Vermogen: het geheel van op geld waardeerbare – althans in de economische sfeer liggende –
rechten en verplichtingen die iemand heeft, dus het geheel van zijn activa en passiva. Actiefposten
vormen bijvoorbeeld zijn eigendomsrechten, maar ook al zijn vorderingen. Het tegenovergestelde
van een vordering is een verplichting of schuld. Ook zijn schulden behoren tot zijn vermogen,
bijvoorbeeld een hypothecaire lening of leverantie van energie. Alle schulden vormen passiefposten.
Het objectieve recht is het geldende recht. Hierin betekent het vermogensrecht: alle regels met
betrekking tot de subjectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen vormen.
Een subjectief recht is een aan iemand toekomende bevoegdheid. Hier betekent vermogensrecht een
aan een bepaalde persoon toekomend recht dat deel uitmaakt van zijn vermogen, bijvoorbeeld een
eigendomsrecht of een vorderingsrecht.
De subjectieve vermogensrechten vallen te onderscheiden in rechten met betrekking tot goederen
en rechten met betrekking tot personen. Op dit verschil bouwt de onderscheiding van het objectieve
vermogensrecht in ‘goederenrecht’ en ‘verbintenissenrecht’ voort.
Goederenrecht: dat deel van objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op rechtsverhouding
tussen persoon en goed (bijv. huis / auto / computer). Aan wie behoort een goed toe en wie mag
erover beschikken?
Verbintenissenrecht: dat deel van objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op
rechtsverhouding tussen een persoon en een andere persoon. (overeenkomst / schadevergoeding)
Goederenrecht in beginsel rechten die je tegenover eenieder hebt absolute rechten.
Verbintenissenrecht rechten in beginsel slechts tegenover een of meerdere personen relatief
recht.
Eigenaar degene die recht heeft op goed
bezitter degene die er feitelijke zeggenschap over heeft.
De eigenaar heeft het vrije genot over zijn zaak kan anderen ervan uitsluiten. Ook heeft hij als
enige het recht om over de zaak te beschikken, hij kan dus als enige een ander eigenaar maken. Het
beschikkingsrecht kan wel worden overgedragen aan een ander, bijvoorbeeld aan een makelaar bij
de verkoop van een huis.
1
,5:1 lid 2 BW het genots- en beschikkingsrecht van de eigenaar is niet onbeperkt. Mag altijd ‘mits
dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van
ongeschreven recht gegronde beperkingen in acht worden genomen.’
Als ook anderen gebruik mogen maken van de zaak, dan beperkt dat ook het vrije gebruik van de
eigenaar, het gaat hier meestal om gebruiksrechten met betrekking tot de zaak. Ook kunnen de
rechten worden beperkt door de wet (woonruimte vorderen) of door ongeschreven regels
bijvoorbeeld eigendomsbevoegdheden op zodanige manier uitoefenen dat tegenover zijn belang een
onevenredig grote schade bij een ander staat (betamelijkheidsregel).
3:13 BW misbruik bevoegdheid. De eigenaar moet een zekere (over)last dulden van
omwonenden, als het te ver gaat, dan is er sprake van een onrechtmatige hinder.
Het eigendomsrecht is een absoluut recht, anderen die onrechtmatig van jouw zaak gebruik maken,
mag je dus wegsturen.
De eigenaar heeft ook het recht om zijn zaak van eenieder die haar zonder recht houdt, op te eisen
(revindicatie of zaaksgevolg).
Ook mag de eigenaar zijn zaak opeisen als deze zich onder een failliet bevindt.
Het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht op een zaak. Het recht van een
schuldeiser uit een verbintenis is een relatief subjectief vermogensrecht.
Het objectieve recht verschaft aan de eigenaar het subjectieve recht – de bevoegdheid – om over de
aan hem toebehorende zaak te beschikken en daarvan met uitsluiting van anderen gebruik te maken.
(objectieve recht is het geldende recht).
Zowel het recht van de eigenaar als dat van de schuldeiser zijn vermogensrechten, dit zijn kort
gezegd op geld waardeerbare rechten, althans rechten die in de economische sfeer liggen.
