Week 1 beginselen straftheorieën en de structuur van het strafbare feit
De zwarte Ruiter:
- De casus: een man met 21 broers en zussen, veroordeeld voor veel ernstige
roofovervallen
- Verminderende toerekenbaarheid
- De toegemeten sancties
- Straf naar mate van schuld?
Aard en functie(s) materieel strafrecht
Enkele voorbeelden:
Wat is (materieel) strafrecht? Een definitie
- Strafrecht is sanctierecht
- Rechtsbescherming en instrumentaliteit
- Dogmatiek en systematiek van het strafrecht
Waartoe bestaat (materieel)strafrecht?
- Hoofddoel: voorkómen van eigenrichting
- Achtergrond: maatschappelijk contract-denken
- Rechtvaardigingstheorieën
Rechtsvaardigingstheorieën I: retributivisme
Vergelding als grondslag straf:
- Absolute theorie: rechtvaardiging los van effecten (quia peccatum)
- Bestraffing schuldigen is verdiend en daarmee intrinsiek goed
- Proportionaliteit van de straf
- Herstel van een balans
- Retrospectieve oriëntatie
Twee varianten:
- Positief: gerechtigheid eist bestraffing van schuldige
- Negatief: alleen schuldige mag (niet: moet) worden bestraft.
Rechtsvaardigingstheorieën II: utilitarisme
Verwacht nut als grondslag straf:
- Relatieve theorie: rechtvaardiging gebonden aan effecten (ne peccetur)
- Straf is geen ‘recht’ maar een instrument voor toekomstig doel
- Prospectieve oriëntatie
Twee spiegelbeeldige varianten:
- Utiliteit als algemene rechtvaardiging, aangevuld met negatief retributivisme
- Vergelding als algemene rechtvaardiging, afgezwakt met utilitaristische
overwegingen
Tweede variant is dominant in Nederland:
- Scherpe kanten van zuiver utilitarisme en retributivisme afgeslepen
- Maar biedt de theorie werkelijk houvast?
- Eclecticisme in de praktijk uitwerking?
- Terug naar de Zwarte Ruiter..
De structuur van het strafbare feit:
Drie dimensies:
1. Historisch
2. Wettelijk -> typen delicten:
1) Misdrijven en overtredingen
2) Materieel en formeel omschreven
3) Commissie- en omissiedelicten
4) Krenkings- en gevaarzettingsdelicten
5) Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten
3. Juridisch -> voorwaarden voor strafbaarheid: art. 350 Sv
1) Gedraging – Handelen en nalaten - Bewijs TLL
2) Wettelijke delictsomschrijving – legaliteitsbeginsel – Kwalificatie
3) Wederrechtelijk – als element verondersteld – feit strafbaar
4) Verwijtbaarheid – als element verondersteld – verdachte strafbaar
Voorwaarden voor strafbaarheid:
Systeem van de wetgever van 1886:
1. Gedraging
2. Delictsomschrijving
Misdrijf: opzet/culpa
Overtreding: ‘materieel recht’
Strafbaar tenzij wettelijke strafuitsluitingsgrond (s.u.g.) toepasselijk
Ontwikkelingen in de dogmatiek:
Introductie elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid
Koppeling van de s.u.g.’s aan beide elementen
, Onderscheid rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden
Melk en water, je mag geen melk verkopen als volle melk als er te veel water bij is.
Daderschap: tot wie richt zich de strafbepaling?
Wat is daderschap?
- Het vervullen van de delictsomschrijving
- Handelen en nalaten
Wie bewerkstelligt het verboden gedrag?
- Wie is normadressaat?
- Kwaliteitsdelicten
- Verboden toestand of zorgplicht? (HR Laadbak)
Van ‘gewilde spierbeweging’ naar ‘vergeestelijkt’ daderschap
- Functioneel daderschap (verder week 42)
- Strafrechtelijke aansprakelijkheid vanwege functionele verantwoordelijkheid
- Uitbreiding van strafrechtelijke aansprakelijkheid
- Niet ieder delict kan functioneel worden geïnterpreteerd.
