Met deze samenvatting heb ik een 9 gehaald voor mijn tentamen. De theorie is gekoppeld aan de praktijk waardoor het heel goed te begrijpen is. De hoofdstukken 3,4,5 en 6 worden behandeld. ISBN: 2160. Onderwijskunde A3.
Samenvatting meer dan onderwijs
Hoofdstuk 3 Hoe kinderen leren
3.1 Inleiding en definitie
We zeggen dat iemand leert of iets heeft geleerd wanneer we een relatief stabiele verandering in zijn
of haar gedrag constateren.
Een leeractiviteit is een verzameling van handelingen die tot een bepaald doel leiden.
3.2 Spel en verhalen
Het spel is de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind met een wereld die nog alles kan
blijken te zijn.
Homo ludens=spelend mens. De menselijke beschaving ontplooit zich in spel en als spel .
Bij het opnieuw definieren van spel moet recht worden gedaan aan een drietal aspecten:
• De deelname is op vrijwillige basis (intrinsiek gemotiveerd)
• Uitgesproken en niet uitgesproken regels spelen een belangrijke rol
• Er is tegelijkertijd ruimte voor vrijheid van handelen
De spanning die tussen deze drie aspecten zit maat spelen tot een boeiende activiteit.
Spelvormen:
- Oefenspel/Manipulatief spel → speelgoed vastpakken, ruiken, voelen proeven (tot 1 jaar).
Senso-motorisch spel en senso-patisch spel (zintuiglijk beleven)
- Experimenteer spel→ erg belangrijk voor de ontwikkeling. Het zelf leren eten van yoghurt etc
- Functioneel spel→ vanaf 13 maanden, gaan er echt mee spelen. Speelgoed wordt op de
juiste manier gebruikt.
- Constructie spel→ wanneer een kind vervormend, samenvoegend of hergroeperend met
materialen en ideeën omgaat.
- Rollenspel →
- Symbolisch spel → ze kiezen voor zichzelf een rol. Ik speel schoonmaker want ik heb
een bezem. Nog niet interactief.
- Imitatiespel → bijvoorbeeld de ouders nadoen.
- Regelspel, vanaf 5 jaar → Spelen volgens vaste regels. Ik ben mama en jij bent papa.
Interactie met andere kinderen.
- Receptief spel → kind neemt informatie op uit de buitenwereld en verwerkt deze. Luisteren
naar muziek, lezen van boeken, kijken naar documentaires. Kenmerkend is dat het kind op
spelende wijze veel info opneemt.
Spelontwikkeling
1. Manipulatief spel
2. Functionele spel (13 maanden)
3. Symbolisch spel
4. Regelspel (na het vijfde jaar)
De didactiek van leeromgevingen
- Regime 1: de leraar probeert alle functies in eigen hand te houden (leraar-gestuurd
onderwijs)
- Regime 2: Leerfuncties worden tussen leraar en leerlingen verdeeld (gedeelde sturing)
- Regime 3: De leerlingen nemen de leerfuncties mogelijk over (leerling-gestuurd onderwijs)
3.4 Ontwikkelingsniveau en leren
- Visueel associatiegebied → visueel waarnemingsvermogen
, - Gebied van Broca → produceren van gesproken taal
- Frontale cortex → abstract denken en problemen oplossen
- Temporale cortex → onthouden van feiten
- Gebied van Wernicke → begrijpen van taal
- Motorische cortex → besturen van ledematen
3.5 Leren als proces
Intelligentie is het vermogen doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de
omgeving om te gaan.
Gardner ontwikkelde een theorie van de meervoudige intelligentie (MI). Hij vindt dat we minder tijd
moeten besteden aan het categoriseren van kinderen en meer tijd moeten uittrekken om hen te
helpen hun natuurlijke capaciteiten en gaven te ontdekken en ontwikkelen.
Hij definieert intelligentie als ‘het vermogen van de mens om problemen op te lossen en producten
te maken die in de cultuur gewaardeerd worden’. Hij spreekt van zeven verschillende intelligenties:
- De talige intelligentie → denkt in woorden en formuleert makkelijk. Houdt van lezen,
schrijven en praten.
- De logisch-mathematische intelligentie → geïnteresseerd in getallen en speelt er graag mee.
Denkt zorgvuldig na en heroverweegt bij het oplossen van problemen.
- Visueel-ruimtelijke intelligentie → neemt de werkelijkheid waar via beelden en kleuren. Hij
denkt en schrijft plastisch (in beelden). Kan zich snel oriënteren in gebouwen, wijken etc.
Werkt graag met grafieken en overzichten.
- Muzikaal-ritmische intelligentie → neemt snel melodieën op, zingt graag. Is een boeiende
verteller en heeft een sterk ritme gevoel.
- Lichamelijke- kinesthetische intelligentie → vermogen zich te bewegen. Houdt van sport en
maakt snel lichamelijk contact. Sleutelt en knutselt graag.
- Interpersoonlijke intelligentie → houdt van contact met anderen en werkt graag samen.
Voelt aan waar de ander zich mee bezig houdt. Houdt van gezelligheid en is bereid om
anderen te helpen.