Bij een vorderingsrecht heeft de schuldenaar recht op een door de schuldenaar te verrichten
prestatie. Object is hier altijd de prestatie. De eigenaar heeft een zaak als object.
Eigendom is dus een absoluut subjectief recht, het is een vermogensrecht en het heeft een zaak tot
object een subjectief recht dat deze 3 kenmerken vertoont, heet ‘zakelijk recht’.
3:1 BW goederen zijn alle zaken en vermogensrechten (eigendomsrecht of vordering uit
verbintenis bijvoorbeeld).
Een zaak kun je in eigendom hebben, een goed ‘behoort toe aan’. En in plaats van eigenaar van een
goed, spreken we over de rechthebbende van een goed. De rechthebbende van een goed heeft ook
een absoluut recht op dat goed. Niet alleen een zaak, maar ook het vorderingsrecht is een goed in de
zin van 3:1 BW.
Eigendom is niet het enige zakelijke recht. Andere zakelijke rechten zijn te vinden in boek 5. Denk aan
erfpacht dit is echter een beperkt recht: 3:8 BW omschrijft een beperkt recht als een recht dat is
afgeleid uit een meer omvattend recht (hier eigendom 5:1 lid 1 BW)
2
,Een beperkt recht hoeft niet altijd ook een zakelijk recht te zijn. De rechthebbende op een goed dat
geen zaak is, kan eveneens van zijn absolute vermogensrecht op het goed een beperkt recht
afsplitsen. Een aantal zijn in boek 3 te vinden.
Art. 3:201 omschrijft het beperkte recht van vruchtgebruik als het recht om goederen die aan een
ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Ook wanneer gericht op ander
goed dan een zaak, toch een absoluut werkend vermogensrecht.
Pand en hypotheek. (art. 3:228) in beginsel zijn alle goederen vatbaar voor de vestiging van een recht
van pand hetzij van hypotheek. Dit zijn beperkte rechten. Pand- of hypotheekhouder heeft recht op
uitbetaling voor andere schuldeisers. Hypotheek wanneer sprake is van registergoed, bij ander goed
is er sprake van pand.
Beperkte rechten die zijn afgeleid uit absolute vermogensrechten op goederen, kennen op hun beurt
weer absolute werking. Splitst eigenaar uit zijn recht een van de in de wet genoemde zakelijke
rechten af, dan neemt het aldus ontstane beperkte recht op de zaak verglijkbare eigenschappen mee
als het eigendomsrecht waaruit het is afgeleid.
Zaaksgevolg: het beperkte recht volgt het goed.
Bij beperkte rechten gaat het oudere voor het jongere (prioriteitsbeginsel). De rechthebbende kan
op hetzelfde goed meerdere beperkte rechten vestigen.
Absolute rechten hebben rechtstreeks invloed op de positie van derden. Om deze reden staat het
partijen niet vrij om absolute rechten in het leven te roepen, die niet in de wet zijn genoemd. Voor
beperkte rechten op een goed – zakelijk of niet – is dit uitgedrukt in 3:81 BW. Op grond van deze
bepaling kan degene aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt slechts de in de wet
genoemde beperkte rechten vestigen. (dus er is sprake van een gesloten systeem van beperkte
rechten).
Op goederen rusten absolute rechten en ook een beperkt recht dat op een goed rust, kent een
absoluut karakter.
Er zijn ook absolute vermogensrechten die niet op goederen rusten, denk aan auteursrechten. Het
absolute recht hierop heet ‘rechten op immateriële goederen’ (maar het zijn geen goederen!).
H13 verbintenis en verbintenissenrecht.
Een verbintenis is het recht van de een op een prestatie waartoe de ander verplicht is. Een tweede
kenmerk van een verbintenis is dat zij vermogensrechtelijk van aard is.
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke verhouding tussen 2 partijen krachtens welke de een
(schuldeiser / crediteur) is gerechtigd tot een gedraging (prestatie) die de ander
(schuldenaar/debiteur) verplicht is ten opzichte van hem te verrichten.
