Organisatieniveau: een structuur met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen
Emergente eigenschap: Een nieuwe eigenschap die ontstaat op een hoger niveau door
samenwerking van onderdelen op een lager niveau. De onderdelen apart hebben die
eigenschap niet
Cel: bouwsteen van alle organismen
o Molecuul: bestaat uit twee of meer verschillende atomen die
met elkaar verbonden zijn. Atomen zijn de kleinste
scheikunde bouwstoffen die er bestaan
o Organel: is een onderdeel van een cel met een bepaalde
functie
o Cel
o Weefsel: een groep cellen met eenzelfde bouw en functie
o Orgaan: bestaat uit verschillende weefsels die samenwerken
aan een of meer taken
o Orgaanstelsel: bestaat uit alle organen die aan dezelfde taak
werken
o Organisme: is een levend wezen
o Populatie: een groep soortgenoten in hetzelfde gebiet
o Ecosysteem: een systeem dat uit het geheel van dieren en
planten bestaat die in een bepaald gebied voorkomen.
o Systeem aarde: omvat alle ecosystemen van de planeet
Leven als emergente eigenschap
Een menselijk lichaam heeft biljoenen cellen.
Levenskenmerken: eigenschappen van leven van cellen (en de hogere
niveaus) zoals: beweging, groei, voortplanting, stofwisseling en
reageren op prikkels. Cellen hebben alle levenskenmerken.
De onderdelen van cellen
Alle cellen hebben aan de buitenkant een celmembraan.
Celmembraan bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden, cholesterol en membraaneiwitten
Fosfolipiden: zijn vetachtige stoffen met een fosfaatgroep. Deze laag vetachtige stoffen scheid
het water buiten de cel van het water binnen de cel.
Stoffen kunnen de celmembraan niet zo gemakkelijk passeren. Allen koolstofdioxide en
zuurstof gaan er makkelijk door heen.
Andere stoffen gaan via transporteiwitten, membraanpoortjes waar de stoffen door heen
kunnen
Een celmembraan heeft ook nog receptoreiwitten
Receptoreiwitten: eiwitten aan de buitenkant van het celmembraan die contact maken met
specifieke stoffen, bvb hormonen, deze stoffen komen de cel niet in maar zetten wel een
reactie in de cel ingang.
Het celmembraan omringt het cytoplasme met de organellen
, Een cel bestaat uit de volgende organellen
Cytoplasma: (celplasma) water met opgeloste stoffen: in het cytoplasma vinden chemische
reacties plaats
Celkern: bevat DNA en erfelijke eigenschappen, grote moleculen met informatie voor het
maken van eiwitten
Ribosomen: maken eiwitten
Endoplasmatisch reticulum: een netwerk voor het transport van eiwitten
Golgisysteem: ontvangt eiwitten vanuit het ER. Het golgisysteem bestaat uit een aantal platte
membraanzakken in het celplasma die eiwitten sorteren en inpakken
Transportblaasjes: vervoeren eiwitten naar verschillende plaatsen in de cel
Lysosomen: zijn blaasjes met enzymen die grote deeltjes in de cel verteren en oude
organellen afbreekt
Mitochondrien: energiecentrales van de cel, opgebouwd uit twee membranen, een gladde
buitenmembraan en een sterk geplooide binnen membraan. Mitochondriën breken
energierijke moleculen af zoals glucose. De vrijgekomen energie slaan ze daarna op in
moleculen.
Naast al deze organellen heeft een cel ook nog een celskelet: bestaat uit een grote aantal
draden van structuureiwitten. Deze eiwitten geven de cel een vorm en langs de eiwitdraden
bewegen zich transportblaasje opweg naar hun bestemming.
Structuureiwitten: eiwitten die de cel vorm geven en waarlangs transport mogelijk is; spelen
ook een rol bij de celdeling.
Paragraaf 2
Bouw DNA en RNA
Bij alle activiteiten zijn eiwitten betrokken. Ze binden O2 in het bloed, verteren voedsel in je
darmen, geven je spieren kracht, bepalen je afweer tegen ziektes en vormen je karakter
Om een bepaalt eiwit te kunnen maken gebruikt je cel de genetische informatie die in de
celkern is opgeslagen in een van de lange DNA- moleculen.
DNA: zijn grote moleculen in de celkern met informatie voor het maken van eiwitten. Een
DNA-molecuul is dubbelstrengs: het bestaat uit twee strengen nucleotiden, de bouwstenen
van DNA. Het lijkt op een gedraaide touw ladder (helix)
Nucleotiden: bouwsteen van DNA of RNA, bestaat uit een fosfaatgroep, een suiker en
een stikstofbase
Helix: de structuur van DNA: een gedraaide touwladder
De zijkanten van de touwladder, de strengen, bestaan uit een afwisseling van fosfaatgroepen
en suikermoleculen van het type deoxyribose.
Bouwstoffen voor deze ladders zijn stikstofbasen: adenine (A), cytosine (C), guanine (G),
thymine (T)
Tegenover een A zit altijd een T
Tegenover een C zit altijd een G
De basen-of nucleotiden volgorde in een DNA streng is belangrijk deze bevat de Genetische
code voor het maken van verschillende eiwitten.
Genetische code: de DNA-code voor het maken van verschillende eiwitten; de volgorde van
de stikstofbasen
Gen: een stuk DNA- molecuul met de informatie voor het maken van eiwitten. (wij mensen
hebben ongeveer 23 000 genen)
Veel DNA bevat geen genen (99% ). Deze noemen we niet-coderend DNA
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekedijkshoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.62. You're not tied to anything after your purchase.