Volledige samenvatting van de voorgeschreven literatuur van het vak Belasting Toegevoegde Waarde (BTW). Door overzichtelijke stappenplannen/opsommingen is de stof makkelijker te begrijpen.
H5 t/m h8, h10 t/m h12, h14 en h15
November 10, 2019
36
2018/2019
Summary
Subjects
btw
samenvatting
belasting toegevoegde waarde
uva
ob
universiteit van amsterdam
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Fiscale Economie
Belasting Toegevoegde waarde (6012B0209Y)
All documents for this subject (7)
1
review
By: JanKes96 • 5 year ago
Seller
Follow
GreatMinds
Reviews received
Content preview
BTW
(week 1) H5: De ondernemer als belastingplichtige
1. De omzetbelasting is een belasting die ten doel heeft alle consumptieve uitgaven te
treffen door een heffing bij de toeleverancier van de consument. Deze toeleverancier
wordt in de wet aangeduid als ondernemer en in de Btw-richtlijn als
‘belastingplichtige’. De gevolgen van het ondernemerschap kunnen worden
onderscheiden in:
Materiële gevolgen:
o de ondernemer is verplicht over de door hem ter zake van zijn prestaties in
rekening gebrachte vergoedingen omzetbelasting te voldoen, tenzij een
vrijstelling van toepassing is.
o Bovendien kan alleen een ondernemer aan hem door toeleveranciers of
dienstverrichters in rekening gebrachte belasting en de bij invoer of
verwerving betaalde omzetbelasting in aftrek brengen.
Formele gevolgen:
o een ondernemer is verplicht een administratie te voeren die voldoet aan de
eisen van de wet. Dit geldt ook voor zijn ondernemersfacturen
Het ondernemerschap wordt in eerste instantie bepaald aan de hand van art. 7 lid 1 OB. 3
elementen in die omschrijving spelen een belangrijke rol bij de beoordeling of iemand als
ondernemer voor de omzetbelasting is aan te merken:
‘ieder’: niet alleen natuurlijke (rechts)personen maar ook allerlei
samenwerkingsverbanden, maatschappen, vof’s etc. Indien een
samenwerkingsverband (bijv. maatschap) als ondernemer wordt aangemerkt,
betekent dit dat de daarin participerende personen in beginsel niet afzonderlijk als
ondernemer worden beschouwd. Voorwaarde is dat de combinatie als een entiteit
deelneemt aan het economische verkeer. Voor het zijn van ‘ieder’ is het niet van
belang of de vorm waarin de activiteiten worden uitgeoefend ook civielrechtelijk
bestaat. Iedere entiteit die als zodanig optreedt kan voor de omzetbelasting als
afzonderlijke ondernemer worden aangemerkt. Ook een persoon die in het
buitenland woont of is gevestigd kan als ondernemer worden aangemerkt, wanneer
hij althans voldoet aan de aan het ondernemerschap gestelde eisen.
‘bedrijf’: de wetgever hanteert het woord ‘bedrijf’ en de ‘onderneming’ als
synoniemen in de Nederlandse jurisprudentie is in het verleden de volgende
omschrijving ontwikkeld: een bedrijf is een organisatie van kapitaal en arbeid, die
erop is gericht om in een duurzaam streven door deelname aan het economische
verkeer, maatschappelijke behoeften te bevredigen. Uitdrukkelijk wordt in de wet
het (uitoefenen van een) beroep en de exploitatie van een vermogensbestanddeel
om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen onder het begrip ‘bedrijf’ geschaard.
o Economisch activiteit: Zoals gezegd moet men een economische activiteit
verrichten om als belastingplichtige in de zin van de omzetbelasting te
worden aangemerkt. In art. 9 lid 1 is aangegeven hoe het begrip
‘economische activiteit’ omschreven kan worden: alle werkzaamheden van
een fabrikant, handelaar of dienstverrichter. Ook de exploitatie van een zaak
is een economische activiteit. Het Hof houdt altijd in ogenschouw (mbt. de
vraag of een tegen vergoeding verrichte prestatie als economische activiteit
, wordt aangemerkt) of de betrokkene actief stappen heeft ondernomen ‘door
middelen in te zetten’ die een fabrikant/dienstverrichter zouden hanteren om
hun prestaties te ‘promoten’.
o Opbrengstoogmerk: voor het ondernemerschap is in de eerste plaats vereist
dat tegen vergoeding prestaties (zullen) worden verricht. Er moet dus naar
opbrengst worden gestreefd, maar dat wil nog niet zeggen dat de persoon
ook naar winst moet streven om als ondernemer te worden aangemerkt. Om
als een belastbare handeling aangemerkt te kunnen worden, stelt de richtlijn
als eis dat de prestatie (door de richtlijn aangeduid als handeling), onder
bezwarende titel moet zijn verricht. Van een bezwarende titel is sprake
wanneer tussen prestatie en betaling een rechtstreeks verband bestaat. Niet
is vereist dat de vergoeding kostendekkend is.
