Samenvatting van Financieel management 2, Basisboek Bedrijfseconomie 11e druk, Facility management, 2e jaars lesstof, studierichting HiB of FiB.
De samenvatting bevat lesstof/tentamenstof uit hoofdstuk 1, 3, 4, 5, 6, 9, 11, 12, 13, 14 en 16. Ook zit er een klein onderdeel van marketing uit Grondsl...
Literatuur: Basisboek Bedrijfseconomie 11e druk (Grondslagen van de marketing 8e druk,
klein onderdeel)
Tentamenstof:
Week 1 Investeren en financieren Week 5 Investeringsbeslissingen en afschrijvingsmethodieken
H1 De organisatie en haar omgeving H5 Investeringsprojecten
1.1 Consumenten en producenten 5.1 Investeringsprojecten
1.2 Profit- en non-profitorganisaties 5.2 Investeringsprojecten en cashflow
1.3 Ondernemingsactiviteiten 5.3 Beoordeling op basis van periodewinst
1.4 Rechtsvormen van ondernemingen 5.6 Leasing
H3 Financiële overzichten Afschrijvingsmethodieken
3.1 Investering en financiering H3.3. Winst versus kasmutatie
3.2 Balans en resultatenrekening H12.4 Economische levensduur en vervanging van duurzame productiemiddelen
H16 De jaarrekening nader bekeken
16.1 Balans
Week 6 Commerciële calculaties, activiteitskengetallen en loonkosten
H4 Financieel plan als onderdeel ondernemingsplan
H6 Werkkapitaalbeheer
4.2 Functies van het ondernemingsplan
6.1 De cashflowcyclus (incl. Opslagduur voorraden)
4.3 Onderdelen van het ondernemingsplan
6.2 Voorraadbeheer (incl. omzetsnelheid voorraden)
6.3 Debiteurenbeheer (incl. Gemiddelde krediettermijn debiteuren/crediteuren)
Week 2 Exploitatie- en liquiditeitsbegroting
Verhage: (Grondslagen van de Marketing)
H3 Financiële overzichten
12.1 De prijsbeslissing
3.2 Balans en resultatenrekening
12.2.1 De vraagcurve
H6 Werkkapitaalbeheer
12.6 t/m 12.6.3 Kostengeoriënteerde prijsbepaling
6.1 De cashflowcyclus
12.7.1 Vraag georiënteerde prijszetting
6.4 Liquiditeitsbeheer
H16 De jaarrekening nader bekeken
16.6 Resultatenrekening
H3 Opbrengsten/kosten –vs.- ontvangsten/uitgaven
3.3 Winst versus kasmutatie
Week 3 Prijsvorming en verschillenanalyse
H1 De organisatie en haar omgeving
1.5 Omzetbelasting
H11 Kostenstructuur
11.1 Vaste en variabele kosten
11.2 Break-evenanalyse
H12 Kostencalculaties
12.1 Integrale kostprijs en normale bezetting
12.2 Direct costing
12.3 Absorption costing en direct costing als instrumenten t.b.v. van de besluitvorming
H13 Indirecte kosten (reeds in jaar 1 behandeld)
13.1 Gevaren van onjuiste kostentoerekening
13.2 Deelcalculatie en equivalentiecijfermethode
13.3 Opslagmethoden
13.6 Productkostprijs en klantkostprijs
H14 Budgettering en verschillenanalyse
14.3 Verschillenanalyse
Week 4 Analyseren van de financiële situatie/ de hefboomwerking van de vermogensstructuur
H9 Beoordeling van de financiële structuur
9.1 Ratioanalyse
9.2 Rentabiliteitskengetallen (incl. Hefboomwerking)
9.3 Solvabiliteitskengetallen
9.4 Liquiditeitskengetallen
H16 De jaarrekening nader bekeken
16.1 Balans
16.6 Resultatenrekening
,College 1 (Investeren en financieren)
Hoofdstuk 1 – Ondernemingen en hun functie in de economie
1.1 Consumenten en producenten
Productieproces
In een productieorganisatie worden productiemiddelen bij elkaar gebracht en vervolgens in een
productieproces omgezet in producten. Een productieorganisatie opereert tussen twee markten: op
de inkoopmarkt worden de productiemiddelen verkregen, op de verkoopmarkt worden de
geproduceerde goederen of diensten verkocht.
Voortbrengingsproces
De grootte van de winst is afhankelijk van enerzijds de efficiency en anderzijds de effectiviteit van het
productieproces. Onder de efficiency wordt de doelmatigheid van het productieproces verstaan,
onder de effectiviteit de doelgerichtheid van het productieproces, ofwel de mate waarin het
eindproduct geschikt is om te voldoen aan de eisen van de afnemers. Het productieproces is efficiënt
als een gegeven hoeveelheid met zo gering mogelijke kosten wordt geproduceerd. Het is effectief als
dat een eindproduct oplevert dat in trek is bij de klanten, waar de klanten graag voor willen betalen.