- Intrapersoonlijke intelligentie → blijft op de achtergrond. Leeft in eigen wereld en houdt van
dagdromen. Stelt hoge eisen aan zichzelf en kent zijn zwakke en goede punten. Heeft gevoel
voor poëzie, filosofie en reflectie en schrijft in een dagboek.
- Natuurgerichte intelligentie → herkent snel kenmerken van planten en dieren. Observeert en
verklaart veranderingen in de natuur. Maakt contact met dieren.
Volgens Goleman is emotionele kennis erg belangrijk voor het IQ. Hij zegt dat de intelligentie in de
emotie is verankerd. Emotionele intelligentie is het vermogen je eigen emoties en die van een ander
waar te nemen, te begrijpen en dit tot denken en handelen aan te zetten.
De 5 belangrijkste EQ-eigenschappen zijn:
1. Zelfkennis → weten wat je voelt
2. Optimisme → denken positief over de dingen die ze doen en laten zich niet snel uit het veld
slaan
3. Kunnen afzien → kunnen opbrengen om aan iets te werken wat je op langere termijn wilt
bereiken
4. Empathie → verplaatsen in een ander
5. Sociale vaardigheden → goed omgaan met zowel bekenden als vreemden
Leerproces volgens Gal’perin:
- Vorming van een oriëntatiebasis → kind oriënteert zichzelf op wat het straks gaat doen
- De materiele handeling → kind gaat tellen dmv snoepjes
- De verbale handeling → de woorden gaan langzamerhand de plaats in nemen van de
materiële handeling.
, - De mentale handeling → de verbale handeling eindigt met het ‘in zichzelf spreken’. Tijdens
deze handeling kan het kind het hele proces in het hoofd afspelen. Belangrijk is dat het
proces dan steeds korter kan.
Cognitieve handelingsstructuren hebben betrekking op bewuste activiteiten zoals denken, oordelen,
weten etc.
Non-cognitieve handelingsstructuren zijn niet gebaseerd op bewuste activiteiten of cognitieve
processen. Zoals schrijven, fietsen, zwemmen, spreken etc. Dit zijn dus meer dingen die je
automatisch doet. Zonder tussenkomst van het bewust denken wordt de handeling uitgevoerd.
Leervormen volgens Parreren:
- Vorming van automatismen → processen uit het non-cognitieve deel. Zoals schrijven, gooien
met een bal, hanteren van gereedschap
- Incidenteel leren → het leren gaat vanzelf. Zonder dat het kind het door heeft is er toch een
cognitieve handelingsstructuur ontstaan.
- Memoriseren → letterlijk uit het hoofd leren van iets. Het gaat niet om begrijpen.
- Verwerven van zinvolle feitenkennis → opnemen van feitelijke kennis.
- Leren van woordbetekenissen → leren van woorden als symbolen ter aanduiding van
begrippen.
- Leren van begripsgedrag → om te kunnen bepalen of een mus een vogel is moet je
overeenkomstige eigenschappen met verschillende dieren vergelijken.
- Inzicht bevorderend leren → bedoeling is dat het kind een cognitieve handelingsstructuur
verwerft, waardoor het inzicht krijgt en zich in nieuwe situaties kan redden. Het leren
aanpakken van problemen.
Heuristieken zijn algemene cognitieve strategieën om problemen op te lossen. Het probleem
wordt op een bepaalde manier benadert dat het kind een oplossing ziet. Ze garanderen dus
geen oplossing maar wijzen een zoekmanier die de kans op een oplossing verhoogd.
Algoritmen zijn oplossingsmethoden die een oplossing garanderen. Algoritmen zijn meestal
specifiek, dus gebonden aan een bepaald vak of soort probleem.
- Meta-cognitieve kennis en vaardigheden → kennis hebben over je eigen functioneren.
Leerstijltheorie van Vermunt
Leerstijl= een samenhangend geheel van leerstrategieën, leermodellen en leeroriëntatie, dat
kenmerkend is voor een lerende in een bepaalde periode.
Vermunt onderscheidt vier leerstijlen:
1. Betekenisvolle leerstijl → student zoekt gericht in leerboeken, is uit op nieuwe inzichten,
goed in onderscheiden van hoofd- en bijzaken.
2. Toepassingsgerichte leerstijl → bedenkt zelf voorbeelden bij de leerstof, stuurt zichzelf aan
maar laat dit de docent ook doen. Als de stof niet voldoende toepassingsmogelijkheden
heeft haakt hij af.
3. Reproductiegerichte leerstijl → student laat zich sturen door anderen. Student kan slecht
zelfstandig werken en heeft veel sturing nodig.
4. Ongerichte leerstijl → student weet niet op welke manier hij de leerstof benadert. Hij is
stuurloos: stuurt zichzelf niet aan en laat hem ook niet aansturen.
Om achter iemands leerstijl te komen hanteert Vermunt vier dimensies:
- Cognitieve verwerking
- Regulatievoorkeur
- Leermodel of leerconcept
- Leeroriëntatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittjongejan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.10. You're not tied to anything after your purchase.