Uit de Btw-richtlijn en de daarop gebaseerde jurisprudentie van het Hof kan
worden afgeleid dat het vereiste van het opbrengst-oogmerk zowel aan de
organisatie als aan iedere prestatie afzonderlijk wordt gesteld. Het is echter
niet altijd zo dat handelingen die opbrengst genereren altijd aan de
omzetbelasting zijn onderworpen. Zo kan soms met een prestatie wel een
opbrengst worden verkregen (en is de opbrengst in zekere zin ook beoogd),
maar de prestatie en de vergoeding hebben onderling niet een voldoende
rechtstreeks verband om tot een prestatie onder bezwarende titel in de zin
van de omzetbelasting te leiden.
o Regelmatig en incidenteel verrichte prestaties: de eis dat iemand regelmatig
moet presteren in het economisch verkeer om als ondernemer te worden
gezien, is in beginsel een objectivering van de eis dat men duurzaam moet
streven naar opbrengst. Uit dat regelmatige handelen kan dan weer het
duurzame streven worden afgeleid. Hoewel soms het verrichten van een
enkele prestatie voldoende is voor het verkrijgen van de hoedanigheid van
ondernemer moeten we ervan uitgaan dat iemand die incidenteel een
prestatie verricht in zijn algemeenheid nog geen ondernemer is.
o Het beroep: art. 7 lid 2 sub a stelt ‘beroep’ gelijk aan ‘bedrijf’. In dat verdere
artikelen wordt het bedrijf verder uitgebreid.
Het houden van aandelen en het verkrijgen van dividenden leiden niet tot een
economische activiteit (ondernemerschap).
‘zelfstandig: de eis van het zelfstandig verrichten van economische activiteiten is met
name gesteld om te voorkomen dat werknemers in loondienst in de heffing zouden
worden betrokken. De aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst is echter niet
doorslaggevend.
DGA is nooit een ondernemer voor de BTW.
De onderneming van de omzetbelasting kan ingedeeld worden in:
Begin van de onderneming: van ondernemerschap is dus sprake zodra er sprake is
van het zelfstandig uitoefenen van een bedrijf of beroep. Het is gebruikelijk dat de
kosten voor de baat uitgaan, maar is de in rekening gebrachte omzetbelasting
aftrekbaar wanneer je in de fase vóór starten onderneming zit? Rompelman arrest:
de voorbereidende handelingen moeten reeds tot de economische activiteiten van
een belastingplichtige worden gerekend en geven derhalve recht op aftrek van
voorbelasting. De betrokkene moet wel aantonen dat dat de goederen of diensten
, inderdaad ter voorbereiding van een later uit te oefenen bedrijfsactiviteit zijn
aangeschaft. Er moet dus een zakelijk oogmerk bestaan. De aard van het goed en het
tijdsverloop tussen de verwerving en de aanwending zijn van belang.
Reikwijdte van de onderneming: dit hangt af van de soort persoon:
o Natuurlijke personen: bij natuurlijke personen kan men naast een
ondernemerssfeer ook een privésfeer onderkennen.
o Rechtspersonen: in de OB ontbreekt een bepaling zoals in de VPB die bepaalt
dat lichamen geacht worden met hun gehele vermogen een onderneming te
drijven. Voor de OB dient dus op basis van een materiële toets ten aanzien
van alle activiteiten van de (rechts)persoon te worden vastgesteld of deze
prestaties plaatsvinden in de hoedanigheid van belastingplichtige.
Einde van de onderneming: de laatste liquidatiehandeling kan worden beschouwd als
het einde van het ondernemerschap. Dit betekent dat de verkoop van een
bedrijfspand na de beëindiging van de feitelijke bedrijfsuitoefening nog binnen het
kader van de onderneming kan geschieden. Het ondernemerschap duurt voort tot de
vereffening is beëindigd. Een failliete bv blijft als zodanig bestaan zolang de
vereffening duurt. In die periode blijft zij dus belastingplichtig voor de door haar
verrichte prestaties en kan zij derhalve ook de voorbelasting in aftrek brengen (HR:
Rompelman)
Prestaties om niet: zoals al eerder is vermeld is er geen sprake van een ondernemer
wanneer de handelingen verricht zijn om niet. Maar wat nou als een ondernemer prestaties
verricht om niet binnen een onderneming? Denk aan dienstverlening ‘om niet’ in de
zakelijke sfeer. Sinds 1 januari 2007 valt dienstverlening ‘om niet’ in de zakelijke sfeer niet
onder de fictieve heffingen. De HR (ij-veren II) vond dat alle prestaties die worden verricht in
het economische verkeer binnen het kader van de organisatie door middel waarvan de
onderneming wordt uitgeoefend, gezien worden als prestaties die in het kader van een
onderneming worden verricht. Dat de prestaties om niet worden verricht doet hier niet aan
af. Indien iemand prestaties tegen vergoeding verricht en uit dien hoofde ondernemer is, en
deze ondernemer daarnaast prestaties om niet verricht, is de voorbelasting die betrekking
heeft op de prestaties om niet volgens bovenstaand arrest derhalve aftrekbaar, indien:
De prestaties om niet worden verricht in het economische verkeer, en
De prestaties om niet worden verricht binnen het organisatorische kader van de
onderneming.
