Examenvragen: De Globale Economie
Dit document bevat een uitgebreide verzameling van meer dan 90 examenvragen,
compleet met antwoorden.
Deze examenvragen zijn bedoeld om je voor te bereiden op examens door een
breed scala aan mogelijke vraagstukken te verkennen die je tijdens je studie
kunt tegenkomen.
Dit document dient als een waardevol hulpmiddel bij het herhalen van de
leerstof en het versterken van je begrip van de complexe thema's die in De
Globale Economie aan bod komen. Of je nu op zoek bent naar een manier om je
voor te bereiden op een aanstaand examen, je begrip van specifieke onderwerpen
wilt verdiepen, of gewoon je kennis wilt toetsen, dit document biedt de
ondersteuning die je nodig hebt.
Veel succes
Paastoets 2021...............................................................2
Paastoets 2024..............................................................10
Examen juni 2021............................................................18
Examen augustus 2021........................................................34
1
,Paastoets 2021
Vraag 1
A. Volgens de wet van Say zal een toename van het aanbod leiden tot een afname van de
vraag.
B. Volgens de macro-economie is geld neutraal. Dit betekent dat een toename van de
nominale geldhoeveelheid geen effect kan hebben op reële productie.
C. De identiteit van Fisher stelt dat de nominale waarde van de stroom van
goederen en diensten op elk moment gelijk moet zijn aan de geldstroom die
gebruikt wordt om de transacties van deze goederen en diensten mogelijk te
maken.
D. Wanneer een individuele spaarder een groter deel van zijn inkomen spaart zal zijn
inkomen dalen waardoor hij minder kan sparen. Dit is de spaarparadox.
Vraag 2
Beschouw onderstaand 45°-diagram van een open economie met overheid.
Welke uitspraak is juist?
A. Bij een inkomensniveau 𝑌1 zijn de koopkrachtinjecties kleiner dan de koopkrachtlekken.
B. Bij het evenwichtsinkomen is het saldo van de handelsbalans positief.
C. Bij inkomensniveau 𝑌2 zijn de koopkrachtinjecties kleiner dan de koopkrachtlekken.
D. Bij het inkomensniveau 𝑌3 zijn de feitelijke investeringen kleiner dan de
geplande investeringen.
2
,Vraag 3
Welke uitspraak is juist?
A. Het inkomen van een Belgische inwoner die elke dag in Nederland gaat werken
maakt deel uit van het bbp van België en van het bni van Nederland.
B. Stel dat er op de wereld slechts twee landen zijn, België en Nederland. In de
statistieken lezen we af dat het bni van België groter is dan het bbp van België.
Hieruit kunnen we afleiden dat het bbp van Nederland groter is dan het bni van
Nederland.
C. Volgens de inkomensbenadering zal het bbp toenemen bij een toename
van de werkloosheidsvergoedingen, ceteris paribus.
D. Indien in België het bbp gelijk is aan het netto nationaal inkomen, dan zijn de
factorinkomens verdiend in het buitenland gelijk aan de factorinkomens betaald aan het
buitenland.
Vraag 4
Beschouw het 45°-model in een open economie met overheid. De autonome invoer (𝑍0) neemt toe.
Welke uitspraak is juist?
A. De evenwichtsoutput zal toenemen. De toename zal groter zijn naarmate de
marginale invoerquote (𝑧) groter is.
B. De evenwichtsoutput zal toenemen. De toename zal groter zijn naarmate de
marginale invoerquote (𝑧 ) kleiner is.
C. De evenwichtsoutput zal afnemen. De afname zal groter zijn naarmate de
marginale invoerquote (𝑧) groter is.
D. De evenwichtsoutput zal afnemen. De afname zal groter zijn naarmate de
marginale invoerquote (𝒛) kleiner is.
3
, Vraag 5
Beschouw de geldmarkt in onderstaande grafiek:
Welke van onderstaande gebeurtenissen leidt, ceteris paribus, tot het effect voorgesteld in
bovenstaande grafiek bij een partiële analyse van de geldmarkt?
A. Het publiek ontwikkelt een grotere voorkeur voor giraal geld ten opzichte van
chartaal geld.
B. De centrale bank verkoopt overheidspapier op de open markt.
C. De centrale bank verlaagt haar goudreserves.
D. De banken houden meer kasreserves aan.
Vraag 6
In een fictieve economie vinden we volgende gegevens:
Afschrijvingen: 18 000 euro
Bruto investeringen in vaste activa: 55 000 euro
Consumptie: 124 000 euro
Export: 225 000 euro
Factorinkomens betaald door het buitenland: 24 000 euro
Factorinkomens betaald aan het buitenland: 36 000 euro
Import: 230 000 euro
Netto nationaal inkomen: 250 000 euro
Netto transfers: 30 000 euro
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tobiasverlinden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.83. You're not tied to anything after your purchase.