,Een onderneming streeft naar winst
Een onderneming neemt deel aan het economische proces, opdat de eigenaren er ‘beter’ van
worden. Het streven naar winst onderscheidt ondernemingen van bedrijven in het algemeen. Elk
bedrijf brengt goederen en/ of diensten voort.
De externe relaties van een organisatie
- Organisatie
- Leveranciers
- Werknemersorganisaties
- Concurrenten
- Accountants
- Beleggingsadviseurs
- Werkgeversorganisaties
- Verschaffers van EV
- Overheid
- Belastingdienst
- Verschaffers van VV
- Klanten
1.2 Profit- en non-profitorganisaties
Profit
Dit wil zeggen dat er een winstoogmerk is binnen het bedrijf of de organisatie, zij streven alleen naar
winst.
Non-profit
Dit wil zeggen dat er geen winstoogmerk is, dit zijn geen bedrijven maar verenigingen of stichtingen.
1.3 Ondernemingsactiviteiten
De onderneming tracht winst te behalen door productiemiddelen in te kopen en die te gebruiken
door ze om te zetten in goederen of diensten die verkocht worden tegen een hogere prijs dan de
prijzen die betaald zijn op de inkoopmarkt.
,1.4 Rechtsvormen van ondernemingen
Een onderneming heeft een rechtsvorm. Door de keuze van de rechtsvorm wordt vastgelegd hoe de
juridische relaties binnen de onderneming en tussen de onderneming en de buitenwereld in elkaar
zitten.
Belangrijke punten die bepaald worden door die rechtsvorm zijn:
- Wie heeft het in de onderneming uiteindelijk voor het zeggen?
- Op welke manier kan de onderneming financieringsmiddelen aantrekken?
- Welke waarborgen zijn er voor het gedurende langere tijd kunnen voortbestaan van de
onderneming?
- In hoeverre zijn de eigenaren van de onderneming juridisch aansprakelijk voor de schulden
van de onderneming?
- Wat is de fiscale positie van de onderneming?
- In hoeverre dient de onderneming haar financiële cijfers openbaar te maken?
Hoofdstuk 3 - Financiële overzichten
3.1 Investering en financiering
Wie een onderneming drijft, dient te beschikken over productiemiddelen. Welke productiemiddelen
ingezet worden, hangt af van de activiteiten die de onderneming uitoefent.
Vaste activa
Vaste activa bewijzen gedurende langere tijd (meer dan een jaar) hun diensten aan de onderneming.
Bedrijfsgebouwen hebben een levensduur van tientallen jaren, transportmiddelen gaan meestal
tussen de 5 en 10 jaar mee.
Vlottende activa
Vlottende activa ontstaan en gaan teniet binnen een jaar. De tijd die verstrijkt tussen de inkoop en
het verbruik ban de voorraad zal meestal niet meer dan enkele maanden beslaan. Onder vlottende
activa vallen ook de vorderingen op afnemers aan wie al wel geleverd is, maar nog niet betaald
hebben.
, Eigen vermogen
Eigen vermogen is ter beschikking gesteld door de eigenaar/eigenaren van de onderneming. Het gaat
dan bijvoorbeeld om spaargeld dat door een startende ondernemer voor de zaak wordt gebruikt, of
om stortingen door aandeelhouders ter verkrijging van nieuwe aandelen in een nv of bv.
Vreemd vermogen
Vreemd vermogen is ter beschikking gesteld door schuldeisers. Er zijn dus geen formele
zeggenschapsrechten aan verbonden. Vreemd vermogen is tijdelijk vermogen, in de zin dat er van
tevoren afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling.
3.2 Balans en resultatenrekening
Balans
We kunnen op enig moment een confrontatie maken van enerzijds de waarde van de
productiemiddelen waarin de onderneming geïnvesteerd heeft (de activa) en anderzijds van de
manier waarop de investeringen gefinancierd zijn (de passiva). Een dergelijke momentopname heet
een balans. Normaliter heeft deze een T-vorm, waarbij aan de linkerzijde (debetzijde) de
investeringen opgesomd staan, en aan de rechterzijde (creditzijde) de financiering.
Resultatenrekening
In tegenstelling op de balans is een resultatenrekening een voor een bepaalde periode. Dit kan
verschillen over een maand, kwartaal of zelfs een jaar. In een resultatenrekening wordt de winst
nader geanalyseerd door te kijken naar welke opbrengsten en kosten gemaakt zijn in een bepaalde
periode.
- Opbrengsten zijn geldontvangsten in het verleden, heden of toekomst, die toegerekend
worden aan een bepaalde periode.
o Geldontvangsten leiden tot een toename van de liquide middelen. Opbrengsten
leiden tot een toename van het eigen vermogen.
- Kosten zijn gelduitgaven in het verleden, heden of toekomst, die toegerekend worden aan
een bepaalde periode.
o Gelduitgaven leiden tot een afname van de liquide middelen. Kosten leiden tot een
afname van het eigen vermogen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller easb_. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.