweezitsbank. De bank kost €
1.550,-.
b. De bank wordt niet op de afgesproken datum geleverd. Frank stuurt een mail met
het verzoek om de bank dan de week erop te leveren.
c. De bank wordt weer niet geleverd. Frank schakelt direct een incassobureau in om
het aankoopbedrag terug te krijgen.
d. De actie van het incassobureau levert niets op. Frank besluit “Stoelen en
Banken” te dagvaarden.
4. Beoordeel of onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
I. Voor eenzijdige ongerichte rechtshandelingen is het niet noodzakelijk dat de
wil zich door een verklaring heeft geopenbaard.
II. Het doen van een aanbod is een eenzijdige rechtshandeling.
a. Stelling I en II zijn beide juist.
b. Stelling I en II zijn beide onjuist
c. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
d. Stelling I onjuist en stelling II is juist.
Antwoord D: stelling I is onjuist. Elke rechtshandeling vereist een op een
rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
Anders is er geen geldige rechtshandeling. Art. 3:33 BW. Ook de eenzijdige,
ongerichte rechtshandeling heeft dus een openbaring van de verklaring nodig.
5. Welk van onderstaande, opeenvolgende situaties is een voorbeeld van het
verbintenisrechtelijk beginsel “vormvrijheid”?
a. Britt gaat een programma presenteren bij Talpa in ruil voor een paard.
b. De overeenkomst tussen Britt en Talpa wordt vastgelegd op een servetje.
c. Het paard blijft eigendom van Talpa Britt heeft het vruchtgebruik.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DvdB1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.