(dit ging dus nog over de periode vóór 2007), volgens het boek nog steeds piecie relevant)
de vermogensettiketeringsleer in zijn onverkorte vorm (in de zin van een keuzemogelijkheid
voor volledige aftrek en een correctie bij privégebruik) lijkt zowel voor zelfstandige
ondernemers, personenvennootschappen als voor bv’s en nv’s enzovoort alleen nog te
bestaan voor roerende zaken.
Om als ondernemer in de zin van art. 7 te worden aangemerkt, behoeft de persoon niet in
NL (of binnen de Unie) te zijn gevestigd. In een objectgerichte belasting gaat het namelijk
veeleer om de vraag of de handelingen in ons land belastbaar zijn en niet of het subject
belastbaar is in NL. dit wil niet zeggen dat het in de OB nooit van belang zou zijn om te weten
waar een ondernemer is gevestigd.
, Vestigingsplaats
Voor de vaststelling van de vraag waar een bepaalde prestatie belastbaar is, dient onder
omstandigheden te worden nagegaan waar de verrichter van de prestatie, of juist zijn
afnemer, woont of is gevestigd:
De primaire vestigingsplaats (hoofdhuis): de plaats waar de leiding van de vp is
gevestigd. Volgens het Hof (Panzer Luxemborg Sarl) dient bij het bepalen van de
plaats van de zetel van de bedrijfsuitoefening van een vp rekening te worden
gehouden met tal van factoren:
o Statutaire zetel
o De plaats van centrale bestuur
o De plaats waar het algemene beleid van de vp wordt bepaald
De secundaire vestigingsplaats (vaste inrichting) : voor de heffing van OB geldt dat
buitenlandse ondernemers zoveel mogelijk op dezelfde wijze als NLe
belastingplichtigen worden behandeld indien en voor zover zij in NL op
overeenkomstige wijze optreden als hier te lande gevestigde ondernemers. Die
gelijke behandeling is gekoppeld aan de aanwezigheid van een vaste inrichting. Een
vaste inrichting wordt omschreven als iedere andere inrichting dan het hoofdhuis die
gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een – wat
personeel en technische middelen betreft - geschikte structuur om de door haar te
verrichten diensten te kunnen verstrekken. De term ‘vast’ in vaste inrichting ziet
vooral op ‘niet-mobiele inrichtingen’. De prestaties tussen een hoofdvestiging en een
vaste inrichting vallen altijd uit het bereik van de OB.
FE
De FE is belastingplichtig en interne transacties/handelingen vallen buiten het bereik van de
OB. Volgens het HOF van Justitie laat de Btw-richtlijn de mogelijkheid open om ook niet-
ondernemers deel te laten uitmaken van een FE. NL laat toe dat bepaalde houdstervp die
formeel geen belastingplichtigen zijn toch tot de FE kunnen worden gerekend. Dit is het
geval indien sprake is van een holding die een sturende en beleidsbepalende functie heeft
binnen een concern. Volgens jurisprudentie kan dus een dergelijke holdingmaatschappij ook
zonder dat zij vergoedingen in rekening brengt deel uitmaken van een FE (hoewel het dus
niet als ondernemer wordt beschouwd).
Voor het bestaan van een FE is op grond van richtlijn en wet vereist dat de deelnemers in
financieel, organisatorisch en economisch opzicht nauw verweven zijn. In de NL e
jurisprudentie zijn deze verwevenheden als volgt ingevuld.
Eenheid in financieel opzicht: wanneer een persoon, bijvoorbeeld een bv voor meer
dan 50% deelneemt in het bedrijfskapitaal van (een) ander(en). Het kan ook zijn dat
een natuurlijk persoon een aantal rechtspersonen middellijk of onmiddellijk beheerst
door aandelenbezit. Voor rechtspersonen die niet een in aandelen verdeeld kapitaal
hebben (zoals stichtingen), is er pas sprake van financiële verwevenheid indien ‘de
financiële positie en/of de financiële gedragingen van het ene lichaam rechtstreeks
afhankelijk van, dan wel rechtstreeks van invloed is op, de financiële positie van het
andere lichaam.
Eenheid in organisatorisch opzicht: indien de bestuursfunctie zijn de verschillende
onderdelen van de eenheid door eenzelfde persoon dan wel eenzelfde groep van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller GreatMinds. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.99. You're not tied to anything after your purchase.