100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting staats- en bestuursrecht $5.96   Add to cart

Summary

samenvatting staats- en bestuursrecht

1 review
 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting inleiding staats- en bestuursrecht

Preview 4 out of 56  pages

  • November 12, 2019
  • 56
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: 2000quintensq • 3 year ago

avatar-seller
Staatsrecht H2.

Recht dat is gesteld door en geldt binnen staat. Gewoonlijk recht bedoeld dat ziet op inhoud en
functioneren van de instellingen van de staat. Bevat mede regels om bevoegdheden te stellen en
besluiten te nemen.

- Wie is bevoegd tot het stellen van regels en het nemen van besluiten?
- Waarop is die bevoegdheid gebaseerd?
- Wat is de grondslag in de grondwet, wet of andere regels?
- Welke zijn de grenzen van een toegekende bevoegdheid?
- Welke andere normen begrenzen overigens de uitoefening van een toegekende
bevoegdheid?
- Wie ziet toe, wie bewaakt dat bevoegdheden correct en conform de verschillende regels
worden uitgevoerd?

i.p.v. staatsrecht ook wel eens constitutioneel recht of institutioneel recht.

Bestuursrecht ziet primair op de bestuursbevoegdheid van de organen van de staat.
apart rechtsgebied, vooral in Frankrijk. In Engeland en de VS eerst niet zo, maar laatste jaren ook
gezien als apart rechtsgebied.
in Nederland Awb, deze heeft flink bijgedragen aan ontwikkeling van bestuursrecht.

Staat:

- Er is sprake van een territoriale organisatie
- Die gezag over een op het grondgebied woonachtige bevolking uitoefent.
- En daartoe over machtsmiddelen beschikt, zoals het machtsmonopolie.

Soms: nationale staat  bevolking vormt soort van eenheid.

Internationaal gezien een staat  erkenning. Er spelen hier soms ook politieke aspecten een rol.

EU geen staat, want is internationale organisatie. Er is ook geen sprake van een Europees volk.

EU wel al best wat trekjes van een federale staat.

Soevereiniteit (internationaal): een staat heeft op zijn grondgebied het exclusieve geweldsmonopolie
en andere staten mogen zich niet bemoeien met de interne aangelegenheden van een staat.

Kan ook betekenen waar in de staat het hoogste gezag ligt.

Ook kan het betekenen: het pakket aan bevoegdheden dat in het algemeen cruciaal gevonden wordt
om te kunnen spreken van een ‘soevereine staat’.

Ten slotte kan het ook betekenen: de filosofische of theoretische grondslag van de staat en het
overheidsgezag.

‘volk is de soeverein binnen staat’

Grondwetgever hoogste soeverein in Nederland.

Alle staten hebben een constitutie en de meesten hebben een grondwet.

Grondwet is een document waarin de meest belangrijke regels over de staatsorganisatie en de
verhouding tussen staat en burgers zijn neergelegd.


1

,VK heeft geen geschreven grondwet. Britse constitutionele regels neergelegd in wetgeving,
gewoonte en rechtersrecht.

Rigide grondwet: wijzigingen van grondwet zijn aan specifieke waarborgen onderworpen en is dus
veel moeilijker dan het wijzigen van gewone wetgeving.

Flexibele constitutie: juridisch relatief eenvoudig te veranderen.

Kan formeel en materieel rigide zijn.

Veranderingen door toetsing constitutionele rechter  formeel rigide.

Staatsrecht bestaat voornamelijk uit geschreven regels, maar ook een klein deel uit ongeschreven
recht  bijvoorbeeld vertrouwensbeginsel. Een andere ongeschreven regel is dat 2 e kamer niet 2
keer om dezelfde kwestie wordt ontbonden, 2 e keer telt meerderheid.

Dan zijn er nog conventies, dit zijn informele regels die het gedrag reguleren van de instituties
( vooral regering, 1e- en 2e-kamer.) wel ongeschreven, maar nog geen ongeschreven staatrecht.

Grootste fractie wordt voortouw gegund bij de formatie  geen ongeschreven staatsrecht, maar
slechts de praktijk, omdat de actoren die regel van het staatsrecht niet als rechtsplicht zien. Hier kan
dus van worden afgeweken als dat nodig is of beter is.

Federatie  deelstaten alsnog ondergeschikt aan centrale wetgever.
confederatie  meer zelfstandige staten die samen een grote staat vormen.

H. 4

Democratie staat niet expliciet in de grondwet.

Amerika wordt bijna elk orgaan democratisch verkozen, in Zwitserland en Italië regelmatig referenda.

Democratie kan ook een materiële rechtsstatelijke invulling krijgen als wordt verwezen naar
bijvoorbeeld: gelijkheid van de burger, bescherming van zijn rechtspositie.

Er bestaan grote verschillen tussen indirecte democratieën. In Nederland slechts enkele organen
door kiezer gekozen. In Amerika wordt bijna alles gekozen, van president tot de sheriff.

Er zijn verplichte referenda, bijvoorbeeld in Zwitserland, als zij zich wil aansluiten bij een
internationale organisatie. Meestal is er sprake van facultatieve (optionele) referenda.

In Nederland geen bindende referenda  art. 81 GW stelt dat vaststelling wetten door regering en
Staten-Generaal gezamenlijk gebeurd en dus niet door het volk.

