In deze samenvatting komen de volgende hoofdstukken aanbod:
H1: Belleggen en de vermogensmarkt
H2: Risico en rendement
H3: Nominale titels
H4: Aandelen
H6: Vastgoed
H7: Portefeuillevorming
,H1: BELEGGEN EN DE VERMOGENSMARKT
Vermogensmarkt:
Vermogensmarkt: markt waarop financiële titels worden verhandeld.
Vermogensmarkt bestaat uit een aantal deelmarkten-> financiële markten. Beleggers opereren aan
de aanbodkant van de financiële markten, waar zij financiële titels kopen.
- Financieringssaldi:
Vermogensmarkt zorgt ervoor dat overschotten aan financiële middelen terecht komen op plaatsen
waar tekorten aan financiële middelen bestaan.
Economie wordt ingedeeld in 3 sectoren om zo de overschotten en tekorten in beeld te brengen->
bedrijven, gezinnen en overheid.
Bestedingen: betalingen die gedaan worden om goederen en diensten aan te kopen.
Inkomensoverdrachten: betalingen waar geen levering van goederen en diensten tegenover staat->
subsidies en belastingen.
Financieringssaldo: het verschil tussen ontvangsten en uitgaven van een sector.
Er geldt: financieringssaldo gezinnen + financieringssaldo bedrijven + financieringssaldo overheid +
financieringssaldo buitenland = 0
Heeft een bepaalde sector een tekort, dan staat daar een overschot tegenover-> het totaal van de
financieringssaldi is 0.
Vermogensmarkt zorgt ervoor dat de overschotten van de ene sector worden aangewend om de
tekorten van de andere sector te financieren.
Mogelijk op 2 manieren:
1. Directe financiering: rechtstreeks financiële middelen van een sector met een overschot naar
een sector met een tekort vloeien-> bedrijven kunnen aandelen uitgeven die door gezinnen
worden gekocht.
2. Indirecte financiering: middelen uit een overschot sector kunnen een tekortsector via een
omweg bereiken-> gezinnen kunnen hun overschotten in de vorm van spaargelden bij
banken uitzetten terwijl banken met die middelen obligaties van bedrijven kopen.
In beide gevallen worden per saldo de middelen die de overschotsectoren ter beschikking stellen
geruild tegen financiële titels.
- Financiële titels:
Financiële titels/ vermogen titels: geven recht op toekomstig geld-> voorbeelden: spaartegoeden,
deposito’s, aandelen en obligaties.
Verschil effecten en boekvorderingen:
- Effecten: verhandelbare waardepapieren-> obligaties en aandelen.
- Boekvorderingen: is alleen te zien in de boeken van de bank en van de eigenaar->
spaartegoed of een deposito.
,Effecten zijn gemakkelijker te verhandelen op de beurs dan boekvorderingen.
Onderscheid in nominale en zakelijke financiële titels:
- Nominale titel: geeft recht op een in geld vaststaand bedrag-> obligatie.
- Zakelijke titel: geeft recht op een zakelijk actief, zodat de waarde van een dergelijke titel
bepaald wordt door de waarde van dat zakelijke actief-> aandeel.
Effecten: Boekvorderingen:
Nominale titels: Obligaties Spaartegoeden
Commercial paper Hypothecaire kredieten
Zakelijke titels: Aandelen van NV’s Eigen vermogen ingebracht in
VOF
Derivaten: afgeleide financiële titels-> zijn gebaseerd op andere titels bv een optie. Optie geeft
rechten op een andere titel. Functie van derivaten: overdracht van risico.
Oorspronkelijke financiële titels: spelen de centrale rol in de overdracht van financiële middelen
tussen sectoren met een overschot en sectoren met een tekort.
- Financiële markten:
Vermogensmarkt kan ingedeeld worden in financiële markten:
- Indeling naar looptijd van de verhandelde financiële titels.
o Geldmarkt: financiële titels verhandeld met een resterende looptijd tot en met een
jaar.
o Kapitaalmarkt: financiële titels met een resterende looptijd van meer dan een jaar.