De kern van een verbintenis bestaat uit een vorderingsrecht aan de actieve zijde en een schuld aan
de passieve zijde. Voor de rechter kan de prestatie worden gevorderd (rechtsvordering), of als dat
niet meer nodig is, wellicht een schadevergoeding of ontbinding. Het feit dat de schuldenaar een
dergelijke behandeling door zijn schuldeiser laat gevallen, heet aansprakelijkheid.
Als er niet goedschiks aan de verplichting wordt gedaan, kan de schuldeiser het vonnis executeren.
De daartegenover staande verplichting om dit te dulden heet uitwinbaarheid.
Een vorderingsrecht is een relatief recht.
3
, Iemand is draagplichtig als hij diegene is die rechtens uiteindelijk de gevolgen van de uitwinning in
zijn vermogen behoort te voelen. Wie als debiteur aansprakelijk is en dientengevolge ook uitwinbaar
is, is meestal ook draagplichtig.
Het verbintenissenrecht (objectieve recht dat verbintenissen regelt) maakt deel uit van het
vermogensrecht.
Het objectieve recht kent aan een persoon een subjectief recht toe.
H1 (1.1 + 1.3) personen en familierecht.
Vanaf de geboorte is er een rechtssubject. Volgens artikel 1:2 kan een ongeboren kind echter ook al
rechten en plichten dragen. (bijv. als erfgenaam).
Kern van het familierecht wordt gevormd door het huwelijk. Het leeftijdsvereiste van 18 jaar om een
huwelijk aan te mogen gaan is een voorbeeld van materieel of een inwendig vereiste. Dit zijn
vereisten die betrekking hebben op de persoon van degeen die een huwelijk wilt aangaan. Wordt
hier niet aan voldaan, dan is er sprake van een huwelijksbeletsel, andere huwelijksbeletsels staan in
1:32 t/m 1:42 BW. Personen die bevoegd zijn tot stuiting zijn de nauw betrokkenen: bloedverwanten
in rechte lijn, broers, zussen, voogden en curatoren van een der aanstaande echtgenoten.
Schijnhuwelijk: huwelijk is er alleen op gericht om toegang te krijgen tot Nederland, ook dan zal het
huwelijk worden gestuit.
Stuiting is het zich rechtsgeldig verzetten tegen een aanstaand huwelijk, nietig verklaren is een reeds
voltrokken huwelijk dat met terugwerkende kracht wordt geacht nooit te hebben bestaan.
Ook zijn er formele, procedurele eisen waar aan moet zijn voldaan. Ten eerste gegevens uit 1:44 BW
aan ambtenaar verstrekken. Dit heeft mede tot doel om derden op de hoogte te stellen van het
aanstaande huwelijk (voor mogelijke stuiting). Vandaar dat er een wachttijd is, pas op de 14 e dag na
het bekendmaken, mag het huwelijk worden gesloten. Anderzijds mag je ook niet te lang wachten,
binnen een jaar na bekendmaking moet er zijn getrouwd.
De huwelijksvoltrekking geschiedt ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand en in
tegenwoordigheid van tenminste 2 en ten hoogste 4 getuigen op het gemeentehuis van de door
aanstaande echtgenoten aangewezen gemeente.
1:67 lid 1 ja woord, daarna akte op maken (1:67 lid 2).
Als aan formele eisen is voldaan, dan kan huwelijk tot stand komen, zelfs met huwelijksbeletselen. In
dat geval kan het huwelijk wel op verzoek van de nauw betrokkenen en het OM nietig worden
verklaard.
Het geregistreerd partnerschap was oorspronkelijk ingevoerd omdat men nog niet klaar was voor het
homo huwelijk. Vandaag de dag wordt er vaak voor GP gekozen als ze het ‘huwelijk’ op de een of
andere reden niet zien zitten.
Geregistreerd partnerschap is op bijna alle vlakken gelijk met het huwelijk, de enige verschillen zijn:
- GP komt tot stand zonder formele verklaring uit 1:67. GP ontstaat dus door opmaken akte
van registratie met daarop beide handtekeningen van partners. (1:63 wel gewoon van
toepassing)
- Art. 1:68 ziet niet op GP
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gekkevogel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.