EU  geen mogelijkheid tot referendum

EU alleen Europees Parlement om 5 jaar rechtstreeks verkozen.

In Nederland is raadgevend referendum niet mogelijk. Burgerinitiatief wel mogelijk  burgers
kunnen iets op planning van 2e kamer zetten.

Formele democratieopvatting  regelmatige verkiezingen, open democratisch stelsel waarin vele
politieke partijen en opvattingen kunnen bloeien en primair aan democratische proces overgelaten
om totalitaire en ondemocratische groepen te weren.

Daartegenover staat dat democratisch systeem zichzelf actief moet verdedigen tegen
ondemocratische groepen  materiële democratieopvatting.

2

,Democratie vaak gepaard met rechtsstaat. Democratie is dan gebonden aan grenzen van de
rechtstaat. Ook democratisch verkozen organen gehouden aan bijvoorbeeld de mensenrechten.
Grondwet  geen doodstraf, dan kan er op democratische weg ook niet voor worden gezorgd dat de
doodstraf wordt ingevoerd.

3 belangrijke waarden

- Effectiviteit van de staat
- Democratie
- Rechtsbescherming

Frankrijk: president altijd absolute meerderheid van de stemmen.

In Amerika kan het gebeuren dat de gekozen president minder stemmen heeft dan zijn tegenstander
(Trump vs Clinton).

Hoogte van kiesdrempel bepaalt hoeveelheid kleine partijen die zetels krijgen.

Nederland : evenredigheidsstelsel

USA en VK: meerderheidsstelsel.

Grote volatiliteit: kiezers switchen sneller en gemakkelijker tussen partijen als hen iets niet aanstaat.

Nummer 35:

Belangrijkste instellingen EU: Europees Parlement, Europese Raad, de Raad, de Commissie, het hof
van justitie, de Europese centrale bank en de rekenkamer.

Europese centrale bank: alleenrecht uitbrengen euro en als taak prijsstabiliteit.

Rekenkamer verricht de controle van rekeningen.

Parlementair en presidentieel stelsel zijn regeringsvormen. Voornaamste verschil is invloed die het
parlement heeft op de samenstelling van de regering.

Presidentiële stelsels worden gekenmerkt door striktere scheiding wetgevende en uitvoerende
macht. Omdat ministers worden benoemd en ontslagen door president i.p.v. door parlement.

De vertrouwensregel vormt de kern van het parlementaire stelsel.

H. 10.

Overheid bestaat uit veelheid van organen, diensten en instellingen om alle taken naar behoren uit
te kunnen voeren.

Centrale overheid in de regel: wetgevend, bestuurlijk en rechterlijk.

Amvb’s voornamelijk uitgevaardigd in geval van nood ( als deze bevoegdheid niet is gedelegeerd ).

Onder besturen wordt in ieder geval het uitvoeren van wet- en regelgeving verstaan. (zowel
nationaal als internationaal). En houden van toezicht op naleving van die wetten en handhavend
optreden als dat niet gebeurd. En ten slotte het ontwikkelen van beleid.




3

, Aantal organen met vooral adviserende en controlerende taken:

- De algemene rekenkamer
- De nationale ombudsman
- De raad van state

Geschiedenis Nederland:

1579: Republiek der verenigde Nederlanden

- Staten – generaal
- Belangrijkste orgaan provincie: Staten  provinciaal betuur
- Raad van State  dagelijks bestuur (niet zoals nu adviescollege)

1798: Bataafse republiek:

Door revolutionaire tijdperk eind

- Vestigde de eenheidsstaat
- Raadpensionaris  uitvoerende macht
- 2 kamers

1813: Ontstaan koninkrijk:

- 1814 grondwet voor verenigde Nederlanden
- Tweekamerstelsel
- Openbaarheid vergaderingen 2e kamer
- Drukpersvrijheid en petitierecht uitdrukkelijk gewaarborgd
- 1815: wetgevende macht  koning en Staten-Generaal gezamenlijk.
- Wetgever mag alleen doen waar hij bevoegdheid voor heeft.

Tweekamerstelsel stamt niet uit grondwet 1814, maar uit grondwet 1815, toen deze moest worden
aangepast omdat België toetrad tot de Nederlandse rechtsorde.

Vanaf 1848 leden eerste kamer gekozen door provinciale staten.

Eerste kamer doorgaans geen beroepspolitici, dus als gevolg dat ze een zekere afstand , enigszins los
van de ‘waan van de dag’ en partijpolitieke belangen, wetsvoorstellen op hun merites kunnen
beoordelen.

Novelleprocedure  1e kamer dreigt met meerderheid te verwerpen  zodat regering ontwerp
alsnog aanpast.

Nederlandse staatscommissie in 2017 ingevoerd  herbeziening op Nederlandse stelsel.

Veel kritiek op 1e kamer  bemoeit zich te veel met wetsvoorstellen, vandaar staatscommissie.

Eenheidsstaat  1e kamer representeert hele bevolking

Federale staat  hogere huis representeert deelstaten.

In sommige gevallen  verenigde vergadering (1e en 2e kamer vergaderen samen) bekendste
voorbeeld is troonrede. Wordt ook gedaan bij bijzondere wetsvoorstellen.

Er zijn 20 kieskringen  elke partij moet kiezen wat voor kandidatenlijst zij gebruiken in elke
kieskring en of zij überhaupt deelnemen in die kieskring.


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gekkevogel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96
  • (1)
  Add to cart