Melk en water: schuld geen bestanddeel. (Verwijtbaarheid) HR: ook al staat niet
uitdrukkelijk vermeld dat de dader schuld moet hebben, dan betekent dat nog niet
dat iemand gestraft kan worden als er sprake is van AVAS.
schuld door de DO: opzet schuld
AVAS; als die ontbreekt dan ben je niet strafbaar
Bij de knecht ontbreekt schuld en daarom geen straf voor de knecht.
Week 1:
Zelfstudie:
1. Bestanddelen zijn de voorwaarden die voor de strafbaarheid bij een bepaald delict in
de delictsomschrijving zijn opgenomen van de betreffende
strafbepaling. Elementen zijn juist de voorwaarden die niet in de delictsomschrijving
zijn opgenomen.
2. Formele delicten: gaat om de gedragingen
Materiele delicten: gaat om het gevolg
3. Gekwalificeerde delicten: strafbaar feit waarbij extra bestanddelen zijn toegevoegd
aan een eerder strafbaar gesteld feit, de maximale straf is hierbij hoger.
Geprivilegieerde delicten: strafbaar feit waarop, gelet op de specifiek hoedanigheid
van de dader, een lagere straf is ingesteld.
4. Krenkingsdelicten: het kwaad is hier al geschied (het leed is al veroorzaakt) en
daarop richt de strafrechtelijke reactie (richt zich op vergelding) (krenking van een
rechtsbelang)
, Gevaarzettingsdelicten: delict van het in gevaar zetten van een rechtsbelang.
5. Drie dimensies strafrechtelijk legaliteitsbeginsel (art. 1 WvSr):
1) Constitutionele dimensie: de wetgever is verleend bij wet tot het geven van
straffen. Instrumenteels: wie mag wat?
2) Recht beschermende dimensie: de wet stelt grenzen aan de wet tot straffen, dus
wat mag en niet mag.
3) Generaal preventie dimensie: de wet stelt grenzen aan gedrag, je behoort de wet
te kennen.
6. Deelnormen strafrechtelijk legaliteitsbeginsel:
1) Verbod op analogie: analogische interpretatie/toepassing van een wetsbepaling is
verboden.
2) Strafbepaling: er moet sprake zijn van een wettelijke grondslag voor
strafbaarstelling.
3) Geen terugwerkende kracht: op het moment dat de onrechtmatige daad
gepleegd is, moet reeds de strafbaarstelling geldig zijn.
7. Interpretatiemethoden:
1) Grammaticale: letter van de wet
2) Wetshistorische: historie van de wet
3) Wet systematische: uitgaat van het systeem van de wet
4) Teleologische: uitgaat van het doel, strekking of ratio
8. Extensieve interpretatie: ruim opvatten van de wet, waardoor meer handelingen
onder die wet vallen, dan oorspronkelijk zijn bedoeld door de wetgever.
Analogische interpretatie: de rechter gebruikt vergelijkbare gevallen onder de wet,
zonder dat de wetgever dit bedoeld heeft.
9. Analogie is altijd verboden
10. Nee
11. Kwaliteitsdelict: een delict dat zijn alleen richt tot een normadressaat (= de
normadressaat is degene op wie de wettelijke verplichting rust om de norm na te
leven.)
12. Positief retributivisme: iemand die straf verdient moet deze dan ook (proportioneel)
krijgen.
Negatief retributivisme: niemand mag zwaarder gestraft worden dan verdiend.
(lichter mag wel)
13. Beccaria is een utilitaristisch denker, omdat volgens hem de doelstelling van elke
wetgeving maximaal geluk voor een maximaal aantal mensen moet zijn en dit is het
utilitarisme.
14. ?
15. Verenigingstheorie: theorieën het combineren van vergelding en voorkomen van
misdrijven juist als uitgangspunt genomen
16. – zie hieronder bij kennisclip
17. ?
Kennisclip:
Dominante moraalfilosofie:
- Morele verantwoordelijkheid voor resultaten van onze handelingen hangt
rechtstreeks af van de mate waarin de resultaten gewild zijn. (Kant)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmaandela. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.83. You're not tied to anything after your purchase.