- Openheid van de markt.
o Openbare markt: gemakkelijk toegankelijk en heeft doorgaans de vorm van een
beurs. Hier worden vooral effecten verhandeld.
o Onderhandse markt: meer besloten-> markt voor woninghypotheken. Hier worden
vooral boekvorderingen verhandeld.
- Onderscheid in primaire en secundaire markten.
o Primaire markt: markt voor nieuw uitgegeven financiële titels-> vermogenstekorten
worden gefinancierd.
o Secundaire markt: hier worden bestaande vermogenstitels verhandeld.
- Beleggen:
Beleggers stellen financiële middelen ter beschikking in ruil voor financiële titels-> beleggers
opereren aan de aanbodkant van de vermogensmarkt.
Beleggen: het omzetten van geld in financiële titels en andere vermogensobjecten met als doel het
behalen van rendement.
Vermogensobjecten: vastgoed, aandelen en deelnemingen, obligaties, derivaten en leningen.
Totale rendement dat behaald kan worden op een beleggingsobject bestaat uit direct en indirect
rendement.
- Direct rendement: ontstaat door dividenduitkeringen, rentebetalingen en netto
huuropbrengsten.
- Indirect rendement: de waardeverandering van het vermogensobject als percentage van het
belegde bedrag. Indirect rendement is het gevolg van veranderingen in de beurskoers of de
verkoopwaarde.
, Om risico’s te minimaliseren-> spreiding, goede verdeling van het te beleggen vermogen over de
verschillende beleggingscategorieën, zoals nominale titels, zakelijke titels, derivaten en vastgoed.
Rente:
Rente is de prijs die op de vermogensmarkt wordt betaald.
Geldmarktrente (benchmark): rente die banken aan elkaar in rekening brengen voor driemaands
deposito’s in euro’s.
Kapitaalmarktrente bestaat uit 2 benchmarks:
1. Effectieve rendement op staatsleningen
2. Swaprente-> vaste tarief op renteswaps.
Hoogte van de rente wordt bepaald door: vraag- en aanbodverhoudingen op de vermogensmarkt, de
inflatieverwachtingen, de invloed van de buitenlandse rente in samenhang met de wisselkoers en het
monetaire beleid.
- Vraag en aanbod op de markt:
Sectoren met een financieringsoverschot leveren het aanbod.
De vraag wordt uitgeoefend door de sectoren met een financieringstekort.
Door middel van vraag en aanbod komt de prijs, de rentevoet, tot stand.
Omvang van het aanbod wordt vooral bepaald door de omvang van de gezinsbesparingen-> deze valt
onder te verdelen in 2 categorieën:
1. Contractuele besparingen: verlopen via premiebetalingen aan levensverzekeraars en
pensioenfondsen.
2. Vrije besparingen: hieronder vallen bv de besparingen via de banken.
Omvang van de besparingen is afhankelijk van: de leeftijdsopbouw van de bevolking en het nationale
inkomen.
Vraag van bedrijven wordt bepaald door de mate waarin er investeringen gefinancierd moeten
worden. Hoe gunstiger de winstverwachtingen, hoe meer de bedrijven zullen investeren.
Bij hoogconjunctuur zullen bedrijven meer vraag op de vermogensmarkt uitoefenen-> rente bij
hoogconjunctuur is relatief hoog.
Of de sector overheid een tekort of overschot heeft, is afhankelijk van de mate waarin de
overheidsuitgaven via overheidsinkomsten zoals belastingen en premies gefinancierd worden.
Bij een toename van het aanbod verschuift de aanbodlijn naar rechts-> naar beneden, de
evenwichtsrentevoet neemt dan af.
Bij een toename van de vraag verschuift de vraaglijn naar rechts-> omhoog, de evenwichtsrentevoet
neemt dan toe.
- Inflatieverwachtingen:
Inflatie -stijging van het prijspeil- is van grote invloed op de rente.
Bij inflatie daalt de waarde van het vermogen-> belegger wil voor deze waardedaling een
compensatie in de vorm van rente.
Nominale rente: rente uitgedrukt in geld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller andel-odink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.86. You're not tied to anything after your purchase.